Den hof en boomgaerd der poësien
(1969)–Lucas de Heere– Auteursrechtelijk beschermdGa naar margenoot+Epistelen oft zendbrieven | |
LVIaant. An een excellente gheleerde dochtere,
| |
[pagina 61]
| |
En soo de Griecken, met andre (naer mijn onthauwen)Ga naar voetnoot3
Heur ooren opstaken, (alzoomen magh anschauwen)Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Op heur vrome en constighe vrauwen autentijcke,Ga naar voetnoot5
Alzoo achten wi vlaemsche, ons vereerbaert en rijckeGa naar voetnoot6
Met, oft deur u, die verre alle andre passeertGa naar voetnoot7
Niet alleen' in gauen uutwendigh oft publijcke:Ga naar voetnoot8
Maer in tguent, dat aldermeest moet sijn gh'estimeertGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Dats wijsheit en gheleertheit, die in u soo floreertGa naar voetnoot10
Dat ghi (inde plaetse dat ander dochters ghemeeneGa naar voetnoot11
Met haer toyen oft pareren, sijn gh'occupeert)Ga naar voetnoot12
V altijt besigh maect, in tstuderen alleene.Ga naar voetnoot13
Dits u solaes ende recreatie reene:Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Dits v moymaken, vercieringhe ende blanket.Ga naar voetnoot15
Wel slachtende de Musae (zijt ghi anders gheene)Ga naar voetnoot16
Emmers noyt yemant dan ghi en gheleeck haer bet.
Want dat eenderley is, u nature ende opzet,Ga naar voetnoot18
Heeft mi eenen droom vertooght ende gh'openbaert:Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Mi docht' dat ic u zagh (als een Palladis let)Ga naar voetnoot20aant.
Ga naar margenoot+By heur neghen dochterkens ende Nymphen vergaertaant.
Op Parnassus bergh, ande fonteinen vermaert
Castalia en Hippocrena oft daer ontrent,aant.
Al waer ghi soo tooghdet uwen constighen aert
25[regelnummer]
Int spelen en singhen, met d'andre diligent:Ga naar voetnoot25
Soo dat Minerua openbaerlic heeft bekentGa naar voetnoot26
(Rekent hoe wel ghi moett staen in heur gratie)Ga naar voetnoot27
Dat ghy waerdigh waert, deur u gauen excellent,
Toeghevought te sine heurlier congregatieGa naar voetnoot29
30[regelnummer]
Als de thienste Musa, dits mijn protestatie.Ga naar voetnoot30
Maer al schijnt dit uut Poëetsche fabels te rysen'.Ga naar voetnoot31
Alderwarachtighst, is sijn significatie.
| |
[pagina 62]
| |
Want bouen datmen u van eloquenti' moet prysenGa naar voetnoot33
Int latijn, het welc ghi, (ic en weet deur wat ghysen)Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
In twee iaren hebt gheleert, so sidi gheresen
Noch inden hooghsten graet, vanden hemelschen wysenGa naar voetnoot35-36
V seere besigh makende, in Gods woord te lesen',
Niet uut curieusheit, oft om tsine ghepresen:Ga naar voetnoot38
Maer uut rechte affectie, tot God en sijn leere:Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Navolghende het goet exemple in alle desenGa naar voetnoot40
Van vele ander diuersche maeghden in den HeereGa naar voetnoot41
Als Marcella en Paula, u ghelijcformigh zeere.aant.
Ooc en wildy uwen talent niet employierenGa naar voetnoot43
Alleene t'uwen behouue, maer ooc ten vermeere,Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Van uwen euen naesten in alder manieren.
T'oorconden van desen: magh ic wel allegierenGa naar voetnoot46
Vwe translatien niet uut fabuleuse gesten,Ga naar voetnoot47
Maer uut zulcke autheurs die de kercke vercierenGa naar voetnoot48
Ga naar margenoot+Daer van een is, den gheleerdsten van ons ghewesten
50[regelnummer]
Dats Erasmus, wiens leeringh' en hooghe questenGa naar voetnoot50aant.
(Daer goede clercken heur an vervreesen te commen)Ga naar voetnoot51
Ghy ouerstelt in duutsch, voor die niet, of ten bestenGa naar voetnoot52
Latijn en connen, siet alzulcke sijn u waerommen.Ga naar voetnoot53
Op dat u blomme zou voortbringhen ander blommen:
55[regelnummer]
Op dat ghi u licht zoudt laten lichten en sien
Voor de meynschen die u dies sullen zaligh nommen
Prisende ons hemels Vader, den autheur van dien:Ga naar voetnoot57aant.
Maer op dat dit te meer soude moghen gheschien,
Laett de raschte clergesse, d'edel Druckerye,Ga naar voetnoot59aant.
60[regelnummer]
Dese u wercken vermenighen voor alle lie'n,Ga naar voetnoot60aant.
Si zals wel vele copiëren in curten tye.Ga naar voetnoot61
Dit ben ic u biddende in dees mijn Poësye:
| |
[pagina 63]
| |
Magh mijn bede u toch wesen eenighsins became,Ga naar voetnoot63
Waermede ic my ghewilligh vertooghe en belye,Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
Om te verbreeden uwen lof, en schoonen name.Ga naar voetnoot65
Anders ic mi van mijnder vermetentheit schame,Ga naar voetnoot66
Dat ic mijn Musa (die seer verdient veracht)Ga naar voetnoot67
Voor u darf ontdecken, al en waert ooc gheen blame.Ga naar voetnoot68Ga naar voetnoot67-68
Maer ic hope ghy de goedertieren moeder slachtGa naar voetnoot69
70[regelnummer]
Die skints ghewilligheit aensiet, en niet sijn macht,Ga naar voetnoot70
En dat ghy alsoo sult mijn ionst' in danck' ontfaenGa naar voetnoot71
Al oft beter en wel van my ware ghedaen.Ga naar voetnoot72
| |
LVIIaant. An een schoon dochter van Audenaerde, de welcke begheerde vanden Autheur ghecontrefaict te zyne.1[regelnummer]
Ga naar margenoot+Ghelijck de zonne claerder blijnckt dan alle lichten
Alzoo zidi in schoonhede te bouen gaende
Alle wtnemende vrauwelicke ghezichten.Ga naar voetnoot3
Dus waer' ic Paris ghemaect, ghi zoudt zijn ontfaendeaant.
5[regelnummer]
Den Appel, als d'alder schoonste in mijn herte staende:
Minen voys gheu'ick u, ô nieu Venus verheuen.Ga naar voetnoot6
Om u te prysen, my u amoureusheit vermaendeGa naar voetnoot7
Ist dat anders uwen lof magh zijn beschreuen:Ga naar voetnoot8
Maer hoe zoud' ic u verdiende eere connen gheuen?
