Bladmossen.
Musci.
De meeste bladmossen hebben in het vroege voorjaar gesteelde doosjes, voorzien van een dekseltje, dat bij rijpheid eraf springt. Voor dien tijd zit er doorgaans nog een huikje (mutsje) bovenop. Als 't dekseltje is afgevallen, is bij vochtig weer de opening van 't doosje nog gesloten door een aantal tandjes, die bij droog weer omkrullen en dan de sporen laten ontsnappen. Uit de spore ontstaat eerst een klein groen draadje (voorkiem, protonema) waarop zich uit knoppen de eigenlijke mosstengeltjes ontwikkelen. Deze krijgen aan hun top organen, die zwermdraden voortbrengen (antheridiën) en andere die een eicel bevatten (archegoniën). De bevruchte eicel ontwikkelt zich tot het gesteelde sporendoosje. Het ‘Engelsch Mos’ uit de bloemenmandjes behoort tot de Wolfsklauwfamilie; zie blz.171.
De bladmossen zijn buitengewoon belangrijk voor het vochtig houden van den bodem, voor de veenvorming en voor het verschaffen van een kiembodem aan zaden. Eenige algemeene bladmossen zijn:
1. | Het Veenmos, Sphagnum (verschillende soorten), de voornaamste hoogveenvormer. |
2. | Het Boompjesmos, Climacium dendroides, zeer veel in bosschen en op open zandgrond, groeit in den vorm van een boompje en heeft niet dikwijls sporendragers. |
3. | Het Sterrenmos, Mnium undulatum, zeer veel in bosschen, heeft meestal 2-12 gesteelde sporendoosjes aan den top van een stengel. |
4. | Het Dakmos, Barbula muralis op muren en dakpannen. |
5. | Hoorntandmos, Ceratodon purpureüs, bijna overal. |
6. | Het Haarmos, Polytrichum commune. Algemeen in bosschen en op vochtige plaatsen, mooi donkergroen. |
7. | Krulmos, Funaria hygrometrica. De stengel krult en ontkrult zich bij veranderingen van vochtigheidstoestand. Vrij veel op vochtigen grond. |
8. | Het Witte Boschmos, Leucobryum vulgare, vormt halfbolvormige, grijsgroene kussens op den boschbodem. |
9. | Gaffeltand, Dicranum scoparium. Vormt donkergroene kussens op den boschbodem. |
10. | Slaapmos, Hypnum, bedekt den bodem in dennenbosschen. |
11. | Thujamos, Thuidium, zeer fijn, veel in bosschen, heeft haast nooit sporendoosjes. |