Den hof en boomgaerd der poësien
(1969)–Lucas de Heere– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
Ga naar margenoot+Refreinen int wise | |
LXIX1[regelnummer]
Hoort alle liefhebbers des werelts vul van zonden,
Die u blyschap, hoogste glorie ende leuenGa naar voetnoot2
Maect int guene dat verganckelic is bevonden,
Op dat ghi u saut met Gods kinderen begheuen.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Laett: by v haer opperste goet sijn beseuen,Ga naar voetnoot5
En contempleert op Salomon vul alder eeren,Ga naar voetnoot6
Wijsheit, deuchden, macht, rijcdom bouen schreuen:Ga naar voetnoot7aant.
Noch zuldi kennen met hem, en sulx elcken leeren,Ga naar voetnoot8aant.
Dat niet dan idelheit en is: ende u dan keerenGa naar voetnoot9aant.
10[regelnummer]
Om zoucken dat hemelsch is en niet en vergaet.
| |
[pagina 87]
| |
Want tswerelts leuen is de doot, en heur vermeeren
Is der sielen verminderen, haer goet is quaet.Ga naar voetnoot11-12
Tguent dat in heur wat schijnt, is niet alsmeNt verstaetGa naar voetnoot13
Om datter God niet en is, noch ooc sijn ghebot.
15[regelnummer]
Dit bekennende segghe ic naer Schriftueren raet:
Swerelts samblant, is als drijfzant, niet sonder God.Ga naar voetnoot16aant.
De werelt maect samblant in menigher manieren,Ga naar voetnoot17
Zi stelt haer behaghelic om ons te trecken:Ga naar voetnoot18
Want si can heur leelic quaet so schoone vercieren,
20[regelnummer]
Dat si een iegh'lic tot heur liefde doet verwecken:Ga naar voetnoot20
Maer wilt heur bedrogh en schoonen schijn ontdeckenGa naar voetnoot21
Anziende wat leelicheit in haer is ghebleken:Ga naar voetnoot22
Al heur samblanten tot verraderye strecken:Ga naar voetnoot23
Ga naar margenoot+Want onder tschijn van paeyse zouct zi heur te wreken
25[regelnummer]
Die si meest flateert sal si alder eerst versteken.Ga naar voetnoot25
Dus want heur liefde niet en is God'lic oft goetGa naar voetnoot26
Zietmen die haest vergaen ende in sticken breken:Ga naar voetnoot27
Ghelijc tsand drijft met den winde oft naer den vloet,Ga naar voetnoot28
Ende gheen vasticheit en heeft tot iemands behoet:Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Zijnde meer inderlic ende ontvruchtbaer, dits tslot.Ga naar voetnoot30
Dus elcken (dit anmerckende) wel zegghen moet:
Swerelts samblant, is als drijfzant, niet sonder God.
De werelt temmert heur husen so Christus verhaelt,Ga naar voetnoot33
Op tzant, die de sturmen niet en cuenen verdraghen:Ga naar voetnoot34aant.
35[regelnummer]
Maer Gods kinderen (sijnde allom'vaste ghepaelt)Ga naar voetnoot35
Nemen in ander stichtinghe heurlieder behaghen.Ga naar voetnoot36aant.
Zi staen vast op t'God'lic woord tot allen daghen:Ga naar voetnoot37
Welcs toesegghen is een gheduerigh fondament,Ga naar voetnoot38
| |
[pagina 88]
| |
Contrarie van swerelts, d'welc wi moeten beclaghen,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
VViens samblanten (als zi beghinnen) nemen hent.Ga naar voetnoot40
Huer wellusticheit die is voor samblant bekentGa naar voetnoot41
Die met de mensche pluumstrijct, schoonspreect oft flateertGa naar voetnoot42
Zi gheeft dominatie, eere ende prijs excellent:Ga naar voetnoot43
Met rijcdom en prosperiteit si hem croneert.Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Si maect dat hi naer sinen wille triumpheert:
Maer terstont commet al op niet ende tot spot:Ga naar voetnoot46
VVant dat hem scheen lief t'hebben nu rebelleert:
Swerelts samblant, is als drijfzant, niet zonder God.
Prince daer God niet en is t'heett met rechten niet:Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
Ga naar margenoot+VVant al dat iet is, neemt van hem sijn cracht,Ga naar voetnoot50
Dus hoe deuchdelic dat de werelt heur oynt gheliet.Ga naar voetnoot51
Ende heur uutgaf, als tguene dat Goddelic slacht,Ga naar voetnoot51-52
Deur heur onlanghe dueren wortse als niet gheachtGa naar voetnoot53
Om dat si ooc doet verliesen het Goddelic wesen:Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
VVant dit quaet heeftsi in veel diuersche ghewracht:Ga naar voetnoot55
Oorconde tguent dat wi van Machabeus lesen,Ga naar voetnoot56
Als hi deur veel samblants was zeer hooghe gheresenGa naar voetnoot57
Van Antiochus, die hem veel heeft toegheseit,
Maer niet ghehauden, dan ter contrari' van desenGa naar voetnoot59
60[regelnummer]
Heeft hi hem gheloont met groote tirannicheit.Ga naar voetnoot60aant.
Hoe haest was vergaen dat so vast scheen beleyt,Ga naar voetnoot61
Het mochte (wel samblant heeten, daerom was hi sotGa naar voetnoot62
Dat hi op de menschen stont, d' welc hi heeft beschreyt:Ga naar voetnoot63aant.
Swerelts samblant, is als drijfzant, niet zonder God.
| |
[pagina 89]
| |
LXX Referein daer Opperprijs mede ghewonnen was.1[regelnummer]
De groote weldaden die ons God heeft bewesen
Als hi sinen sone zandt om voor ons te lyden,
Behoorden ons wel te verwecken, so wi lesen,
Die dicmaels t'ouerdincken, ende bouen desenGa naar voetnoot3-4a
5[regelnummer]
Dancbarigh te sine uut een gheestelic verblyden.Ga naar voetnoot5
Laet ons dan stellende alle wellusten bisiden,Ga naar voetnoot6
Ons vermaken int Bethlehem, daer onzen Heere,Ga naar voetnoot7
Ons als wedergheboren wordt, tot allen tiden,Ga naar voetnoot8
VVanneer wi hem bezoucken in zijn rechte leere.Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Ouerdinckende sijn goetheit met herten zeere:Ga naar voetnoot10
VVat hi om ons leet in sijn doot ende leuen.
Ga naar margenoot+Die verdoolt gheweest is, hier weder omme keere:
Zoo is v Christus gheboren ende ghegheuen.
Waer vertoufdy? hoe comdy aldus negligent,Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
En blijfdy met Herodes in den zondighen val?Ga naar voetnoot15aant.
