Verzamelde gedichten
(1988)–Pé Hawinkels– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 317]
| |
Heer, U geeft ons het levenIk zeg U dank, Heer mijn God,
omdat U mij het leven gegeven hebt;
uit het holst van de eeuwigheid bent U
gekomen om mijn lot in handen te nemen.
R/: Heer U geeft ons het leven.
U geeft vorm aan ons gezicht,
U geeft ons een innerlijk leven;
U opent onze ogen voor het licht,
uw Woord is werkzaam in ons leven.
R/: Heer U geeft ons het leven.
Aan de Duisternis ontrukt U ons,
en U geeft ons uw liefde;
met het licht van uw Zoon
heeft U de nacht der tijden doorbroken.
R/: Heer U geeft ons het leven.
U bent tot ons neergedaald
om heel ons leven te delen;
in U verenigt U al ons lijden,
met ons heeft U de dood overwonnen.
R/: Heer U geeft ons het leven.
U blijft ons bezielen,
uw Geest vormt de grondslag van ons leven;
uw licht is ons licht,
U blijft onder ons aanwezig.
R/: Heer U geeft ons het leven.
| |
[pagina 318]
| |
Aan uw schepping ontleent U uw glorie,
door uw Zoon prijst U de mens;
in uw Geest worden zij éen,
door alle eeuwen heen, Amen.
R/: Heer U geeft ons het leven.
| |
Op zoek naar UIk ben op zoek naar U, o God,
voor heel de duur van mijn nacht;
ik zoek U in de mensen:
wie licht mij in over U?
Ik nader het eind van mijn reis,
het antwoord van de aarde bevredigt mij niet meer;
uitgeput en vermoeid is mijn innerlijk zoeken,
niet in staat de aansluiting met U te hervinden.
Ik kan mijn voet onmogelijk verzetten,
de zuigkracht van de aarde laat hem niet los;
zo drukkend is het gewicht van mijn lichaam
en het kwaad klampt zich aan mij vast.
Alleen bij U is er Hoop te vinden,
ik weet immers dat U liefde bent;
U kunt mij nog altijd redden
door mij los te maken van mijzelf.
Ik heb U gezocht in de mensen,
ik heb ernaar gesmacht U te ontdekken
in de lijnen van een gezicht,
in de holte van mij toegestoken handen.
Ik kan dat allemaal niet meer, o God,
mijn lichaam is volkomen krachteloos;
| |
[pagina 319]
| |
innerlijk ben ik een en al zwakheid,
het enige dat ik nog verwachten kan is uw komst.
Want U alleen kunt ons helpen,
U en uw Zoon, onze Bloedverwant,
uw Geest brengt ons tot U,
en maakt ons éen in alle eeuwen, Amen.
| |
Maak van ons éen volkUit alle windstreken zie ik
een menigte mensen zich verzamelen.
Zij spoeden zich gezamenlijk naar het feest,
en mijn hart springt op van vreugde.
Zij komen op het goede nieuws af;
dat maakt ons éen in Jezus Christus.
R/: Heer, wij vieren uw Naam,
U doet ons leven, U alleen.
Hun feestviering springt op in de duisternis,
zij hebben zoëven de vrijheid verworven.
U hebt ons bevrijd van de zonde,
en zo aan allen de vrijheid geschonken.
U maakt onze bindingen met het kwade ongedaan
door ons in uw Liefde te verenigen.
R/: Heer, wij vieren uw Naam,
U doet ons leven, U alleen.
Aan hun stralende gezichten, Heer,
aan hun ogen die sprankelen van vreugde
kan ik zien dat U hen richting geeft.
U brengt hen samen op éen plaats,
U maakt van hen éen volk,
en in hun liefde vestigt U uw Rijk.
| |
[pagina 320]
| |
R/: Heer, wij vieren uw Naam,
U doet ons leven, U alleen.
Er is geen haat meer tussen hen,
hun verdeeldheid heeft opgehouden te bestaan;
U, o God, beëindigt hun slavenbestaan,
alle grenzen doet U in rook opgaan;
uw licht heeft hen volledig herschapen,
zij komen overal vandaan om deel te hebben aan uw Naam.