10[regelnummer]
Ende u schoonheit met mijnder pennen figureren?Ga naar voetnoot10
Als u gratien (emmers die ick heb' beseuen)Ga naar voetnoot11
Elc om te schoonst voort doen, en bragghéren?Ga naar voetnoot12
Ogh wie zoud' hem in u schoon aenschijn contemplerenGa naar voetnoot13
Zonder zeer ghetemteert te zine om u t'omuamenGa naar voetnoot14
15[regelnummer]
Op minnaersche ghise? want ick moet confesserenGa naar voetnoot15
| |
[pagina 64]
| |
Veel meer dan amoureux, machmen u wesen namen.Ga naar voetnoot16
V oogskins in claerheit de schoon sterren beschamen:
De caecskins en tmondekin (twelc tot cussen verwect)Ga naar voetnoot18
Sijn wel zoo vulmaect, zo de rest' is na tbetamen.Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
In somma, ghy sijt eenen exemplaer correctGa naar voetnoot20
Om naer te schilderen een vrauwen beeld perfect,Ga naar voetnoot20-21
D'welck my dicmaels in droom oft visioen gheschiet
Daer mi dinct (twelc tot noch meerder quellinge strect)Ga naar voetnoot23
Dat ick erghens met u int groene, oft in het rietGa naar voetnoot24
25[regelnummer]
Bancketere en triumphere zonder verdriet,Ga naar voetnoot25
Ende in u armkins ligghe, bedriuende eenpaerGa naar voetnoot26
Menigh amoureus trecxken, ick en zegghe nietGa naar voetnoot27
VVat my meer droomende ghebeurd, dat lat'ic daer.Ga naar voetnoot28
Ga naar margenoot+Wegh penn' end' inct ghi comt de matery' te naer,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Om doen amoureusheit waer ick nu bet ghewentGa naar voetnoot30
Dan om meer daer af te schriuen zeggh' ic voorwaer.
Maer nu my ghebeurd is dees quellingh' en torment,Ga naar voetnoot32
Als ick noch ben van u verscheeden en absentGa naar voetnoot33
Wat meendy, wel beminde, wat my zou ghebeuren
35[regelnummer]
Als ick (om u te contrefaicten excellent)
Vwen persoon zoude hooren ghenaken, en speuren:Ga naar voetnoot36
Nochtans en sal ict niet laten, om al het bekeuren:Ga naar voetnoot37
Maer doen u beghaerte, die met de mine is eene:Ga naar voetnoot38
Want alle mijn vermoghen mak' ic u ghemeene.Ga naar voetnoot39aant.
| |
LVIIIaant. Een Constenaer tot een rijcke Dochter.1[regelnummer]
Al dat een magh weinschen die hy bemint meerstGa naar voetnoot1
Dat verleen' u God, lief, zonder cesseren:Ga naar voetnoot2
Die u wille maken, zo wel ghezint eerst,
| |
[pagina 65]
| |
Dat ghy dit mijn briefken meught accepteren,Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
En om dat t'ouerlesen meught verneren,Ga naar voetnoot5
Zonder u om sijn fauten te verstooren.Ga naar voetnoot6
Ten sy dat ghy hem wilt fauoriserenGa naar voetnoot7
Zo moet ick wel een zeer stuer andwoorde hooren.Ga naar voetnoot8
Tusschen hope en duchten leggh' ict u voorenGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Daer my de liefde toe bedwonghen heeft:
En ghebruuct ieghens heur niet uwen thooren,Ga naar voetnoot11
Naer dien ghy met elcken zachtmoedigh leeft.Ga naar voetnoot12
Is zi t'onbeschaemt? dat heur blendheit toegheeft:Ga naar voetnoot13
VVant liefde is ghemeen'lic (zoo men fingiert)Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Vierigh, kindsch, en blend, ia onghemaniert.Ga naar voetnoot15
Ga naar margenoot+VVildy vraghen waerom ick zoo staut benGa naar voetnoot16
Dat ick cleyn wormken naer u darf steken?Ga naar voetnoot17
V discretie (waer op ick ghebaut ben)Ga naar voetnoot18
Zal my excuseren van die ghebreken:
20[regelnummer]
Aenmerckende hoe dickmaels datt is gheblekenGa naar voetnoot20
Dat een dochter rijcke oft hooghe van stateGa naar voetnoot21
Traude eenen Ionghman, niet waerd by heur gheleken,Ga naar voetnoot22
En dat nochtans met God, en t'haerder bateGa naar voetnoot23
Oock met alder eeren: want in dier mateGa naar voetnoot24
25[regelnummer]
Men zulc een dochter niet verwiten en can
Dat zi heur vercoopt, welcke zede ich hate,
Ghelijc die tgoed trauwen, en niet den man:Ga naar voetnoot27
Maer men moet haer dees eere naerzegghen dan,Ga naar voetnoot28
Dat zi uut liefden heur lief trauwende is.Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Zulck eenen band eerlick en vast hauwende is.Ga naar voetnoot30
| |
[pagina 66]
| |
T'is waer ick b'hoor te beghaeren gratie,Ga naar voetnoot31
Voor die mijn onwaerde, en u waerdde anziet:Ga naar voetnoot32
En dat doe ick ghaerne talder spatie:Ga naar voetnoot33
Nochtans alGa naar voetnoot+ hebb'ic Croesus rijcdom nietaant.
35[regelnummer]
Ic hebbe, (dat darf ic wel zegghen) yet
Te weten scienty', hoogh'lic te prysen,Ga naar voetnoot36
Daer rijckdom navolght, die eere gheschiet:Ga naar voetnoot37
Makende my edel, maghmen bewysen.Ga naar voetnoot38
Vande reste (eyst dat daer af questen rysen)
40[regelnummer]
Mak' ic u iuge, ô schoonheit alder vrauwen,Ga naar voetnoot39-40a
Wiens goed' ooghen (naer alder minnaers ghysen)Ga naar voetnoot41
Alle dingh med faueure zullen aenschauwen:Ga naar voetnoot42
Ga naar margenoot+Zoo dat u niet en faelt in zulcker vauwenGa naar voetnoot43
VVant daer liefde is, is vulmaectheit veel eer,
45[regelnummer]
Als ghijt al meucht hebben, wat weinscht ghi meer?
Ghy vreest, dinck ic, het spotten vanden lien oocGa naar voetnoot46
Naemt ghy my, die zeere wel zoudt gherakenGa naar voetnoot47
Aen een rijc Eelman, tmocht wel gheschien ooc:
Maer maerct eens (bid ic u) voor alle zakenGa naar voetnoot49
50[regelnummer]
VVatt nu zijn daer zi edelmans af maken,Ga naar voetnoot50aant.