Comt besiet hoe hi, die ghemaect heeft tfirmament,
Ende ooc een heere ouer al is, lijdt hier presentGa naar voetnoot17
Zulcke aermoede, ende ghebreken sonder ghetal,
Dat sijn moeder hem moet legghen in eenen stal.
20[regelnummer]
Dit hoorende schaemt v, uwe hoouerdye groot,Ga naar voetnoot20
Welcke an u huysen, en houen blijcken ouer al,
Schaemt u uwe pompeuse cleeren sonder noot,Ga naar voetnoot22
Als ghi uwen Coninc siet dus caut ende bloot,Ga naar voetnoot23
In douxkens ghewonden. Och schaemt v hier beneuen
25[regelnummer]
Al u zonden! en hebt recht berau voor u doot:Ga naar voetnoot25
Zoo is u Christus gheboren ende ghegheuen.
Doet u ooghen des herten open, v vermaect,Ga naar voetnoot27
In dit aermste kinderbedde, en huusken cleene:
En dees caude oft dit aerme kindekin al naect,
| |
[pagina 90]
| |
30[regelnummer]
Zal u hitte gheuen, die totten hemel blaect,Ga naar voetnoot30
Ende weeren uut u die caude liefde onreene,
Ooc suldi hier vinden meerder weelden alleeneGa naar voetnoot32
Dan Salomon in die gh'eel werelt heeft ghevonden.aant.
Ia tswerelts wellust (om dit al wel t'onderscheene)Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Zal u ellende dincken, ic laet' staen de zonden.Ga naar voetnoot35
Ende wat lyden u toecomt, tot allen stonden,Ga naar voetnoot36
Ghi sulter een vreucht in scheppen, groot bouen schreuen:Ga naar voetnoot37
Ga naar margenoot+VVant tot troost en saligheit (Schrifture t'oorconden)Ga naar voetnoot38
Zo is u Christus gheboren ende ghegheuen.aant.
40[regelnummer]
Prince ons meynschen is nu een kindeken gheborenGa naar voetnoot40
Ende ooc eenen zone ghegheuen alsser staet,Ga naar voetnoot41aant.
(Troostelic voor ons die anders waren verloren)Ga naar voetnoot42
Dat is (zeit Paulus) Christus Gods zone vercorenaant.
Die is ons gheschoncken, met al dat hem angaet:Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Om te sine, de deucht, gherechticheit, aduocaet,Ga naar voetnoot45aant.
Behauder, en versoender voor al diet betrauwen:Ga naar voetnoot46aant.
Ende uut den ghelooue betooghen metter daet,Ga naar voetnoot47
Dat si hemlieden vaste an sijn beloften hauwen:Ga naar voetnoot48
Ende hem lief hebben bouen al, in alder vauwen.Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
Dit is naer Bethlehem gaen, en dat ancleuen.
Volght dus der herders voetstappen mannen ende vrauwen
Zo is u Christus gheboren ende ghegheuen.
| |
LXXI Referein daer Prijs mede ghewonnen was.Ga naar voetnoot+1[regelnummer]
Dochter van Syon Christus bruut zeer goetGa naar margenoot+Ga naar voetnoot1
Rascht u op den voet ende en wilt niet treuren:Ga naar voetnoot2aant.
Gaet uwen Brudegoom nu int ghemoet:aant.
G'hebt graci' vonden voor sijn ooghen zoet,
| |
[pagina 91]
| |
5[regelnummer]
Bidt hem gheloouende tsal u ghebeuren:Ga naar margenoot+
En zeght met de Cantique bruut al veuren:Ga naar voetnoot6
Trect mi (ô lief) naer uwen reuck bequameGa naar voetnoot7aant.
Verciert mi met blomkens vul zoeter geuren:aant.
Laeft mi met appelkens tot alder heuren:Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
VVant ic ben cranck in liefden, d'welc ic mi schame.Ga naar voetnoot10aant.
Ga naar margenoot+Maer ic com' tot v Medicijn eersame,Ga naar voetnoot11
Den Melaetsche oft siecke ic mi ghelijc makeGa naar voetnoot12aant.
Die ghi noyt en verstaect van uwen name:Ga naar voetnoot13
VVant ghi roupt (anders ic ooc niet en came)Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Comt alle tot mi die daer zijt verdraeyt,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot16
Suytwindeken waeyt, Noortwint comt presentGa naar voetnoot17
In minen hof, die elx herte verfraeyt,Ga naar voetnoot18
Besiet die lief'licheit alom' ghesaeyt,aant.
20[regelnummer]
Hoe die blomkens bloeyen zeer excellent.aant.
Keert u tot mi, ic sal mi tot u keeren,Ga naar voetnoot22
Tooght mi u aenschijn, en sijt mi ontrent:Ga naar voetnoot23
VVant ghi behaeght mijn siel, tot zulcken hent,Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Dat ic u wil' met mijn trauwe vereerenGa naar margenoot+
In ghenaden en waerheit, om u vermeeren.Ga naar voetnoot26aant.
Siet hoe vierigh ic in uwer liefden blake:Ga naar voetnoot27
Niet achtende u mesmaecte wonden en zeerenGa naar voetnoot28aant.
Die ic bedecke met mijn zuuer cleeren:
30[regelnummer]
Comt liefste bi mi, want ic naer u haecke.
Comt al tot mi die zijt zwaer'lic belast,Ga naar margenoot+
Laett d'oude putten, ende u tot mi rastGa naar voetnoot33aant.
De fonteyne des leuens, u daerin wast:Ga naar margenoot+aant.
| |
[pagina 92]
| |
35[regelnummer]
Comt die gheest'lic honghert, wilt u verzaden,Ga naar margenoot+
An mi tbrood des leuens vul van ghenaden.aant.
Ic ben u Aduocaet wijs int beraden,Ga naar voetnoot38
Middelaer, Versoender voor al u quaden,Ga naar voetnoot39aant.
40[regelnummer]
Ic ben den wegh de waerhet ende d'leuen.Ga naar margenoot+aant.
Ic hebt al vulbraght, datter was gheschreuen:aant.
Verwinnende duuel, doot en d'helsche draecke
Deur mijn verdiensten, die ic u will' gheuen,
Met al dat mi toebehoort, hier beneuen:Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Comt liefste bi mi, want ic naer u haecke.
Princesse ie zegh' comt, niet dat ghi vermeughtGa naar margenoot+
Tot mi te commen, deur u eighen cracht,
Ten si dat ic u trecke, deur mijn deught:Ga naar voetnoot48aant.
