Al de kinderliederen(1861)–Jan Pieter Heije– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 75] [p. 75] 't Verflenste bloempje. Arm bloemetje! hoe staat ge zoo verdord, Uw blaadjes rimplen aan den steel; Wat zijn ze flets, wat zijn ze geel! Zeg, bloemken! is 't aan water, dat het schort? Ei! wacht, dat ik u handig eens begiet.... Dat doet-je goed, hê, bloemken! doet het niet? - Och, aardig kind! wat zijt ge lief en goed! 'k Word frisscher weêr bij iedren drop, En al mijn blaadjes luiken op: Och, 't is zoo naar, als men verwelken moet, Terwijl een weinig water uit de bron, Zoo 't iemand geven woû, ons helpen kon. En 't doet u zelv' plêzier, zeg! doet het niet? Gij voelt uw hartje blijder slaan Nu dat ge mij hebt welgedaan: Och! denk om mij, als ge eens een' Arme ziet: Ligt helpt den stumpert uit zijn' diepen nood Één teugje water en één bete brood. - Vorige Volgende