Al de kinderliederen(1861)–Jan Pieter Heije– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 37] [p. 37] Van glas. Wanneer het maar voor 't geven was, Dan gaf ik ieder kind, Dat graag wou zijn bemind, Een hartje van het fijnste glas; Van glas.... van glas? Ja wel van glas! ‘'t Is zaak dat ik er goed op pass'!’ Dacht ieder dan (hoe klein!) ‘Want, houd ik het niet rein, Dan ziet men gaauw een smet op 't glas; Op 't glas.... op 't glas? Ja wel op 't glas!’ En - heeft het eerst een barst of kras Zij gaan er nooit weêr uit En 't geeft een valsch geluid Wanneer er iemand tikt aan 't glas; Aan 't glas.... aan 't glas! Ja wel aan 't glas! Och! dat het maar voor 't geven was.... Doch zie! 't is even goed Wanneer ge, o kindren! doet, Alsòf uw hartje waar' van glas; Van glas.... van glas? Ja wel van glas! Vorige Volgende