Winde-kelken(1859)–J.P. Hasebroek– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 240] [p. 240] Mijne verzen. 'k Heb aan de wilg mijn speeltuig opgehangen, Waarmeê de wind nu zelf als speeltuig speelt. 'k Vraag aan mijn harp geen liedren of gezangen, Waarin het hart aan 't hart zich mededeelt. 't Is dat ik staâg als waar' 't in Babel wone, Een Babel, al te woelig voor mijn lied, Wier rustloosheid, hoe 'k mij weêrspannig toone, Mij meêsleept met den stroom, die langs haar vliet. O welk een stroom, den grooten Euphraat waardig, Van moeite en strijd en arbeid zonder rust! Steeds in de hand de staf, de voetzool vaardig, En nooit, schier nooit! des wachters lamp gebluscht! [pagina 241] [p. 241] Is 't vreemd, dat in een bosch, waar zooveel woelens Den nachtegaal reeds lang verdreven heeft, De Dichter voor zijn innigste gevoelens Geen adem vindt, en in zich zelven leeft? En toch, als soms de nacht op zilvren wieken, En druipende van bloemenbalsems, naakt, Wier zoeten geur hij aadmen mag en rieken, Is 't of in hem weêr de oude drift ontwaakt. Hij neemt de harp half steelswijs van de boomen, En speelt een lied, dat langs de waatren ruischt. Hij zit niet meer aan Babels wilde stroomen, 't Is of de lucht van Kanân hem omsuist! De schimmen staan weêr op uit hunne graven, Gelijk des nachts de ontslapen geesten doen. Zij, die hem eens hun liefde of vriendschap gaven, Zij wandlen weêr met hem door 't lentegroen. Zij vallen om zijn hals, en zachtkens fluisteren Zij hem een stroom van teedre woorden in, Waarnaar zijn hart niet moede wordt te luisteren, Schoon vaak zijn geest moet raden naar hun zin. [pagina 242] [p. 242] Wat hem hun mond komt melden en verhalen, Vangt hij zoo goed hij mag in 't zielen-oor, En zingt het straks in de innigste aller talen, In poëzij, zijn geestverwanten voor. O zoete vreugd, in 't toevlugts-oord genoten, Dat zich zijn hart bij 't aardsch gewoel ontsluit! Die bloemen, in den stillen nacht ontsproten, Wat waassemen zij milde geuren uit! Eer weêr voor goed die broze bloemen welken, Plukt haar zijn hand, waar ze aan zijn voeten staan, En windt haar zaam met blanke winde-kelken, En biedt ze aldus zijn meestgeliefden aan! Vorige Volgende