Al de kinderliederen(1861)–Jan Pieter Heije– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 97] [p. 97] Nieuwe klompjes. Mijn Kees-oom is een timmerman, Daar is geen knapper op de werf; Hij maakt in huis en op het erf Al wat-je zien of denken kan; Zijn hand is ruw, en grof zijn stem, Maar 'k ben daarom niet bang voor hem. Hij kneep me lestmaal in mijn oor En zeî: ‘Nu, als ge vlijtig leert, ‘Uw' Vader en uw Moeder eert, Dan krijgt ge er wat op Kerstijd voor!’ En tintelde ook mijn oor er van, Toch keek ik Kees-oom vriendlijk ân. En denk 'reis wat hij heeft gebragt?.... Een nieuw paar klompjes, puik en net, Met zilvren neusjes afgezet, Gevoerd met witte schapenvacht.... En binnen in daar lag een brief, Waar op stond: ‘Voor mijn Neefje-lief!’ En Moeder zeî me, met een' lach: Nu ziet ge maar, mijn beste maat! Hoe of het zoete kindren gaat; 'k Hoop, dat je nu zoo blijven mag!’ En 'k gaf mijn Moeder-lief een' zoen En zeî: dat ik mijn best zou doen! Vorige Volgende