Maer met mijn gratie (gheuende u ieught)Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
Hebt ghi om tot mi te commen de macht.Ga naar voetnoot50
Dus alzulc een gaue niet en veracht:
Slaet hand anden plouch, sijt nerstich tot desen.Ga naar voetnoot52
Op dat ghi d'onwise maeght niet en slachtGa naar voetnoot53
55[regelnummer]
Dat is d'leuende ghelooue ghepresen.
Dus verciert sijnde, zult anghenaem wesen,Ga naar voetnoot56
Den Vader, die u bereedt uut die oorzakeGa naar voetnoot57
De Croone der glorien uutghelesen,aant.
Die bouen alle verstant is gheresen:Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
Comt liefste bi mi, want ic naer u haecke.
| |
LXXIIaant. Refereyn ghesonden voor een Nieu-iaer, an M. Hubrecht Goltz, Schilder.1[regelnummer]
Alle zijn vulmaectheyt hadde verloren
| |
[pagina 93]
| |
Deur zijn ouertreden:Ga naar voetnoot3aant.
En dat hi ooc was zo zondigh gheborenGa naar voetnoot4
5[regelnummer]
Dat hi niet en const versoenen Gods thorenGa naar margenoot+Ga naar voetnoot5
Noch stellen te vreden:
En heeft God niet willen (al wast wel reden)Ga naar voetnoot7
Hem gheel verlaten.aant.
10[regelnummer]
Want Moyses wet, med heur crachten en zedenGa naar voetnoot10
En mochten niet baten.Ga naar voetnoot11
Alleen beeft God den Heere uut charitatenGa naar margenoot+Ga naar voetnoot12
Hem toegheseyt (deur zijn beloften claer)Ga naar voetnoot13aGa naar voetnoot13
Daer in wi blijschap scheppen bouen maeten,
15[regelnummer]
Christus Iesus voor een zalich nieu iaer.Ga naar voetnoot15aant.
Dat is sviands macht.
Alle volc is benedicti' ghegheuen:Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Dit boodschapt u d'Inghel uut t'eeuwich leuenGa naar margenoot+
Het word al vulbracht.
D'helighe gheest heeft in een maeghd ghewrachtGa naar voetnoot22
Daer ons hope vp staet:aant.
Want Maria die gheeft ter vulder drachtGa naar voetnoot24
25[regelnummer]
(Daer elc int ghelooue naer heeft ghewacht)Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot25
Onzen Aduocaet.Ga naar voetnoot26
God ende meinsche ons eenich toeuerlaet,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot27 en 28
Want den Vader schijnct ons nu med der daedGa naar margenoot+
30[regelnummer]
Christus Iesus voor een zaligh nieu iaer.
| |
[pagina 94]
| |
Een claerheyt van den hemel descendeerdeGa naar margenoot+Ga naar voetnoot31
Als d'Inghel de bly' bootschap declareerdeGa naar voetnoot32
De gheboorte ons Heeren:
Dat hy in een crebbe lagh hi noteerdeGa naar voetnoot34
35[regelnummer]
In doucxkins gheleyt, als d'onghestimeerdeGa naar voetnoot35
Tot onzer leeren.Ga naar voetnoot36
Wt den Hemel hoord' men Gods lof vermeerenGa naar voetnoot37
Deur dees stemme zoet:
Glorie zy Gode med alder eeren
40[regelnummer]
En pays vp d'aerde, voor die heur bekeeren
Med wille goet.aant.
Desen pays (diet al te bouen gaen moed)Ga naar margenoot+
Zal ons herte ende zinnen nemen waeraant.
45[regelnummer]
Christus Iesus voor een zalich nieu iaer.
Alzoo lief heeft ons God zied t'allen stonden
Dat hy ons zijn eenich zone heeft ghezonden
So wy claerlic lesen:Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot48
Op dat die in hem zijn gheloouigh vonden
50[regelnummer]
Niet en zauden vergaen, maer deur zijn wonden
Mochten salich wesen.aant.
Met den Vader hebben wy pays deur desenGa naar voetnoot52
Wt puerder gratien:Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot53
Ga naar margenoot+VVant Christus is ons versoender ghepresen
55[regelnummer]
Die ons mach, en wilt van zonden ghenesenGa naar voetnoot55
En sviands tentatien.Ga naar voetnoot56aant.
Verhuecht u hier in dan, alle natienGa naar voetnoot57
Dat u gheiont is dees ghifte dierbaer
Een fonteine vul van iubilatienGa naar voetnoot59aant.
60[regelnummer]
Christus Iesus voor een salich nieu iaer.
| |
[pagina 95]
| |
Princelic schilder u gheue ic dit iuweelGa naar voetnoot61
Van schilderien gheen so constich: maerGa naar voetnoot62
Niet gheschildert met verwe ofte pinceel
Dan in dees woorden en dit is u deel:Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
Christus Iesus voor een zaligh nieu iaer.
| |
LXXIIIaant. Referein van het kinder-Doopsel ieghens d'Erdoopers; toegheschreuen den gheleerden en weerdighen heere mijn Heere den Proost van S. Pieters by Ghendt.1[regelnummer]
Eenen seghel der beloften gaf God hier te veurenGa naar margenoot+Ga naar voetnoot1
D'welc moest noodtzakelic in den gheest ghebeurenGa naar margenoot+aant.
Oft ten hadde niet ghebaett, naer Paulus belijden.Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
In dees plaetse is ghecommen, tot Christus tijdenGa naar voetnoot5
Ende heeschende erborenheit an allen zijdenGa naar voetnoot7
Ghelooue, gherechticheit, en duecht abundant.
Waer toe d'helighe kercke soo wel bequame vantGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Heur kinders, als die van t'aude testament:
Ga naar margenoot+De welcke deur tbesnijden an elcken cantGa naar voetnoot11
Waeren voor kinderen der beloften bekent:Ga naar voetnoot12
Ghelijc ooc deur het doopsel, als nu present
Betooghd wert (tot ons gheloofs verstercken)Ga naar voetnoot13-14
15[regelnummer]
Dat Gods beloften noch niet en nemen hendt,Ga naar voetnoot15
Waer mede hy noch toocht, deur zijn goetheit excellentGa naar voetnoot16
Dat de kinders leden zijn der heligher kercken.
Met die oud ghedoopt sijn en canmen niet verclarenGa naar margenoot+Ga naar voetnoot18
Dat de kinders niet en mueghen t'doopsel ontfaen:
20[regelnummer]
VVant men besneed ooc de mans eerst in d'oude iarenaant.
| |
[pagina 96]
| |
Om dat Gods beuel an heur zaude zijn vuldaen,Ga naar voetnoot21
En ghelijcmen daer naer besneet de kinders zaenGa naar voetnoot22
Zo werden si nu ghedoopt by Christus rade.Ga naar voetnoot23
Doopt alle natien was sijn God'lic vermaenGa naar voetnoot24aant.
