Al de kinderliederen(1861)–Jan Pieter Heije– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 98] [p. 98] Winter. Och winter, barre winter, Wat zijt ge bitter koud! Ik woû, ik had een' gulden, Dan kocht ik turf en hout. Een vuurtje zou ik bouwen Als onze plaat zoo groot, En 'k vroeg mijne arme buurtjes Op koffij en op brood. Wat zouden ze dan smullen In 't hoekje van den haard! Voor mij wierd zachts een plaatsje En ook wat brood bewaard: Och had ik maar een' gulden.... Maar toen ik Moeder vroeg, Toen zeî ze: ‘Kind! we hebben Pas voor ons zelv' genoeg.’ Hoor, Jongens! als ik groot ben, Dan zult ge 'reis wat zien: Een' cent wil ik bewaren Van wat ik daags verdien; Dan heb ik een' driegulden Met Nieuwejaar bespaard, En 'k vraag mijne arme buurtjes In 't hoekje van mijn' haard. Vorige Volgende