Ende ghy, die zijt recht edel van zede,Ga naar voetnoot51
Sult u vreesen, heuren cant te ghenaken,Ga naar voetnoot52
Lieuer verzekert te zine van in vredeGa naar voetnoot53
Met mi te leuen, (zoo de wyse oynt dede)Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Dan om weynigh ghoeds te stane in dangierGa naar voetnoot55
Van een eeuwighe onruste t'hebben mede:
Twelck te schuwen is, als een helsche vier,
En dat zoude u certeyn ghebeuren hierGa naar voetnoot58
| |
[pagina 67]
| |
Naemt ghy yemand contrary' uwen zin goedGa naar voetnoot59
60[regelnummer]
Die alsoo ghoed behuud, gheen ghewin doed.Ga naar voetnoot60
Mijn cause is goed dat derf ick schriuen wel,Ga naar voetnoot61
Rest dat God (die alle zaken is machtigh)Ga naar voetnoot62
In u, mijn woord, zoo doe becliuen wel:Ga naar voetnoot63
Dat ick mocht u grati' wesen deelachtigh.Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
Ick heb' hem altijt ghebeden stantachtighGa naar voetnoot65
Dat hy my niet en late in liefden dwalen:
Maer die ick minne eerst met herten voordachtigh
Dat my die ghebeure: zal dan God falenGa naar voetnoot67-68aGa naar voetnoot68
Ga naar margenoot+Die elcx ghebed verhoort naer sijn verhalen?Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
Alst dan Gods will' is, en niet t'uwer schade,Ga naar voetnoot70
Laett uwen wille tot den zinen dalen:Ga naar voetnoot71
Als die hem gheel steld onder sijn ghenade.Ga naar voetnoot72
Aldus doende en sal ick gheensins te spade
Mijn hope ghestelt hebben op u deught,Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
Gheeft mi goede andwoorde want ghijt vermeught.
V dienaer, vriend, ende lief ghetrauvveGa naar voetnoot76
Zal ende vville, ia moet ick blijuen,
D'vvelck my zou brijnghen in allen rauvveGa naar voetnoot78
Mocht ick in mijn beghaerte niet beclijuen.Ga naar voetnoot79
| |
LIXaant. An zijn lief wonende in Zeeland, inde maniere van een Elegie, oft clachtighen Zendtbrief.Ga naar voetnootTitelOch dat my fortune noch zo weynigh is medeGa naar voetnoot1
Dat ick als Leander moet ouer d'water minnen!aant.
Niet vreesende der zee tempeesten, zoo hy dede:Ga naar voetnoot3
VVant zoo zeer sijn tot u gheneyght al mijn zinnen,Ga naar voetnoot4
| |
[pagina 68]
| |
5[regelnummer]
Dat zi dusdanighen vreese verre verwinnen:Ga naar voetnoot5
Maer een ander tempeest vreese ick ten desen tyden,
Dat is dat ghy zaudt, came ick t'uwent binnen,
Met quade andwoorde my wederstaen en bestryden:Ga naar voetnoot8
D'welck my (dacht' ic) zoude bringhen in alle lyden:
10[regelnummer]
VVant naer dien my tghepeyns van u grati' te deruenGa naar voetnoot10
Alree' zulcken druck anbringhd an alle syden:Ga naar voetnoot11
VVat zoude my ghebeuren, anders dan tbesteruen
Hoord' ic dat ic gheensins en mocht troost verweruen?
Ga naar margenoot+Ghy mocht vraghen, waerom dat ic vreese so seere
15[regelnummer]
Quade antwoorde t'hebben? die miin hope is verflauwendeGa naar voetnoot15
Dit ghebeurt, als ic mi tot u weerdicheit keere,Ga naar voetnoot16
En daerby mijn onwaerdde ben anschauwende.Ga naar voetnoot17
Hoe wel ic my met troost ben wat onderhauwende,Ga naar voetnoot18
Als ic dincke om v nature goet bouen schreuen,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Die niet en sau ghedooghen (ben ic betrauwende)Ga naar voetnoot20
Dat ghi mi quade andwoorde saut senden oft gheuen,
Hebbende mijn goede affectie wel beseuen,Ga naar voetnoot22
Met v fauorable ooghen, ô lief uutvercoren.Ga naar voetnoot23
Alzoo ben ic hopende en duchtende hier beneuen:Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Maer meest meshopende ghelijc de minnaers leuen,Ga naar voetnoot25
Die ghemeendelic het quaetste eerst comt te voren.Ga naar voetnoot26
Dan vrees' ic ooc te commen' in u presentieGa naar voetnoot27
Wetende dat minen brant zoude meer ontstekenGa naar voetnoot28
Deur u ieghenwoordicheit vul excellentie,
30[regelnummer]
Zoo dat mi ghebeuren sou' (dits mijn intentie)Ga naar voetnoot30
Dat (zoomen seit) an Tantalus wel is ghebleken,aant.
De welcke den dranck zagh ende bleef in ghebreken:Ga naar voetnoot32
Alsoo soudic sien uwen persoon vul gratien:Ga naar voetnoot33
| |
[pagina 69]
| |
Ende hooren u wijsheit oft bequamelic spreken,Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Experimenterende u deucht vul consolatien:Ga naar voetnoot35
Ten hende, al u cieraet, bouen estimatien:Ga naar voetnoot36
(Want tsijn hemelsche thresooren te reputeren),Ga naar voetnoot37
Maer wat souden dit anders siin dan temptatienGa naar voetnoot38
Voor diese beminde, en hem dies moeste abstineren.Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Ziet, dit is (ende ooc anders niet) dat mi belet doet
Van bi u te commene, naer mijn eerste opset goet,Ga naar voetnoot40-41
Ga naar margenoot+Anders waer ic al bi u, God si mi t'oorconden,Ga naar voetnoot42
Ia al waert dat Neptunus, AEolus met vloetaant.
End' ooc alderley tempeesten daer teghen stonden,
45[regelnummer]
Ooc al waert dat wy gheenderley schepen en vonden
My dinct, ic zwomt wel ouer in curten termyne:Ga naar voetnoot46
Soo vierigh ben ic dicmaels, deur der liefden wonden,
Inde ghepeinsen van bi v liefste te sine.Ga naar voetnoot48
Daer d'lichaem haest siin sal (opdat ic niet en schine
50[regelnummer]
Te negligent) can ic mercken vrough oft spade,Ga naar voetnoot49-50
Dat ghi dees mijn ionste sult verleenen ten fine,Ga naar voetnoot51
Een plaetseken onder het dack van uwer ghenade.
Ic bid' u dan ootmoedigh sonder aflatenGa naar voetnoot53
Dat ghi met een troostelic woord my comt ter baten.Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Tis een cleen zake voor u, en die voor my groot is,
Ia daer mijn welvaert an hanght, in alder maten.Ga naar voetnoot56
Want also langhe t'herte in swaren anstoot is,Ga naar voetnoot57
Van twijffel en verlanghen, ghelijct nu bloot is,Ga naar voetnoot58
So langhe ben ic zuchtende, treurigh en claghende,
60[regelnummer]
Tblijct wel an mijn anschijn, het welk' als de doot is,
Ende an al mijn wesen. Zoo ben ic draghendeGa naar voetnoot61
De leuerye uwer liefden, mi niet mishaghende:Ga naar voetnoot62
| |
[pagina 70]
| |
Want gheen pine ter werelt en can mi verdrieten yetGa naar voetnoot63
(Ia al warict ooc, totter doot toe becnaghende)Ga naar voetnoot64aant.
65[regelnummer]
Magh ic ten hende noch eens wat troosts ghenieten slet.