25[regelnummer]
Elc roupende tot sijn alder mildste ghenade.Ga naar margenoot+
Die de kinders daer af keeren dan commen te spadeGa naar voetnoot26
Al en hadden wy om heur te doopen gheen leeren.Ga naar voetnoot27
VVant ghelijc het betaemt, en is ooc sonder schade,Ga naar voetnoot28
Dat de vrauwen commen ten Auondmale ons HeerenGa naar voetnoot29aant.
30[regelnummer]
Al en ist Gods beuel niet, om sgheloofs vermeeren:Ga naar margenoot+
Desghelijcx moet men voor goet ende zaligh anmerckenGa naar voetnoot31
Dat wy doopen ons kinders: want wye wilse keerenGa naar voetnoot32
Van dit Sacrament? waerby dat blijct (God ter eeren)
Dat de kinders leden zijn der heligher kercken.
35[regelnummer]
D'erdoopers achten de kinders die van ons commenGa naar voetnoot35
Voor ongheloouighe, niet considererendeGa naar voetnoot36
Ga naar margenoot+Dat zi de zelfde, alsoo met eenen verdommen:Ga naar voetnoot37
Want d'helighe schrift is al om' condemnerendeGa naar margenoot+Ga naar voetnoot38
Die niet en gheloouen, niemant excepterende.Ga naar voetnoot39aant.
40[regelnummer]
Consenteren zi dan (soo zi moeten voorwaer)Ga naar voetnoot40
Dat si zalich sijn, zoo sijn zi affirmerendeGa naar voetnoot41
Dat zi gheloouen: dit blijct schriftuerlic daer.Ga naar voetnoot42
Laetse vraeghen, hoe en by wat middel eenpaerGa naar voetnoot43
De kinders zouden gheloouen, die niet en horen?
45[regelnummer]
Wy verzenden hemlien tot Christum allegaerGa naar voetnoot45
Diese gheloouich naemt, hoe iongh zi zijn gheboren,Ga naar voetnoot46aant.
En die teghen heurlier vianden, ooc brijnghd vorenGa naar margenoot+Ga naar voetnoot47
(Op dat si weten dat den gheest can deur haer wercken)Ga naar voetnoot48
Zegghende dat deur de zuughelijnghen vercorenGa naar margenoot+
| |
[pagina 97]
| |
50[regelnummer]
Gods lof vulmaect wort, wie wilt hem in dit verstorenGa naar voetnoot50aant.
Dat de kinders leden zijn der heligher kercken?
Hoort Christus goetheit als zi heur kinderen brochten
Om t'onfanghen siin benedicti' soomen weet,Ga naar voetnoot53
D'welc siin Discipelen te beletten verzochten:Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Maer Christus namt qualic, als heur achtende wreet:Ga naar voetnoot55
Laetse tot my commen (sprack hi met bescheet)Ga naar voetnoot56
Ende en keertse niet, de cause volchter beneuen:Ga naar voetnoot57
Want de zulcke is trijcke der hemelen bereet.Ga naar voetnoot58aant.
Wie isser nu bequaeme tot het eeuwich leuenGa naar voetnoot59
60[regelnummer]
Die niet en zau moghen werden tdoopsel ghegheuen?
Ghy moet wel bekennen, niemand, tot allen stonden.Ga naar voetnoot61
Zalmen (spreect Petrus gheliic alsser staet bescreuen)Ga naar margenoot+aant.
D'water keeren die God zinen gheest heeft ghezonden?Ga naar voetnoot63
Ga naar margenoot+En dat in ons kinders Gods gheest is bevonden,
65[regelnummer]
Blijct (bouen t'voorgaende bewijs voor leecke en clercken)Ga naar voetnoot65
Wt dien, die Gods geest niet en heeft (Paulus t'oorconden)Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot66
God niet toe en behoort: hier uut wi recht vermondenGa naar voetnoot67aant.
Dat de kinders leden zijn der heligher kercken.
Prince, niemant en can ons eenighsins ouer stryden,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
Dat der kinders Doop van iemant is versiert:Ga naar voetnoot70
Want den Martelare Iustinus (zijnde inde tyden
Der eerster kercken) en Origines belyden,Ga naar voetnoot72
Dat den kinder-Doop van d'Apostels is gh'anthiert.Ga naar voetnoot73
Al waren twee Ketters daer teghen seer gheviert,Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
Donatus en Anxcentio dat vuyl vercken,aant.
Den Heere heeft altijt betoont, die zijn volc regiertGa naar voetnoot76
Dat de kinders leden zijn der heligher kercken.
| |
[pagina 98]
| |
LXXIV Refereyn vande meynsch-werdinghe Christi, ieghens d'Erdoopers.Ga naar voetnootTitel1[regelnummer]
Den vader der dolingen en verzaedt noch nietGa naar voetnoot1
Van te bevechtene, deur zijn boose heretijcken,Ga naar voetnoot2
T'aude warachtigh ghelooue, d'welcke gheschiet
Onder tschijn des Euangelijs, soot nu magh blijcken,
5[regelnummer]
En segghen dat Christus meinschelicke nature,
Van Maria niet en is. Zulc vonnis si strijcken,Ga naar voetnoot7
Ieghens Gods beloften en sijn leeringhen puere.Ga naar voetnoot8
Want den mensche was belooft vander eerster huereGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Ga naar margenoot+Maer tot noch waer onghedaen bleuen dese kuere,
Had'men Christum sien in ander substantie lyden.Ga naar voetnoot11-12
Mids dat in niet anders (daerinne wi verblyden)
Dan inder vrauwen zaet dese belofte staet:Ga naar voetnoot13a-14aant.
15[regelnummer]
Waer deur claer bewesen wordt in alle syden,Ga naar voetnoot15
Als dat Christus meinscheit is van Mariams zaet.
God beloofde Abraham, Isac, en Iacob voortGa naar margenoot+Ga naar voetnoot17
Deur heur zaet Christum de ghebenedidenesse,Ga naar voetnoot18aant.
Welcke toesegghinghen ooc Dauid heeft ghehoort,Ga naar margenoot+aant.
20[regelnummer]
Van de welcke Esaias spreect ende dit esse:Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot20
Daer zal een schoon roede opgaen vande stamme Iesse,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot21
En een blomme za uut zine wortel beclyuen,Ga naar voetnoot22aant.
Welcke Prophetien veruult sijn (hoort dees lesse)Ga naar voetnoot23
24[regelnummer]
Als d'woort vleesch worden is: dats (naer Paulus schriuen)Ga naar margenoot+aant.