R/: Heer, wij vieren uw Naam,
U doet ons leven, U alleen.
De mensenmaalstroom komt rakelings aan mij voorbij,
honderden en honderden handen zijn ineengeslagen;
zij vormen voor mij een uitweg uit mijn wanhoop
en bevrijden mij van mijn zondigheid.
Mijn ziel juicht van blijdschap en ik stel mij open voor U,
in deze mensen herken ik uw Zoon, en ik begeef mij op weg
naar uw Heil.
R/: Heer, wij vieren uw Naam,
U doet ons leven, U alleen.
Wij zegenen U, God onze Vader,
U bent in onze geschiedenis gekomen;
U bent onder ons aanwezig in de persoon van uw Zoon,
en uw Geest maakt ons éen door alle eeuwen heen.
R/: Heer, wij vieren uw Naam,
U doet ons leven, U alleen.
| |
[pagina 321]
| |
Mijn zondigheid ten overstaan van UIk wil niet langer blijven zoeken
en om mij heen kijken, o God,
zelfs de meditatie bij het aanbreken van de dag
heeft voor mij geen zin meer,
ik kan al die blikken niet meer verdragen,
en ook tegenover U kan ik mij niet staande houden.
Ik heb gezondigd tegen het leven van mijn broeders,
ik heb geweigerd een geschenk van liefde te zijn,
ik heb U ontvreemd door het licht te verhullen,
ik heb mijn medemensen afgewezen en uw Zoon gekruisigd.
Mijn zondigheid rijst voor mij op
om mij de weg te versperren,
overal waar ik ook ga duikt zij weer op;
mijn fouten en gebreken gonzen
in mijn hoofd, en mijn ziel
droogt uit als gevolg van mijn zondigheid.
Ik hoor de kreten van deze massa,
ik hoor de haat van deze mensen,
ik zie al die gebalde vuisten,
al die handen die elkaar kwetsen.
Doordat ik een weinig liefde
te kort kwam, doordat ik al die dingen
van de hand gewezen heb
heb ik ongemerkt de vrede
vernietigd, en de aarde
is verslonden door haat.
Ik durf U niet langer onder ogen te komen,
mijn God, ik ga U uit de weg uit angst voor uw woede
en oog in oog met de om vang van mijn zondigheid
durf ik niet langer te geloven aan uw mildheid.
Waar zou de aarde mij kunnen verbergen,
waar is de geheime schuilplaats,
geheimer nog dan mijn wezen,
de plaats waar uw blik geen toegang heeft,
| |
[pagina 322]
| |
waar mijn zwakheid en mijn ellende
een onderkomen zou kunnen vinden?
Ik ben onvermoeibaar op weg gegaan,
alle uithoeken van de wereld heb ik doorzocht,
maar ik heb niemand gevonden
die mij wil laten onderduiken.
Zie op mij neer, o God,
uitgeput en verslagen,
ik heb geen tranen meer
en ik ben volledig
aan het eind van mijn krachten.
De enige die er overblijft bent U!
| |
De mens zoon van GodGelukkig onder ons is hij,
die zijn leven op aarde in ontvangst heeft genomen,
die alles aanvaardt wat God gegeven heeft
en zijn weg volbrengt in vrede.
Gelukkig is ook hij,
die in zijn medemensen Jezus Christus heeft gevonden;
hij heeft in hen de Liefde aangetroffen
en hij is op weg naar het Licht.
Zijn weg is de juiste,
en zelfverzekerd is zijn tred;
voor twijfel is hij niet meer vatbaar
want Christus is zijn reisgezel.
Hij overwint de maalstroom van het leven,
hij doorstaat orkanen van angst;
ongedeerd komt hij door haat en afgunst
want hij verlaat zich op de Heer.
| |
[pagina 323]
| |
Mogen alle mensen zich aaneensluiten,
de weg vinden naar hun medemensen, naar eenheid,
moge zo Jezus Christus zich manifesteren
en hen vergezellen op hun weg naar de Vader.