V vprecht dienaer en lief altijts bereet,Ga naar voetnoot66
D'welc ic blyuen wille: ia al waert v ooc leet.Ga naar voetnoot67
| |
Ga naar margenoot+LXaant. Elegia, oft claghenden Zendbrief, Ode - wijs.1[regelnummer]
Hoe sal ic zinghen met bedroufden gheeste?
Hoe soude ic connen ghepoëtiserenGa naar voetnoot2
Als de sinnekens (die sijn het meeste)Ga naar voetnoot3
Verstrooyt zijn (elas) ende desoleren?Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
De beuende hand, en wilt niet consenterenGa naar voetnoot5
Te schryuen, al wil ic mi dies oock moeyen,Ga naar voetnoot6
De tranen vallende zonder cesseren,Ga naar voetnoot7
Bederuen de lettren, en doense vloeyen.Ga naar voetnoot8
Maer wat mi lett, ten magh my niet vernoeyen,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Ende al sijn de sinnen vul turbatie,Ga naar voetnoot10
De liefde moet uut mijnder herten bloeyen,Ga naar voetnoot11
Al en heeft mijn schryuen nu gheen gratie.Ga naar voetnoot12
Maer ic duchte dat mijn lamentatie,Ga naar voetnoot13
En zuchtende woorden, zijn voor niet:Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Mids datmen an u lief te gheender spatieGa naar voetnoot15
Eenighe ontfermherticheit merckt oft ziet.Ga naar voetnoot16
| |
[pagina 71]
| |
Och ic en meende (al eist anders gheschiet)
Miin hope niet te vergheefs te stellen,
Op v ghenade: nemaer als een rietGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
Zidy nu omghekeert, d'welc mi doet quellen.Ga naar voetnoot20
Waerom verandert ghy (mocht' ic vertellen)Ga naar voetnoot21
V eerste goet propoost? Ic zegghe goetGa naar voetnoot22
Ga naar margenoot+Om dat ghy (al saudyer mede rellen)Ga naar voetnoot23
Gheen cause en hebt, waerom ghijs niet en doet.Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Want wat quaet (d'welcmen behoort en moet
Versmaden) weett ghi toch ö lief? zeght vry:
Niet dan dat de quade tonghen onvroetGa naar voetnoot27
Valschelic versieren, en belieghen my.Ga naar voetnoot28
Maer naer u belofte zo en zoudt ghy,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Heur gheen ghehoor oft audienti' gheuen,Ga naar voetnoot30
Voor dat ghi iet quaets an my vondt, daerby
Vraghe ic u wat quaet hebdy beseuen?Ga naar voetnoot32
Elas! alzulc een cause eyst toegheschreuen,Ga naar voetnoot33
Maer tis alleen' om minen cleenen staet:Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Want had' ic goeds ghenough om by te leuenGa naar voetnoot35
Zo hiet' ic goet, maer nu hachtmen my quaet.Ga naar voetnoot36
Nochtans dat zi verdoolt zijn in dees daetGa naar voetnoot37
En datter is weinigh oft gheen differentGa naar voetnoot38
Tusschen onser beeder goet, weet uwen raet:Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Maer sijn hoorende doof, en siende blent.Ga naar voetnoot40a
| |
[pagina 72]
| |
De beste reden diese hebben ten hent
Om my vyant te sine is dit alleene,
Begheerende dat ghi (lief excellent)Ga naar voetnoot41-43a
Meer goeds behuuwt, my achtende te cleene.Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Is dit oorzake (daer en is anders gheene,)
Om ieghens u woort, mijn viant te wesen?Ga naar voetnoot46
Ga naar margenoot+En van u ghetrauwe minnaer te scheene,Ga naar voetnoot47
De welcke zal moeten vergaen mids desen?
Want gheen medicine, en magh mi ghenesen,
50[regelnummer]
Dan u faueur, ionste, grati' oft deucht:Ga naar voetnoot50
Al ben ic van u vrienden ter doot verwesenGa naar voetnoot51
Gheeft my het leuen: want ghi sulx vermeught.
Ende verandert (ô bloeyende ieught)Ga naar voetnoot53
V bitter woorden, in troost en confoort,Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Op dat ghy het bedrouft herte verheught
Ghelijct u goe' natuere toebehoort.
Die noyt en was soo vergramt of ghestoortGa naar voetnoot57
Op u viant, dat ghi hem weynschte leed:
Hoe saut ghi connen dooden met een woort,
60[regelnummer]
My u lief en dienaer, altijt bereed?
| |
LXIaant. An M. Dominicus Lampsonius.1[regelnummer]
Zal ic voor Minerua wel dorren spreken van wijsheit?
Ende voor Mercurio willen eloquent sijn?aant.
Zal ic voor Apollo (daer elc te recht' af prijs seit)Ga naar voetnoot3
Ghebruucken miin plompheden, die sonder hent siin?Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Hoe soud' ic slecht vlamingh, also connen verblent siin,Ga naar voetnoot5
Dat ic voor Lampsonio zou poëtiseren?
Ga naar voetnoot6
| |
[pagina 73]
| |
Voor wien gheen spraken oft talen onbekent siin.
Waermede saud' ic miin vermetentheit deffenderen?Ga naar voetnoot8
Hoe soud'ic miin Musa so wel connen parerenGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Dat si hem niet en sau verstooren oft vervaren?Ga naar voetnoot10
Ga naar margenoot+Seer wel: want hi slacht (na het ghemeen estimeren)Ga naar voetnoot11
De gheleerde Atheners de welcke eertijts soo warenGa naar voetnoot11-12
Dat si niet en versmaedden het simpel verclarenGa naar voetnoot13
Van Anacharsis, al en was hi niet elegant,aant.
15[regelnummer]
Maer een Scythiaen vande naci' der Barbaren.Ga naar voetnoot15aant.
Hierop my betrauwende, nam ic penne in d'hant
Om an u te schriuen, naer mijn simpel verstantGa naar voetnoot17
Als die gherne zoude al zijn vermoghen cleeneGa naar voetnoot18
Ghebruycken, t'uwer eeren, deur der liefden bant.Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Daerom zend' ic v dit bewerpken alleene:Ga naar voetnoot20
D'welck my wel docht t'ouercommen int ghemeene,Ga naar voetnoot21
Met uwen persoon: want ghelijc dat blende kint,Ga naar voetnoot22aant.
(Van Minerua bedwonghen sijnde zeer haest te scheene)Ga naar voetnoot23aant.
Buten Palladis woonste, al d'ander Goden verwint:
25[regelnummer]
Desghelijcs men v onbevlect en zuuer vintGa naar voetnoot25
Van Cupidinis gheschut (d'welc de wise oyt keerde)Ga naar voetnoot26
Deur eerbaer exercitien van v bemint:Ga naar voetnoot27
Zoo datmen inden hemel van alle gheleerde
Deser eeuwe, u met rechten altijt hielt en eerde,
30[regelnummer]
Als Prince der Musae, met den welcken si speeldenGa naar margenoot+
Meught ghi anders Mineruam niet beter voorbeelden.Ga naar voetnoot29-31
| |
[pagina 74]
| |
LXII M. Dominicus voorseit, an Lucas d'heere.1[regelnummer]
Zal ic mijn beelden voor Appelles toonen?Ga naar margenoot+
Sal ic derren springhen daert Roscius ziet?Ga naar voetnoot2aant.