25[regelnummer]
Als Christus deelachtigh wiert (zonder mans bedryuen)Ga naar voetnoot25
Der kinderen vleesch ende bloet, d'welc hi noch draegt:aant.
| |
[pagina 99]
| |
Als hi gheworden is van eender vrauwe oft maeghtGa naar margenoot+
Als ons ghedaente aen te nemen, hem heeft behaeght.Ga naar margenoot+aant.
30[regelnummer]
Als hi van Maria (naer den God'licken raet)Ga naar voetnoot25-30Ga naar voetnoot30
Ghegenereert is: dies ben ic te min onuersaeght,Ga naar voetnoot31aant.
Om segghen, als een diets hem in Gods woort ghedraegt:Ga naar voetnoot32
Als dat Christus meinscheit is van Mariams zaet.
Waerom en schamen dees dolende heur niet te segghenGa naar voetnoot34
35[regelnummer]
Dat Christus meinscheit is uut den Vader gheresen?Ga naar voetnoot35
Het quaet datter uut volght zi niet en ouerlegghenGa naar voetnoot36
Ga naar margenoot+Als dat den Vader ooc zau moeten mensche wesen.
Mids dat tghegenereerde (merct den sin van desen)
Moet sijn, alst guent daert af is ghegenereert.
40[regelnummer]
Maer van een ander substantie (zoo wi lesen)
Is Christus naer zijnder meinscheit ghedescendeert.Ga naar voetnoot40-41
Te weten: van Maria, zoo d'Apostel doceert:Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot42
Want ex qua genitus est iesus, zeght hi daer.aant.
Waer hi van een ander substanti' gheformeert.
45[regelnummer]
Naer sijnder meinscheit, so en ware dit niet waer.Ga naar voetnoot44-45
Dat nu Menno lieghet, en die hem volghen naerGa naar voetnoot46aant.
(Al loochenent zi deur heur bedrieghelic quaet)Ga naar voetnoot47
Magh elc hier uut bemercken, en ooc leeren claer.
Dus concludere ic ghelijc te vooren eenpaer:Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
Als dat Christus meinscheit is van Mariams zaed.
Dat Christus mensche uut den mensche is laet u genougenGa naar voetnoot51
Zoo hi God wt God is, d'welc tghelooue can smaken:Ga naar voetnoot52
Welcke twee natueren soo wel te samen voughen,Ga naar voetnoot53
Dat si maer eenen persoon van Christo en maken.
55[regelnummer]
Tot t'verstant deser eenicheit suldi gheraken,Ga naar voetnoot55
| |
[pagina 100]
| |
Indien ghi de Schrifture ghehoor gheeft alvoren:
Die daerom niet en wilt Christus meinscheit versakenGa naar voetnoot57
Want si naemt hem ooc des meinschen zone wtvercorenGa naar voetnoot59
60[regelnummer]
Ofte tsaet van Maria, zoo ghi meught anschauwen.
Om dat nu dees twee natueren hem toebehoren,
Zoo heet hi beede de zone Gods en der vrauwen:Ga naar voetnoot62
Ende niet bi toeschriuinghe in eenighe vauwen,Ga naar voetnoot63
Ga naar margenoot+Soot Menno leert, met sijn anhanghers obstinaet:Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
Die heur ghelooue op haer eighen vernuftheit bauwenGa naar voetnoot65
Maer tblijct voor die God ende zijn woord betrauwenGa naar voetnoot66
Als dat Christus meinscheit is van Mariams zaet.
Prince d'herdoopers verwiten ons t'onrecht
Datmen Christum saude moghen gh'eel onrein nommenGa naar voetnoot69
70[regelnummer]
Waer hi van mensche substanti', zoomen heur seght:Ga naar voetnoot70
Maer wi loochenen haer dat, naer dien wi te rechtGa naar voetnoot71
(Die nu gh'eel zondigh sijn deur Adams verdommen)
Zullen reyn ghemaect werden, als hemelsche blommen:Ga naar margenoot+aant.
Wat wonder eyst dan dat God een maeght delicaet,Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
Zuuer ghemaect heeft? op dat van heur soude commen
De zuuer meinscheit Christi. Dies wi ons berommen,Ga naar voetnoot76
Als dat Christus meinscheit is van Mariams zaet.
| |
LXXV Refereyn, an M. Omaer Coolman, Aduocaet, Oom vanden Autheur.1[regelnummer]
Al en heeft den mensche zulc gheen victorie,Ga naar voetnoot1
Die hem als sijn eighen' can sijn toegheschreuen,
Nochtans om dat hem van God (tsijnder glorie)
Dicmaels cracht, hulpe en stercte wort ghegheuen,
5[regelnummer]
Zoo heet hijt zelue doende, deur zulc ancleuen,Ga naar voetnoot5
| |
[pagina 101]
| |
Als hi victorieus'lic deur Gods gheest verwint,Ga naar voetnoot6
Zijn quade gheneghentheit, ooc hier beneuenGa naar voetnoot7
Alle datmen contrarie den gheest bevint.Ga naar voetnoot8
En al eist dat dees victori' maer en beghint,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Oft dat si in dees weerelt niet en is perfect,Ga naar voetnoot10
Ga naar margenoot+Deur svleesch crancheit, d'welc altijt aertsch is gesintGa naar voetnoot11
Nochtans heet si wel vulcommen en onbevlect,
Deur tghelooue in Christo, die de fauten bedect,
Daer een meinsche natuerlic toe gheneghen is.Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Te verwinnen dan, dat ons tot het quaet verwect,Ga naar voetnoot15
Soo ver' als ons vermoghen met Gods hulpe strect,
Daerin smenschen victori' meest gheleghen is.
Dat hierin leit des meinschen victorie meest
Ons Ioannes den Euangelist declareert,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Alle dat uut God gheboren is (naer den gheest)
Verwindt de werelt: ende dit is gh'estimeert,Ga naar voetnoot21
Ons victorie, die ouer al domineert,Ga naar voetnoot22
Te weten tghelooue, dit is zijn vermonden.Ga naar voetnoot23aant.
Waerdeur wi wederstaen, al dat ons persequeert,Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Als smenschen viant, de weerelt oft de zonden.Ga naar voetnoot25
Dit sijn d'eenighe vianden, oyt bevonden,
Die alle striden ter werelt hebben ghemaect.Ga naar voetnoot27
Waerin Gods kinderen (schrifture t'orconden)Ga naar voetnoot28
Oyt de victorie hadden, deur tghelooue naect,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Contrari' den boosen, die Gods woort versaect,Ga naar voetnoot30
En van sijn eighen lusten haest versleghen is.Ga naar voetnoot31
Maer ghi christelike ridders die gods goetheit smaect
Verwint u eighen liefde als die int ghelooue blaect,Ga naar voetnoot33
Daer in smenschen victori' meest gheleghen is.
| |
[pagina 102]
| |
35[regelnummer]
De menschen, al zijnse noch zeer crancke vatenGa naar voetnoot35aant.