Ere zij U, enige wijsheid,
ere uw Zoon, de vleesgeworden liefde;
moge uw Geest in werking treden
en ons éen maken tot in de eeuwen der eeuwen. Amen.
| |
Lijden omwille van het heilWanneer ik ver vooruit kijk, Heer,
wanneer U mijn ogen opent
voor uw uiteindelijke weg,
dan word ik bang.
Ik zie mijzelf lijden,
vernederd door de mensen,
geslagen, vertrapt en bespot;
zij brengen mij zingend ter dood.
U bent mijn toevlucht, Vader,
zeg mij: wat heb ik hen gedaan?
Hun vlees en bloed zijn het mijne,
heel hun leven heb ik geleefd.
Waarom hebben zij mijn aanbod van Liefde
met afgrijzen begroet,
waarom hebben zij hun vuist naar mij geschud
toen ik hen kwam bevrijden?
Ik kwam hun de vreugde brengen,
ik kwam hen inwijden in uw Naam,
hun zeggen hun zorgen te vergeten
en hun uw heil aankondigen.
| |
[pagina 324]
| |
Ik heb hen meer dan mijzelf liefgehad,
in hun kinderen heb ik mijzelf herkend;
tegenover hen die naar mij toe gekomen zijn
heb ik van uw Liefde getuigd.
Wat is uw boodschap hard voor mij!
Ik beef als ik over U begin.
Maar ik weet dat U het leven bent
en dat niets mij van U scheiden kan.
Uw heerlijkheid, Heer, wil ik bezingen,
uw kracht komt mij te hulp;
uw Geest opent mij de ogen.
Uw Zoon herken ik in de mensen, Amen.
| |
De openbaring van Gods heilAls ik mijn gebeden tot U richt
wordt mijn ziel door twijfel aangegrepen:
een huiver overvalt mij en ik vraag in angst en vrees:
wie bent U, Heer?
U antwoordt nooit als ik tot U spreek,
uw naam weergalmt door heel het heelal;
ik zoek U over heel de wereld,
zonder U ooit in leven aan te treffen.
Zeg iets tegen mij, God, mijn toeverlaat,
laat mij uw Gezicht zien, onverhuld;
zeg mij wie U bent, wijs mij het licht,
neem mijn twijfel weg en geef mij de vrede.
| |
[pagina 325]
| |
[Toen de Aarde opkwam]Toen de Aarde opkwam
heb ik de eindeloze klaarheid gezien,
ik zag de ondergang van de Duisternis
en de komst van uw Zoon.
Ik dank U, God, mijn Vader,
dat U zich aan mij hebt geopenbaard,
dat U uw Geest de kans hebt gegeven
mij uw Zoon te leren kennen.
Mensen, vrienden, broeders,
komt allen hierheen, snel,
dan kan ons lied weerklinken
voor Hem, die tot ons komt.
| |
Kom HeerHet lijden van alle mensen
roept om U, bij monde van mij;
het schreeuwt zijn wanhoop uit, tot U,
het wacht alleen maar op uw Liefde.
Heer, die alles weet,
zie neer op de mensen;
leg uw oor te luisteren
en keer U niet af van hun lijden.
Onze wereld wordt verscheurd en verwoest,
oorlog vernietigt de schepping;
overal stijgen kreten van smart op,
de angst van de mensen is hun dagelijks brood.
| |
[pagina 326]
| |
Onschuld bestaat niet meer,
die is dood, al lang;
de haat vestigt zijn koninkrijk,
waar bent U, Heer?
Zo morren alle mensen bij elkaar,
de keten van alle hulpelozen,
al onze zorgen in vereniging,
en bestormen U met vragen.
Waarom heeft het kind geen brood meer?
Wat voor zin heeft het lijden der volkeren?
Waarom komt er geen eind aan deze verschrikkingen?
Niemand heeft een duidelijk beeld van U, Heer!
Toch bent U er, Heer onze God,
ook U bent op zoek naar uw Zoon,
die U gestalte moet geven
om eenheid te kunnen brengen aan heel het Heelal.