Sal ic Gauden wapen met coperen loonen?aant.
Hoewel dat gheen loon en is dat liefde riet.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Sal ic (die anders en can maken niet)Ga naar voetnoot5
Ga naar margenoot+Dan eenen Cypresboom) u mijn grofheit ontdecken?Ga naar voetnoot6
T'waer beter dat icse t'huus verborghen liet.
Zo en gaue ic gheen oorsake om met my te ghecken.Ga naar voetnoot8
Sal ic mijn onbeschaemtheit laten streckenGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Soo verre uut der schaemte, en eerlicheits schreuenGa naar voetnoot10
Dat ic mijn magher Musa sau verwecken,Ga naar voetnoot11
Ieghens u, die bouen al in alle plecken
(Deur de const des duytschen Phoebus) sijt verheuen?Ga naar voetnoot13
Maer liefde gheboodt, wie sal haer lachter gheuen?Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Al is si dwaes, en sonder schaemte oft sinnen:Ga naar voetnoot15
Die mi (teghen wille) hiertoe heeft ghedreuenGa naar voetnoot16
Mids haer hooghe macht, die doet schroemen en beuenGa naar voetnoot17
Al dat besluutt hemel, lucht, en aerde binnen.Ga naar voetnoot18
| |
LXIIIaant. An Adrianum vanden Kethulle, oud sijnde xj. iaren.1[regelnummer]
Kind in ghedaente, maer man in ghewercken:Ga naar voetnoot1
(Want ghi sijt ghetelt, met de wise clercken,Ga naar voetnoot2
Ic zwighe waerin ghi elcken passeert)Ga naar voetnoot3
Hoe sal de wijsheit noch in u verstercken,Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Als ghi alree' (soomen experimenteert)Ga naar voetnoot5
Hercules wercken doet, en triumpheertaant.
| |
[pagina 75]
| |
Met de ghelaurierde in uwe thien iaren?Ga naar voetnoot7aant.
Ende in Ciceronis conste floreert.Ga naar voetnoot8
Noyt meynschen (als ghi) zo begaeft en waren.
10[regelnummer]
Wie sagh oyt kint spelen op Phoebus snaren?Ga naar voetnoot10
Oft met de neghen Musis verkeeren?Ga naar voetnoot11
Wie zagh oyt moeder zulcke vruchten baren?
Ga naar margenoot+Wat mensche dede sijn lant meerder eeren
Dan ghi ons vlaemsche doet? dies zal ic leerenGa naar voetnoot14
15[regelnummer]
Zinghen uwen lof, op mijn simpel liere.Ga naar voetnoot15
Liefde sal mi de materi' vermeeren,Ga naar voetnoot16
Die ic met v hemelsche penne verciere.
Hemelsch' (seggh' ic) want het is de maniere,
Hemelsch t'heeten' dat noyt eenigh meinsche en dede
20[regelnummer]
Soo iongh van iaren. Dies ic niet en viere,Ga naar voetnoot20
Te segghen': dat ghi siit elcs meester mede,Ga naar voetnoot21
Int schriuen metter penne, naer u zede:
Soo d'experienti' elcken maect bekent.Ga naar voetnoot23
Want Pallas hof, is, met verwonderthede,Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Grootmakende u gratien excellent.Ga naar voetnoot25
Gh'eel Europa spreeckt van ons sté' van Ghent,Ga naar voetnoot26
Daer alsulc een bloeisel is uutgheresen:Ga naar voetnoot27
Dat voor sinen rijt van siin vruchten sendt,Ga naar voetnoot28
Vulmaect in werkingheGa naar voetnoot+, nature, en wesen.
30[regelnummer]
Tis in u dat wi van Christo lesen,Ga naar voetnoot30
Diemen tsinen twaelf iaren bevant,Ga naar voetnoot31
Onder de Doctoren, die hem seer presenGa naar voetnoot32
Van siin antwoorden, en groot verstant.aant.
Also elck deur u wijsheit abundantGa naar voetnoot34
35[regelnummer]
Verwondert is, ô wonderlicste kint:
Die (in dsté' van kermesspel) neemt in d'hantGa naar voetnoot36
| |
[pagina 76]
| |
Der gheleerder boucken, die ghi bemint.Ga naar voetnoot37
Wat salt noch werden, dat alzoo beghint?
Ic en weets voorwaer niet, maer can verstaen
40[regelnummer]
Dat God inden wil heeft, end' is ghesint
Ga naar margenoot+Van u te maken een veurbeelde zaen,Ga naar voetnoot41
Oft een meesterwerck, van dat hi heeft ghedaen,Ga naar voetnoot42
Op datmen hem in u soude altijt louen:
Want de goede gauen, commen van bouen.
| |
LXIV Een boerken van buyten, an een fraey steedsche Dochter.Ga naar voetnootTitel1[regelnummer]
Miin alderliefste end' alderzoetste minne,Ga naar voetnoot1
Ic hebb' u zoo lief, met herte ende zinne,Ga naar voetnoot2
Dat ic dagh noch nacht en can gherusten,Ga naar voetnoot3
Als ic peynse om u mammen, ic meen' bustenGa naar voetnoot4
5[regelnummer]
Om u schoon wanghen, ende waerden montGa naar voetnoot5
So spitet mi dat ic u niet terstont
Een zoen en magh gheuen te mijnder ruste:Ga naar voetnoot7
Als ic bi u ben, ic verhoe van luste,Ga naar voetnoot8
End' ic en can niet ghedueren God weett.Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Ghy hebt noch eenen vryer die hem vermeettGa naar voetnoot10
V te minnen, ende dat tot minen spite:Ga naar voetnoot11
Maer ic hebb' een langh mes, daermé ic af smiteGa naar voetnoot12
Eenen dicken tack houts, ten eersten slagheGa naar voetnoot13
Indien hijs te veel maect, tsinen meshaghe,Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Sal ic hem naer zijn vleesch hauwen crachtigh wel:Ga naar voetnoot15
Want als ic gram ben, ben ic zoo machtigh fel,Ga naar voetnoot16
Al de knechten vanden dorpe ontsien my,Ga naar voetnoot17
End' ic zaudt al om v waghen, ia ic vry.Ga naar voetnoot18
Dus bid' ic u, dat ghi my ooc wilt minnen,
| |
[pagina 77]
| |
20[regelnummer]
Ende comt dese kaeremesse t'onsent binnenGa naar voetnoot20
Teghen dan zullen wi een vet vercken slaen,Ga naar voetnoot21
Ga naar margenoot+En backen taerten, coecken en vlaen,
Ooc goet bier inlegghen, t'uwer eeren.Ga naar voetnoot23
Ic sal soo moy sijn dan, met mijn nieu cleeren,
25[regelnummer]
Te weten' ic heb' een schaerlaken bonnette,Ga naar voetnoot25
Daer ic een gente langhe vere op zette,Ga naar voetnoot26
En eenen gauden streck, met quispels mé.Ga naar voetnoot27
Ic sal een wambaeys hebben op de nieu sné,Ga naar voetnoot28
Van root Camelot gheboordt met fluweel,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Ooc een hemde met zwert ghewrocht gheheel.Ga naar voetnoot30
En mi moere, sal my thalf-vasten gheuen,Ga naar voetnoot31
Een paer gh'ackelde caussens schoon bouen schreuenGa naar voetnoot32aant.