Nochtans van de Schrift wordt ghegheuen dees eere,aant.
Ga naar margenoot+Dat zi verwinnen heur vianden bouen maten,
(Dat is den Vader van zonden, naer Gods leere)Ga naar voetnoot38
Deur tghelooue in Iesu Christo onzen Heere,aant.
40[regelnummer]
D'welck heurlier schilt is ieghens alle ghebreken:Ga naar voetnoot40
Want worden si ghequelt met oncuusscheit zeere,
Deur een zuuer begheerte si dat versteken.Ga naar voetnoot42
Tenteert hemlien onghelooue (alst is ghebleken)Ga naar voetnoot43
Zi nemen heuren toevlucht tot het Goddelic woort,
45[regelnummer]
Raedt hemlien den viand om het quade te wreken,Ga naar voetnoot45
Si vergheuent al om Gods wille rechte voort,Ga naar voetnoot46
Steecse d'hoouerdye, die alle paeys verstoort,Ga naar voetnoot47
Si we'erstaense met ootmoet, die daerteghen is.Ga naar voetnoot48
Si verwinnen den twist met een lief'lic accoort,Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
Ende tquade met tgoede dees exemplen hoort:Ga naar voetnoot50aant.
Daerin smenschen victori' meerst gheleghen is.
Prince Iulius Caesar was meer ghepresenGa naar voetnoot52
Van dat hi hem zeluen, ofte sijn quaet verwanGa naar voetnoot53aant.
Dan van dat hi de gh'eel werelt (so wi lesen)
55[regelnummer]
Byna gheel t'onderbracht, als victorieus man.Ga naar voetnoot55
Den hoet van victorien niemant draghen en canGa naar voetnoot56
Ten rechten, dan die victorieus is bekent,Ga naar voetnoot57
Ouer sijn eighen ghebreken. Want alsdan,
(Seit Cicero) is zijn victori' excellent.
60[regelnummer]
Als verwonnen hebbende t'afgrijs'lic serpentGa naar voetnoot60
Hydra ghenaemt, d'welcke Apollo verdede.Ga naar voetnoot61aant.
Figuere van die deur des gheloofs instrumentGa naar voetnoot62
Verwinnen heur gheneghentheit tot qua' zede.Ga naar voetnoot63
| |
[pagina 103]
| |
Ga naar margenoot+Dit is den grooten viant vol van onvredeGa naar voetnoot64
65[regelnummer]
Die den mensche plaeght als hi buyter weghen is.Ga naar voetnoot65
Maer de vrome burghers van Gods helighe stede,Ga naar voetnoot66
Hebben die ter neder ende verwonnen mede,Ga naar voetnoot67
Daerin smenschen victori' meest gheleghen is.
| |
LXXVIaant. Refereyn.1[regelnummer]
Onder alle de boosheden en isser gheene,
Welke van d'helighe Schrift so seer wort verdomtGa naar margenoot+
Als de boose vrecheit, al is zi zeer ghemeene:Ga naar voetnoot3aant.
Om dat van haer de wortel alle boosheit comt:Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Want die rijcke willen werden (die Paulus nomt
En in sviants strecken. Waerin d'Apostel somtGa naar voetnoot7
Deser sonden boose ende quade inclinatien,Ga naar voetnoot8
Berooft selfs van alderleye recreatien:Ga naar voetnoot9aant.
10[regelnummer]
D'welcke de Poëten bi Tantalum verstondenGa naar voetnoot10aant.
Die altijt honghert, nochtans te gheender spatienGa naar margenoot+Ga naar voetnoot11
Verzaedt en wordt, alsoo de vrecke zijn bevonden.
Wiens muyl altoos gaept om broeken te verwerueneaant.
15[regelnummer]
Zot is hi die aerm leeft om rijcke te steruene.
D'aermoede der ghierigheit die toont God den heere,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot16
Als hi spreect: waer u hert' is, daer is uwen schat,aant.
Ende dat ghi vergaert hebt met aerbeyden zeere,Ga naar voetnoot18
VVien salt behooren? niet u, dient niet en maect zatGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
Veel te hebben: want die ghiericheit die heeft dat
Ga naar margenoot+Zi en werdt gheensins verzaett deur dat haer gelust,Ga naar voetnoot20-21
| |
[pagina 104]
| |
Maer meer verhitt en ontsteken, mercken wi plat.Ga naar voetnoot22aant.
Nochtans meent zulck te steruen rijc en wel gherust,Ga naar voetnoot23
Want hi dinct: had' ic dit, en dat, ic waer ghesust:Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Maer al vercrijgt hijt schoon, hi roupt al om noch, nochGa naar voetnoot25aant.
O vier van wreetheit dat niet en wordt uutgheblustGa naar margenoot+aant.
Te recht waerschuuwt ons den Heere van u bedrochaant.
Ghi maect aerm rijcke, d'welck is streckende tochGa naar voetnoot28
Om die den hemelschen rijcdom te doen deruene:Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Zot is hi die aerm leeft om rijcke te steruene.
Ten rechten seiden d'oude Latinen van weerden:Ga naar voetnoot31
En wilt den rijcken gheenen meerderen vlouc gheuen,Ga naar margenoot+
Dan dat hi langhe magh leuen hier op der eerden.
Want hoe dat sulcke rijcke vrecke langher leuen,
35[regelnummer]
Hoe dat si ellendigher worden bouen schreuen:Ga naar voetnoot35
Gheen deucht heur seluen doende noch ooc iemant el
Dan als si steruen, alsoo ooc hier beneuen,aant.
Ons ouders die ghierighe gheleken zeer welGa naar voetnoot36-38
40[regelnummer]
In d'aerde leit en wroett, ghelijc Varro verclaert:
Der ghierigher ziell' is haer (dits noch heur vertel)Ga naar voetnoot41
Ghegheuen voor zaut: diese tot de doot bewaert:
Anders niemant eenigh profijt van zulc vergaert.Ga naar voetnoot43
Pijnt dan dit quaet ghebreck voorts af te keruene:Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Zot is hi die arm leeft om lijcke te steruene.