Elk gezicht dat van leed doortrokken is,
elke rusteloze blik,
onze menselijke angst
bevat altijd een element van Jezus Christus.
Wat is het moeilijk om de mens
tot eenheid te brengen, hoe gaat hij gebukt
onder de lastgeving, die de liefde is!
God van eenheid, kom ons eindelijk tegemoet.
U bent groter dan de tijd,
uw geest zweeft boven de mensen,
uw Zoon brengt ons uw heil,
uw liefde geldt in eeuwigheid. Amen.
| |
[pagina 327]
| |
Wachten op GodDe Heer onze God kent ons
zoals een auteur zijn eigen werk kent,
Hij is op de hoogte van onze angst,
Hij is het eindpunt van onze hoop.
Ons geheugen draagt de last
van geheel de menselijke herinnering;
de mensen komen uit het diepst der tijden,
met al hun leed en al hun hoop.
Het antwoord van de Heer ligt in onszelf,
in ons wordt zijn Terugkeer voorbereid;
door Hem bevinden wij ons op de aarde,
ook binnenkort, op de dag van zijn komst.
Wij moeten proberen om ons, via alle mensen,
te herinneren wat in hun geheugen leeft:
God, onze Vader, brengt ons het heil
in Hem, die zijn Zoon is.
De Heer komt ons te hulp,
Hij zal onze ketenen verbreken;
krachtens zijn universele macht
brengt Hij ons tot zijn Liefde.
Want Hij is God van oudsher
samen met Jezus, zijn enige Zoon,
zijn Geest blijft onder ons,
Hij brengt ons eenheid in alle eeuwen. Amen.
| |
[pagina 328]
| |
God als schepperOnze God is Heer
over hemel en aarde,
veraf en dichtbij,
en onze aarde is zijn woord.
In onze woningen is Hij niet,
Hij is niet te gast in onze steden;
Hij maakt geen gebruik van andermans diensten,
en zoals wij leven leeft Hij niet.
Want Hij bezielt ons,
Hij is ons leven, onze adem zelf;
onze aarde werd in Hem geschapen,
alles komt in Hem tot leven.
Heel ons leven is op zoek naar Hem,
wij weten niet waar Hem te verwachten;
onze handen wachten in de nacht op Hem,
ons innerlijk leven bestaat uit zoeken naar zijn Naam.
Kennen wij overigens zijn naam niet?
Hij maakt hem bekend in Jezus Christus;
God komt tot ons in de rechtvaardigheid,
waarmee hij ons afzondert van de doden.
Onze adem behoort toe aan God,
wij prijzen Hem door Jezus Christus,
zijn Geest vormt ons tot een eenheid
uit alle volkeren op aarde. Amen.
| |
[pagina 329]
| |
BekeringDe aarde van de Heer heb ik doorkruist,
de handen van de mensen heb ik geketend,
tegen de Liefde heb ik mij verzet,
tot de Heer mij verschenen is.
Hij heeft mij in ander gezelschap gebracht,
hij heeft mijn vrienden verjaagd,
ik heb mij plat ter aarde geworpen
voor de vurige gloed van het schijnsel.
Van hoog uit de hemel zegt de Heer:
waarom achtervolg je mij?
Waarom sla je mensen in ketenen?
Waarom breng je hen ter dood?
En mijn gezicht werd in duisternis gehuld,
mijn blik was niet meer aan de aarde gebonden.
Maar ik was mij bewust van mijn verworpenheid,
mijn wroeging zocht een uitweg in tranen.
De Heer is thuis in de Duisternis,
ten overstaan van Hem is alles licht;
de nacht is voor hem als de dag
en als een lichtgevend vuur.
Mijn ogen gaan open voor het nieuwe leven,
stralend van een helder licht;
mijn ogen zien de aarde van de Heer
met een blik van Liefde, in Jezus Christus.
Als mijn duisternis maar uw Licht welkom heet,
als mijn lippen maar uw Naam uitspreken;
dan zal heel de aarde uw Liefde leren kennen
en alle mensen uw Heil.