Die ic rondsom sal vul nastelen steken.Ga naar voetnoot33
My en sullen ooc gheen moy causs'banden ghebreken
35[regelnummer]
Van schoon root lint, met maeillekens gheclanck.Ga naar voetnoot35
Sal dat niet knechts staen, op die hosen blanck?Ga naar voetnoot36
Ic heb' ooc eenen rock, niet om vermoyen,Ga naar voetnoot37
Gheboort met trijp, en heeft xx. ployen.Ga naar voetnoot38
Noch heb ic al, veel al, dat ic niet en schriue:
40[regelnummer]
Maer ghi sullet sien comdy selfs metten liue.Ga naar voetnoot39-40
| |
LXV Wt d'Epistel die Marot zand totten Coninc sprekende vanden dief, diet hem al ghestolen hadde.1[regelnummer]
Men seit wel (ô Coninc) dat der fortunen strijt swaer
Niet seer veel en comt, oft heur en volgter altijt, naer.Ga naar voetnoot1-2
Waeraf uwe Maiesteit, wel weet te spreken siet
End' ic, die noch Coninc en ben, noch te reken yet,Ga naar voetnoot4
| |
[pagina 78]
| |
5[regelnummer]
Hebt selue gheprouft, en sal u vertellen wel,Ga naar voetnoot5
Ga naar margenoot+Hoe mi qua fortuynen d'een op d'ander quellen snel:Ga naar voetnoot6
Want mi nu curts ghespeelt is, een qua perte alvoren:Ga naar voetnoot7
Ic hadd' eenen cnape, uut Gascoeignen gheboren,aant.
T'welc was een recht dronckaert, swaerder en bedriegerGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Tuusscher, dief, gulsigaert, end' een onversaegt lieger,Ga naar voetnoot10
Een bordeelbrocke, en die d'hoeren seer beminden:Ga naar voetnoot11
Anders, so wast den besten knecht diemen mogt vinden.
Dit waerdig stic boefs, (b'haudens sijn reuerentie)Ga naar voetnoot13
Wist wel dat ghi heer Coningh, uut goede intentie,
15[regelnummer]
Mijn burse hadt met u ghelt oft croonen ghelardeert,Ga naar voetnoot15
Dies stont hi vrougher op, dan hi was ghecostumeertGa naar voetnoot16
En stacs' onder sijn oxelen, heb' ic beseuen,Ga naar voetnoot17
Ken gheloof niet dat hise nam om wedergheuen:Ga naar voetnoot18
Want noynt sichtent en hoord' icker meer af cauten.Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Metten cortsten, den. vilein ghinc hem noch verstautenGa naar voetnoot20
Te nemen cappe, rock, end' al mijn beste habiten,Ga naar voetnoot21
Daer hi hem mé cleedde (twelc mi wel magh spiten)
Soo dat hi scheen gh'eel end' al sijn meester wesen.
Aldus ghinc mijn ioncker na den stal, bouen desen,Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Daer hi mijn twee peerden vindende, het quaetste lietGa naar voetnoot25
Ende reet op het beste, ghelijck datmen siet
S. Iooris gheschildert. Emmers int vertrecken,Ga naar voetnoot27
En vergat hi niet anders (heere) zonder ghecken,Ga naar voetnoot28
Dan mi adieu te zegghen: God moetet hem wreken.Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Maer ic magh noch wel van grooten ghelucke spreken
Dat hi mi d'leuen liet, want ic zeght tsijnder eeren,
Al nam hi mi peert, ghelt, end' ooc alle mijn cleeren,
Hi liet mi sinen meester minen buuc vul slapen.Ga naar voetnoot33
Ga naar margenoot+Naer dees fortuyne cam mi een ergher betrapen,Ga naar voetnoot34
| |
[pagina 79]
| |
35[regelnummer]
Die mi noch quellende is, ia dreeght mi metter doot,Ga naar voetnoot35
Dat is een siecte, stranghe, zwaer, ende groot:Ga naar voetnoot36
VVelcke alle mijn leden so iammerlic gheraectGa naar voetnoot37
Datse van mijn beenen, nu reighersbeenen maect.
Den buyc doetse platten, t'aensicht maectse tot vellen,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
So dat ic schier niet en hebb' om bi te stellen:Ga naar voetnoot40
Want daer en is niet bleuen, dan den aermen gheestGa naar voetnoot41
Die al zuchtende, al schreyende, hem poogt aldermeest,
V Heere te doen lachen in tiden ende stonden.Ga naar voetnoot43
Ende om dat ic u dienaer ben bevonden,
45[regelnummer]
So commen mi daghelix u Medicijns besien:Ga naar voetnoot45
Welcke naer langhe beraet, als seer wise lie'n,Ga naar voetnoot46
Mijn ghesontheit (elas) tot den Lenten uutslepen:Ga naar voetnoot47
Dus magh ic dien niet ghebien, ic ben gheschepen,
Te steruen inden wintere, en soo in dangiere,
50[regelnummer]
Van d'eerste wijndruyuen, (na mijn aude maniere)Ga naar voetnoot48-50
Niet rype te meughen eten, tot mijnder baten.Ga naar voetnoot51
Ten fine, tgheunt dat mi den dief hadde ghelaten,Ga naar voetnoot52
Heb' ic al in iuleppen, en zulc dinc verquist.Ga naar voetnoot53
Dit ontbiedic u om dat ghijs niet en wist,Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Maer, niet dat ic u yet veronschamelen wille.Ga naar voetnoot55
Nochtans en zeggh' ic niet, indien ghi mi al stilleGa naar voetnoot56
Wat beghaert te leenen, dat ict sal refuseren:
Maer op dat ghi gheen quaet en soudt presumerenGa naar voetnoot58
Oft niet en meent, dat ic u wille bedrieghen,
60[regelnummer]
Sal ic u cedulle gheuen (zonder lieghen)Ga naar voetnoot60
V te betalen, en dat t'uwen eersten luste:Ga naar voetnoot61
Ga naar margenoot+Te weten, als al de werelt zal zijn in ruste:Ga naar voetnoot62
Oft als uwen lof, sal ophanden en vergaen.
