Winde-kelken(1859)–J.P. Hasebroek– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 187] [p. 187] Vroege keuze. (Aan een jonge vriendin.) Lelies en rozen, zoo helder van kleur! Rozen en lelies, zoo lieflijk van geur! Wie u ziet groeijen, En bloeijen, En tieren, En met uw luister den bloemhof versieren, Roept bij 't genot, dat zijn zinnen verrukt: - Och, wierdt gij nimmer, neen, nimmer geplukt! - Lelies en rozen, zoo tintlend van gloed! Rozen en lelies, van geuren zoo zoet! Wie u ziet leven, En zweven, En prijken, 't Maagdlijk gelaat met uw schoonheid verrijken, Roept bij 't genot, dat zijn harte doet slaan: - Och, mogt gij nimmer, neen, nimmer vergaan! - [pagina 188] [p. 188] IJdele beden! Het roosje verdort. Vruchtlooze wenschen! De lelie bloeit kort. Herfstwinden blazen, En razen, En rooven Kleuren en geuren uit beemden en hoven: En ook het roosje op het maagdlijk gelaat Derft eens zijn blosjes, en kwijnt, en vergaat. Dies zoo ge wenscht naar een bloem, die niet sterft, En met den dood zelfs haar luister niet derft, Vraag niet naar rozen, Die blozen, Naar bloemen, Die als de lelies op marmerwit roemen: Zoek in den Bloemhof der heilige blaân, Waar gij den Levenden Wijnstok ziet staan; Sluit als een ranke aan dien Eenige u aan; Zoo bloeit u 't leven, dat nooit kan vergaan! Vorige Volgende