Ere aan God voor het leven dat hij ons geeft,
voor zijn liefde die Jezus ons brengt,
voor zijn Geest die ons bezielt
tot het einde der tijden. Amen.
| |
[pagina 330]
| |
Trek uw handen niet van mij afIn het diepst van mijn ellende,
in het diepst van mijn zwakheid,
Heer, smeek ik U,
wend uw blik niet van mij af.
Ik verzink in mijn angst,
ik raak mijn eigen bodem;
mijn leven heeft geen betekenis meer
en ik huil in stilte.
Mijn mond is stom geworden,
de blik in mijn ogen is gedoofd;
mijn lippen zijn onbeweeglijk,
er komt geen geluid meer uit mijn keel.
Ongemerkt sluit de nacht mij in,
Krijgt de duisternis mij in haar greep;
ik zie het licht sterven,
mijn warmte wordt ijzig koud.
De wereld zegt mij niets meer,
stilte allerwegen om mij heen;
mijn medemensen zijn mij vreemd,
eenzaamheid speelt door mijn hoofd.
Ik heb mijzelf onderzocht,
ik heb de weg van de Geest betreden,
ik zag mijzelf omringd door verschrikking,
een woestenij van wanhoop.
De angst is mijn dagelijks brood,
van vrees moet ik beven;
wat er nog van mijn zienswijze over is
wordt uitgehold en verdwijnt in het niet.
Ik ken geen liefde meer, -
heb ik die wel ooit gekend?
| |
[pagina 331]
| |
Ik streef haar zelfs niet na,
zij is leeg, niet meer dan een echo.
Zie op mij neer, mijn God,
red mij nog éenmaal;
maak mijn angst tot de uwe
en mijn zwakheid tot uw zwakheid.
Laat niet toe dat ik in mijn leven
de laatste woorden moet uitspreken,
U de laatste woorden in het Gezicht moet slingeren:
waarom hebt U uw handen van mij afgetrokken?
| |
In de mens een boodschapHeer mijn God, mijn Schepper,
U bent de Vader van Jezus Christus,
en ook over mij en mijn medemensen
oefent U het vaderschap uit.
Tijdens mijn leven dat ik van U gekregen heb,
heb ik uw Naam verkondigd,
ten aanhoren van alle mensen
van uw Liefde gesproken.
Ik heb geleefd met de mensen,
ik heb getuigd van uw Liefde,
en nu wacht ik op het moment
dat U weer komen zult in vrede.
Ik heb met de mensen die huilden
tranen van gemis vergoten,
met de mensen die feest vierden
heb ik gezongen en gedanst van vreugde.
| |
[pagina 332]
| |
Hen die mij vervolgden
heb ik gezegend in uw Naam,
hen die op mijn dood uit waren
heb ik de verrezen Christus aangezegd.
Mijn leven in zijn geheel
is uw werk, Heer,
dus wil ik opnieuw uiting geven
aan mijn vertrouwen op uw Liefde.
Wij verkondigen uw Glorie
en uw Liefde in Jezus Christus;
moge uw Geest onze harten
openen door de eeuwen der eeuwen. Amen.
| |
In de LiefdeNiets zal ons kunnen scheiden
van de liefde van Jezus Christus;
zij geeft ons de mogelijkheid
het tekort van ons leven te overwinnen.
Of het leven ons nu angst inboezemt
dan wel zelfs in doodsstrijd brengt,
of de honger nu ons lichaam doodt,
of de mensen ons nu vernederen,
of ons lichaam van bijtende kou te lijden heeft,
dan wel geroosterd wordt door de hitte,
of geestelijke problemen ons nu kwellen,
of wij nu geobsedeerd worden door de dood,
of de mensen ons nu opjagen,
of zij onze broeders om het leven brengen,
of wij nu te maken krijgen met haatgevoelens
of zij ons door het vuur doen gaan,
| |
[pagina 333]
| |
al deze beproevingen zijn onze trots,
wij blijven desondanks in Jezus Christus;
onze kracht ontlenen wij aan Hem,
en zijn liefde is ons leven. Amen.
|
|