Prince dees zotten zijn bouen dien so verhoedt,Ga naar voetnoot46
Ga naar margenoot+In zulc quaet dat si ooc alle aermen seer versmaden:
Ia van hemlieden wort hi verdruct, ende ontgoedt,Ga naar voetnoot48
Van zulx als hi heeft: want si sijn vul onghenaden!Ga naar voetnoot49
| |
[pagina 105]
| |
50[regelnummer]
En sien si dat ander om volghen Christus paden,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot50
Verlaten husen, houen, landen ende steden,
Wijfs, kinders oft eenighe van tswerelts weldaden:aant.
Ende dat si (alzoo voortijts d'Heylighen deden)Ga naar voetnoot53
Commen in aermoede, druck ende veel onvredenGa naar voetnoot54
55[regelnummer]
(D'welcke si ghewilligh lyden in een betrauwenGa naar voetnoot55
Van hier naermaels rijck tsine met Christus leden)Ga naar voetnoot56aant.
Dees Epicuren die spotten in alder vauwen,Ga naar voetnoot57aant.
Met zulck' aermen, die bet zijn voor rijcke te hauwenGa naar voetnoot58aant.
Ende si zegghen, om ander te bederuene:Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
Zot is hi die aerm leeft, om rijcke te steruene.
| |
LXXVIIaant. Referein en lof vanden name Iesu, an Guillame vanden Bogaerde, Prince souuerain ouer alle duutsche tonghen der Rhetorijcken, gheseyt van het gulde vanden name Iesus te Ghendt.Ga naar voetnootTitel1[regelnummer]
Lof eeuwich en eenich Gods sone ons leuens soetheitGa naar voetnoot1
Daerdeur god den hemelsch'en aertschen pant maecteGa naar voetnoot2
Lof zaet der vrauwen: waerdeur dat onder voet leyt,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot3
Het serpent d'welc naer ons doot als recht viant haecteGa naar voetnoot4aant.
5[regelnummer]
Doen Eua de vreucht (sijnde zeer inconstant) smaecte.Ga naar voetnoot5aant.
Lof Abrahams zaet, het welcke gheel verwinnen canGa naar margenoot+aant.
Doot, zonde, duuel die ons an elcken cant raecte.Ga naar voetnoot7
Meinschelicke nature, al was in tbeghinnen gram:Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Ga naar margenoot+Den Vader op ons, ghi waert t'onsen versoene vry:Ga naar voetnoot10
Want so Dauid op Goliath om verwinnen clam,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot11
Hem doodende, stadi ons auont en noene by,Ga naar voetnoot12
Verslaende soo ons vyant, wanneert te doene si.Ga naar voetnoot13
| |
[pagina 106]
| |
Lof victorieus vechter, weert der famen crone:
15[regelnummer]
Dit segghen voor teme van onsen sermoene wy:Ga naar voetnoot15
Lof Name Iesus bouen alle namen schone.Ga naar voetnoot16
Looft alle desen Coningh der ontfarmerticheyt,Ga naar voetnoot17
Die ons leuen en zaligheit voortghebraght heeft,Ga naar voetnoot18
En heeft ghenesen ons zondighe smerticheit.Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Lof helighen name waerdeur dat d'helsche cracht beeft
Dies u elcken met rechten lof dagh en nacht gheeft.
Van uwen hooghen name hebben wi figueren plat,Ga naar voetnoot22
Offerende uuws selfs lichaem als den seer puren schat.Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Lof zuuer rammeken (het blijct by Schriftueren) datGa naar voetnoot25aant.
Ant cruce gheoffert wert voor al ons zonden zwaer,Ga naar margenoot+
Alzo voor Isaac was gh'offert ter dier hueren wat.Ga naar voetnoot27
Lof Ioseph die waert vercocht ende ghebonden daer,Ga naar margenoot+aant.
Ooc die ons (wanneer dat wi waren gheschonden naer)Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Hebt rijcke ghemaect. O sVaders eersamen zone,Ga naar voetnoot30aant.
Dat ghi ons belooft hebt, hebben wi ghevonden waer,Ga naar voetnoot31
Lof Name Iesus bouen alle namen schone.
O schoone Balsseme, boven alle blommen goet,Ga naar voetnoot33aant.
35[regelnummer]
Diemen eeuwighe maeght ende moeder nommen moet.Ga naar voetnoot35
Ga naar margenoot+Lof ons stercte waer ieghens niet des viands nijt let,Ga naar voetnoot36
Al eyst dat hi ons om betrapen spreet altijt tnet,Ga naar voetnoot37
Ende ooc om ons huere te doen verslapen quelt.Ga naar voetnoot38aant.
Lof sterke hant waerdeur dat wi winnen den strijt bet.Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Lof herder, die ons (onverdient) voor u schapen telt:Ga naar voetnoot40aant.
Die des wulfs felle macht met sijn groote wapen velt
Lof Brudegoom die ons wilt t'uwer feesten wysen.Ga naar voetnoot42aant.
| |
[pagina 107]
| |
Lof meester die ons gheeft ghelijc goede cnapen tghelt.Ga naar voetnoot43aant.
Lof stierman die ons (hoewel de tempeesten rysen)Ga naar voetnoot44aant.
45[regelnummer]
Ghetrauw'lic bewaert, dies u alle gheesten prysen,Ga naar voetnoot45
En bringht ons tot den God'licken bequamen throneGa naar voetnoot46
Lof leuende broot dat can minst met meesten spysen.Ga naar voetnoot47aant.
Lof Name Iesus, bouen alle namen schone.
Prince Christus Iesus die ons maect kinderen alaant.
50[regelnummer]
En u broeders, die in desen aertschen dale zuchten,Ga naar voetnoot49-50
Wi louen u goetheit, die niet verminderen zal.
Lof sVaders schoot, daertoe wi altemale vluchten,Ga naar voetnoot52aant.
Zo dat wi mids dien niet voor sviants quale duchten.Ga naar voetnoot53
Lof wegh, waerheit, fonteyne ende ooc onzen cruudhof,Ga naar margenoot+aant.
55[regelnummer]
Daerin wi hebben al ons speciale vruchten:aant.
Dies zingt u, dagh en nacht dijn beminde bruud lof.
Lof Iesus die ons uut ghenaden van zeer ruut stof,Ga naar voetnoot57
Maect dat wi commen zullen als nieuwe leden voort:Ga naar voetnoot58aant.
Al is dit voor d'ongheloouighe ooc een gheluut grof.Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
Lof eenigh trooster, hoewel dat ander deden d'woortGa naar voetnoot60aant.