Dies salt wel zo zeker sijn, dat ghijt sult ontfaen,
65[regelnummer]
Alst seker is dat ic nemmermeer steruen en sal.
| |
[pagina 80]
| |
So en suldi dan niet verliesen onder al,Ga naar voetnoot66
Dan tghelt en tverloop. O coningh excellentGa naar voetnoot67
Ialours beminder der neghen Musae bekent:Ga naar voetnoot68
Coningh (zeggh' ic) bi wien alle consten floreren:
70[regelnummer]
Coningh, den aldermeesten diemen magh crooneren,Ga naar voetnoot70
Den hemelschen Coningh die gheue u te regieren,
De vier houcken des werelds in alle manieren,Ga naar voetnoot72
So wel om de welvaert van diere, t'alder tijt:Ga naar voetnoot73
Als om dat ghijt bouen alle andre werdigh sijt.
| |
LXVI Inuectiue, an eenen Quidam schilder: de welcke beschimpte de Schilders van Handwerpen.Ga naar voetnootTitel1[regelnummer]
Waerom quetst ghi u seluen! wane siende blentGa naar voetnoot1
Deur haet ende nijt, als de beroofde van sinnen?Ga naar voetnoot2
Meent ghi (die een brodder sijt) u te maken excellentGa naar voetnoot3
Met te verachten, die lof end' eere ghewinnenGa naar voetnoot4
5[regelnummer]
Deur heur excellentie? hielt ghi v zotgen binnen,Ga naar voetnoot5Ga naar voetnoot5b
Men moght u voor wijsachtigh hauden, t'alder stont,Ga naar voetnoot6
Wt ouervloedicheit des herten spreect den mont.Ga naar voetnoot7
Niet so valsch en was Momus schimpigh iugementGa naar voetnoot8aant.
Die Veneris Pantoffel wel dorste controleuren:Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Want ghi veracht heur schoonheit, die elcken bekentGa naar voetnoot10
Ga naar margenoot+Onberespelicken te sine achter en veuren:Ga naar voetnoot11
Maer gheel tot uwer schande moet alsulx ghebeuren:Ga naar voetnoot12
Want die te voren niet en wisten dat ghi zot waert
Zullen u nu achten voor eenen dwasen bottaert.Ga naar voetnoot14
| |
[pagina 81]
| |
15[regelnummer]
De schilderye van Florus, en sijns ghelijcke,Ga naar voetnoot15aant.
Ghi (plompen schimper) suuckerbeeldekens naemt:Ga naar voetnoot16
Om dat si verciert sijn, becamelic en rijcke,Ga naar voetnoot17aant.
Niet allomme: maer daert behoort en betaemt.
Tis te verwonderen, dat ghi u dies niet en schaemt,
20[regelnummer]
Naer dien ghi selfs daerin sijt gh'eel onghemaniert:Ga naar voetnoot20
Want als kaeremespoppen ghi u beelden verciert.Ga naar voetnoot21aant.
Maer hoe ghi die verciert, en u seluen met eenen
Hoe seer ghi u pluymstrijct, looft, prijst, en laudeert,Ga naar voetnoot23
Hoe seer ghi elcken veracht, en wilt vercleenen,Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Ghi en sijt dies maer te minder gh'estimeert.Ga naar voetnoot25
Een graci' hebdy, dat ghi seer wel stoffeert,Ga naar voetnoot26
Niet soo schilder-stoffeerders doen sonder bedrieghen:Ga naar voetnoot27
Maer met u staute blasen, stoffen, ende lieghen.Ga naar voetnoot28
Oft ghi u werck soo const suykeren en goetmakenGa naar voetnoot29
30[regelnummer]
Dattet (d'welck nu bitterder is dan galle altijt)
Mocht' inder constenaers mont eenighsins soet smaken
Zo waert ghi doch wat, t'welck ghi nu niet en zijt:
Ten waer den Coningh van de beesten int spijtGa naar voetnoot33
Vanden Leeu, diett veur u oyt, hiet te sine alleene:Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Dits d'eere die u toebehoort ende anders gheene.Ga naar voetnoot35
Ga naar margenoot+Wilt u moeijen met verwen cleerschriuers Apostelsaant.
Diese wel alle twaelf trecken met eenen treck:Ga naar voetnoot36-37
En daermen int sté van pinceelen besigt groue bostelsGa naar voetnoot38
Want het dosijn werck (wat roerdi dan uwen beck)Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
En is u maer veel te constigh, aermen gheck,Ga naar voetnoot40
Al hebdy te Room' gheweest, tis een sober dingh,Ga naar voetnoot+Ga naar voetnoot41
Dat gheschiedde, zo den hont deur de vitsen ghingh.Ga naar voetnoot42aant.
| |
[pagina 82]
| |
Dat ghi te Room' hebt geweest, en merctmen toch niet
An u schilderye, vul lamme, quade treken,Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Die voorwaer noch Roomachtig, noch ooc antijcx en siet.Ga naar voetnoot45aant.
En zaudemen u fauten al tellen: veel weken,
Pappier, penn' end' inct, zoude my verre ghebreken:Ga naar voetnoot46b-47aGa naar voetnoot47
Maer hieraf en ware u gheen verwijt of queste,Ga naar voetnoot48
Const ghi uwen mont hauwen, en doen u beste.Ga naar voetnoot49
| |
LXVIIaant. Vanden Hane op den Esel, an Ionch. Dauid Pamelius, hoogh-bailliu van Pamele, anno, 1559.Ga naar voetnootTitel1[regelnummer]
Ic zend' u een groot milioen saluten,Ga naar voetnoot1
Waren si van gaud', heurlieder virtutenGa naar voetnoot2
Zauden u moghen beter profiteren.Ga naar voetnoot3
Ic en wil u uut de Schrift niet narreren,Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Noch van Wlspieghel ooc, oft Hildebrant:aant.
Maer meinschen en sijn gheen Inghelen: wantGa naar voetnoot6
Te Ghent resideren veel aduocaten.aant.
Hoe wel, daer is ghebreck in alle staten,Ga naar voetnoot8aant.
En hieraf zal ic v een preuue gheuen:Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Ghi siet men maect haest nichten ende neuen,
Men zal Huulspieghel nemmermeer verbieden
Spijt alle ketters die daer teghen tieren.Ga naar voetnoot13aant.
Dees meyskins en b'houfden blec of papierenGa naar voetnoot14
15[regelnummer]
VVaeren haer burstkins rond, en fraey ghenouch.
Om datmen S. Lieuen niet om en drouchGa naar voetnoot16
Seyden zi dat t'cooren niet en zau wassen.aant.
De Nieu-vaert (meendi) zals'ons niet wel passen?aant.
Men vand noynt wit coolzac oft leelic lief.Ga naar voetnoot19aant.
| |
[pagina 83]
| |
20[regelnummer]
Voorwaer noynt monstre d'abuus en besief
D'uuterste cracht van des Heeren vermueghen.Ga naar voetnoot20-21aant.
Men heetse goe cnechten die drincken tueghen
Daer zi haer leuen me curten zeere.Ga naar voetnoot22-23aant.
