Al de kinderliederen(1861)–Jan Pieter Heije– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 76] [p. 76] Verwelkte rozen. Moeder, wat bloeijen de roosjes toch kort! Gistren, u weet het, hoe mooi dat ze stonden, 'k Had ze nog pas aan de stokjes gebonden, - Nu zijn de meeste verlept en verdord; Kijk, hoe de wind nu haar blaadjes doet zweven, Niets dan de bottels is overgebleven.... Moeder! ik vond, dat het aardiger waar', Dat ze maar bloeiden tot laat in het jaar! - Liefje! 't heeft alles zijn beurt en zijn' dag. Hoe zou er zaad in de botteltjes groeijen, Zoo al die roosjes niets deden dan bloeijen? 'k Wed, dat men spoedig geen een er meer zag! 't Is met de kindertjes net als de rozen: Denk, als het spelen uw koontjes doet blozen, ‘Altijd te spelen, dat geeft geen profijt; Spelen en werken, 't heeft ieder zijn' tijd!’ - Vorige Volgende