Lof oprecht aduocat die zeer gherne ons beden hoortGa naar voetnoot61
Yegh'lic zijn zaecke voor u zonder schamen tone,Ga naar voetnoot62
Ga naar margenoot+En hoe wel den viand hem in dese zeden stoort:Ga naar voetnoot63
Lof name Iesus bouen alle namen schone.
| |
LXXVIIIaant. Refereyn, an d'edele Violieren t'Andwerpen.1[regelnummer]
Apollo die heeft een queste gheproponeertGa naar voetnoot1
Onder zijn neghen dochterkins, hemlien vraghende:
Welc voor de constichste const was waert gh'estimeert?Ga naar voetnoot3
VVelcke questie hemlien gheheelic was behaghende:Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
En men was daer veel solutien ghewaghende.Ga naar voetnoot5
| |
[pagina 108]
| |
VVant d'eene zeide, twas Rhetorica ghepresen.aant.
Een ander sprac, neen, desen prijs is weghdraghende
D'edel conste van Medicijnen uut ghelesen:Ga naar voetnoot8aant.
Die den mensche can zoo subtilicken ghenesen:Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Ende zoo heeft een yeghelic tzine gheseyt.
Maer Apollo heeft de sentencie ghewesenGa naar voetnoot11
Alle zaecken hebbende zeer wel ouerleyt,
Hoe wel (sprac hy) dat my elcke conste wel greyt,Ga naar voetnoot13
Nochtans ben Pictura schuldigh meest eere en ionstenGa naar voetnoot14
15[regelnummer]
Om d'oorzaecken volghende naer der warachticheit
Hier om is sy de constichste conste der consten.
Den meinsche voorghehouden deur de nature:Ga naar voetnoot18
VVant daer zijn steenen de welcke tschilderen leerenGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
Brijnghende met hemlien voort menighe figure,Ga naar voetnoot20
VVelcke daer in ghegroyt sijn van der eerster ure,Ga naar voetnoot21
Ghelijcker op sommighe blaerkins beestkins staen.
Maer al en ware dees conste, reyn ende pureGa naar voetnoot23
Ga naar margenoot+Hier uut niet eerst ghesproten, ten mach haer niet schaen.Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Want de mensche heeftse euen wel eerst van God ontfaen
Die zelue was, en is d'eerste schilder alleene.Ga naar voetnoot26
Hadde hy niet (als Moyses schrijft) een patroon gedaenGa naar margenoot+Ga naar voetnoot27
Waer naer hy de' maken de beelden groot en cleeneaant.
Die tot den Tabernacle dienden int ghemeene?Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
VVaermede Pictura, en Schulptura recht begonsten.Ga naar voetnoot30
Wat const heeft zulc beghin gehad? ic en weet gheene
Hier om is sy de constichste conste der consten.
Daer en is gheen conste onder den hemel vonden
Oft een oprecht Schilder en heefter af tverstant.Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Dus sijn alle consten in Pictura omwonden:Ga naar voetnoot35
Ten eersten heeft zi de studie met der hand.Ga naar voetnoot36
| |
[pagina 109]
| |
Poësie die volghet haer ooc an elcken cant:Ga naar voetnoot37
Ende Sculptura die was haer oyt om vamende.Ga naar voetnoot38
Maer wat const machmen nommen (al zijnse abundant)
40[regelnummer]
Die tot dese conste niet en sijn betamende?Ga naar voetnoot40
Al sijn wy (ic kent) eenighe schilders namendeGa naar voetnoot41
Die niet en verstaen van ander consten secreten,Ga naar voetnoot42aant.
Dat en is mijn argument gheensins beschamende:Ga naar voetnoot43
Want wy deser consten consticheit niet en meten
45[regelnummer]
Naer dat eenighe doen, oft deden die hen queten:Ga naar voetnoot45
Maer van al dat haer betaemt, spreken wy ten ronsten,Ga naar voetnoot46
En zegghen dat zi van alle consten moet weten:Ga naar voetnoot47
Hier om is sy de constichste conste der consten.
Tis waer veel ander consten zijn wel noodzakelic,Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
Ga naar margenoot+Maer van consticheits weghen en hebben sy nietGa naar voetnoot50
By de schilderye, die beede is vermakelick,Ga naar voetnoot51
En orborelick zoo men noch daghelicx ziet.Ga naar voetnoot52aant.
Zi trect verwect tot duecht deur menich schoon bedietGa naar voetnoot53
Dicmaels meer dan de woorden van de goede clercken.Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Z'en is gheen stom' Poësie naer t'oude lied,Ga naar voetnoot55aant.
Maer zoo wel sprekende datmen eer yet can merckenGa naar voetnoot56
Deur een rechte schilderye, staende in huus oft kercken,Ga naar voetnoot57
Dan dicmaels deur de woorden, d'lesen oft schrijuen.
Zi hout ons voor ooghen voorle'en daden en werckenGa naar voetnoot59
60[regelnummer]
Zoo leuendich als oft wy die zaghen bedrijuen.aant.
Zi voorbeeldt de passien van mannen en wijuen,Ga naar voetnoot61
Alle naturen, zeden, beesten, steden, wonsten:Ga naar voetnoot62aant.
Dies moet zi eenen spieghel der naturen blijuen:
Hier om is sy de constichste conste der consten.
| |
[pagina 110]
| |
65[regelnummer]
Princelicke Violieren zeer excellentaant.
V conste is verclaert, voor de constichste van al,Ga naar voetnoot66
Het welc men mach goed doen (als met een argument)
Met veel constenaers die zijn onder u ghetal:Ga naar voetnoot67-68
Wiens excellentie niemand te bouen gaen zal:Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
Dus sal ick van u en uws ghelijcke verclaren
(Spijtt alle benijders ende haer boose gheschal)Ga naar voetnoot71
Dit zijn de constichste van alle constenaren.
FINIS
| |
Ga naar margenoot+LXXIXaant.1 Dit Bouxkin, gheintituleert den Hof ende Boomgaerd der Poësien, isGa naar voetnoot1 2 ghevisiteert, ende gheapprobeert, bi M. Laurens Metsium, Deken endeGa naar voetnoot2aaant. 3 Plebaen van S. Goedelen Kercke, binnen der stadt van Bruessele: Ende isGa naar voetnoot3 4 toeghelaten ende ghepermitteert in den Rade van Brabant ons Conings,Ga naar voetnoot4 5 Ghileyn Manilius, ghezworen drucker, tzelue te moghen drucken endeGa naar voetnoot5 6 vercoopen, allomme daert hem belieft. Verbiedende allen anderen druckers, 7 ende bouckvercoopers, tselue naer te drucken, oft vercoopen, binnen denGa naar voetnoot7 8 tijdt van drye naestcommende Iaren, vp pene, breeder verhaelt int Priuile-Ga naar voetnoot8 9 gie. Ghedaen te Bruessele, den iij. Octob. 1564.
10 Onderteeckent I. de Perre. |
|