Men zaeyt (certeynGa naar voetnoot+) nu menigherley leere:Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Want tis elc om tsijn' den duuel om al.Ga naar voetnoot25
Man wildi een sop hebben? Naer den val,Ga naar voetnoot26
Sprack hy, ziend' haeren neuse by na drupen.Ga naar voetnoot27
Vindt men niet menighen hannen oft dupenGa naar voetnoot28
Al heeten zi Coppen Claeys oft Simoen?Ga naar voetnoot29aant.
30[regelnummer]
Neen tzijn hoeren die haer kinders verdoenGa naar voetnoot30
Zegghen dees corthielen voor haer excuseGa naar voetnoot31
Ialousie es quellingh' binnen den huse:Ga naar voetnoot32
Want men mach d'appels vanden boom wel lezen.Ga naar voetnoot33aant.
Niemand en wilt nu wouckenaer wesenGa naar voetnoot34
35[regelnummer]
Maer leenen gheerne hebben zi zeker ofte pandtGa naar voetnoot35
Dertich ten honderden. O Vlaenderlandaant.
Ghy zijdt schoone ende zeer zoete van aerde.Ga naar voetnoot37
Want Erasmus niet altijt en verclaerde
40[regelnummer]
Hoe wel de ghans es beter dan tgherooue.Ga naar voetnoot40
Ic weynsch dat d'herdoopers ter kercken camenGa naar voetnoot41aant.
Veel zijn meer docteurs van titels en namenGa naar voetnoot42
Dan van weghe haerder gheleertheyt certeyn.Ga naar voetnoot43
Oorconde her (Mathijs ghezeyt CasteleynGa naar voetnoot44aant.
45[regelnummer]
Die daer niet een woordeken af en roert.Ga naar voetnoot45
Alle bursen en zijn niet vast ghesnoert:aant.
Want veel te goed Fransoys is paradijn,Ga naar voetnoot47aant.
| |
[pagina 84]
| |
Ten is niet al goed dat heeft goeden schijn,aant.
Dit hadde men moghen Cauwelier vraghen.aant.
50[regelnummer]
Maer zijnt al eelmans die een rapier draghen?Ga naar voetnoot50aant.
En daermen gheen eel wercken an en zied?
Neent: Want de cap' en maect den monick niet.
Tziin al lien vanden woorde, machmen mercken:
Maer twaer beter waeren zi vanden weercken,Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Al is in Brugghe den fleur van schoon vrauwen:aant.
Zulc zijn goede dochters int an schauwenGa naar voetnoot56
Die ten hende wel werden quade wijfs.Ga naar voetnoot57
Niet voor paeys int bedd' en weynich ghekiifs:Ga naar voetnoot58
Want men zieter gheen pocken meer regneren,Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
Tzijn al de cortsen die haer persequeren,Ga naar voetnoot60aant.
Ende alzo verliest den Zant zijn callanten.Ga naar voetnoot61aant.
Men vindt zeker nu veel gauloose danten:Ga naar voetnoot62
Maer tis beter benijdt dan beclaeght tsine.
Veel meesterssen bezien de liens vryneGa naar voetnoot64
65[regelnummer]
Die bet weten hoe zi ghewonnen waeren:Ga naar voetnoot65
Hoe wel niet t' hebben doe zeer veel ontsparenGa naar voetnoot66
Ga naar margenoot+Want noynt zo zeer de procureurs en keuenGa naar voetnoot67
Dat zi ter stond gheen goede vrienden bleuen.
Zi cloosteren haer kinders (eyst niet practijcke)Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
Om een ofte twee te maken gheel rijcke.aant.
En veel moeijen hemlien zonder ghevroen:Ga naar voetnoot71
Dees vrauwen doen menich gardijn SermoenGa naar voetnoot72
zelus sed non secundum scientiam.Ga naar voetnoot73
Hoe wel ic en ben daer omme niet gram.Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
Vrau baete, is van elcken te zeer bemindt.Ga naar voetnoot75
Men zal met die zijn ketterlick ghezindt
| |
[pagina 85]
| |
En de Lutherianen zeer declineren,Ga naar voetnoot78
Daer teghen zeer veel Hughenoten wassen.Ga naar voetnoot79aant.
80[regelnummer]
Men maect nu certeyn veel schoon coupetassen.Ga naar voetnoot80aant.
De ketters en worden niet al gheuanghen
Noch men zied ooc al de dieuen niet hanghen.aant.
Want niemand (zeytmen) en zal ziin verlorenaant.
Om dat elc hem zeluen zouct, achter en voren.Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
Maer die ziin ziel windt en heeft gheen verlies.Ga naar voetnoot85
VVanneer zalmen we'er gheuen tgulden vlies?Ga naar voetnoot86aant.
Alst slechts ghedicht is ghetrocken by thaer
Eyst met hemlien al Rhethorijcke schooneGa naar voetnoot88-89
90[regelnummer]
Den vrancschen Conijngh heeft een gente crooneGa naar voetnoot90aant.
VVant schuumtaaflenGa naar voetnoot+ en practijcsche clerckenGa naar voetnoot91
Gheerne de Zonne zien eer zi gaen wercken.
Maer nonnen schoffieren, cloosters, capellenGa naar voetnoot93
En kercken breken, houden veel ghezellenGa naar voetnoot94
95[regelnummer]
Ga naar margenoot+Voor euangelijsche wercken notable,Ga naar voetnoot95
Zi roupen om puer text, de reste is fable.Ga naar voetnoot96
Maer waer mach nu zijn t'aerdsche Paradijs?aant.
Die haer edelheit vercoopen zijn wijs:Ga naar voetnoot98
VVant zoo gheuen zi weinich met haer kinders.Ga naar voetnoot99
100[regelnummer]
De Prente heeft ghedaen veel goeds ende veel hinders.Ga naar voetnoot100
Niet te min, tis goed temmeren met delen:Ga naar voetnoot101
Maer niet gheuels vermaecken, oft helen,
En twee staigen hoogh metsen hoement maect.Ga naar voetnoot102-103aant.
Zulc waent een Priester smiten, en gheraectGa naar voetnoot104
105[regelnummer]
Zijn vader: ooc allomme zi nu vraeghen
Oft paters niet en hebben goede daeghen?
| |
[pagina 86]
| |
Tswaer hadden sy goe'nachten sprac broe'r Thuene:Ga naar voetnoot107aant.
Maer op dat ic niet langher zoo en duene,Ga naar voetnoot108
Ende op een propoost, oft reden en bliueGa naar voetnoot109
110[regelnummer]
(D'welck verdrietich is) tbesluut ic hier schriue.Ga naar voetnoot110
| |
LXVIII Tot den Lezer.1[regelnummer]
Volghd hier nu, Lezer, der wijsen bevelen,Ga naar voetnoot1
Datmen om in naerst te doen' spelen zal:
Ende niet en zal in neerst doen om spelen.Ga naar voetnoot2-3
Dat is men zal ghenoucht' useren alGa naar voetnoot4
5[regelnummer]
Niet om daer deur te zijn' of blijuen mal:
Maer om bet t'omhelsen deegh'licke zaken:
Dit heet deur wat zotheyts, de wijsheit smaaken.Ga naar voetnoot7
|
|