Anansi en Kaaiman wandelden samen door de bossen tot aan de plaats waar de visvijver was. Anansi zei: ‘Ga jij aan die kant vissen.’
Kaaiman antwoordde, ‘Ach nee, ga jij daar maar.’
Anansi zei: ‘Nee, ik blijf hier aan deze kant, ga jij daar.’
Kaaiman zei slim: ‘Laat me eens zien, welke kant.’ Toen Anansi het hem liet zien, trok Kaaiman hem aan zijn hand 't water in. Kaaiman wist wel wat Anansi van hem wilde, want Kaaiman woont in 't water en weet dus alles af van de visvijvers.
Toen schreeuwde Anansi naar Kaaiman: ‘Iets houdt me vast man!’ Hij schudde en trok aan z'n arm.
Kaaiman zei: ‘Je weet wat je moet zeggen.’
Anansi vroeg: ‘Wat moet ik zeggen?’
Kaaiman antwoordde: ‘Gooi me.’
Anansi zei: ‘Wacht, wacht. Ren daarginds naar die plek daar en trek die stokken uit de grond. Vlug!’
Kaaiman lachte: ‘Wat bedoel je? Waar zijn ze?’
Anansi zei: ‘Verder, loop een beetje verder.’
Toen Kaaiman bij de bewuste plek kwam, zag hij de puntige stokken. Hij riep naar Anansi: ‘Ja hoor, ik heb ze eruit getrokken.’
Anansi riep: ‘Allemaal?’
Kaaiman antwoordde: ‘Ja, allemaal.’ Maar hij was slim, hij liet ze erin.
Anansi zei: ‘Gooi me.’ Dus gooide het ding hem. Hij viel op de stokken en stierf.
Kaaiman vertelde alle dieren wat er gebeurd was en hoe Anansi de andere dieren gedood had. Dit is 't verhaal van Anansi en Kaaiman.