Winde-kelken(1859)–J.P. Hasebroek– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 185] [p. 185] Aan mijne gade; op onzen trouwdag. Merkt gij daarboven die watersprank wèl? Zie haar ontspringen, En vrolijk en snel Zich langs de rots door haar stroombedding dringen! Wend naar dien anderen bergtop uw oog! Zie, daar ook vonkelt, Geboren omhoog, 't Zilver der bronaâr, die nederwaarts kronkelt. Volg nu die stralen of 't waar' op den voet! Zie, hoe ze stroomen Elkaâr te gemoet, Als twee gelieven om zamen te komen. [pagina 186] [p. 186] Eindlijk daar vliegen ze elkander aan 't hart, Deelen te zamen Hun vreugde en hun smart, Huwen hun waatren en menglen hun namen. Lieve! gij weet, wiens geschiednis dit zij! Gij zijt die ader, Ontsprongen voor mij, Hemelsche gift van den hemelschen Vader! Eeuwig gezegend de heuglijke stond, Waarop wij zamen Het zaligst verbond Hebben bezegeld door 't liefelijkst Amen. Vloei nu, mijn tweelingsstroom, helder en blij' Lang aan mijn zijde, En dán, - stroomen wij De eeuwigheid in met hetzelfde getijde! Vorige Volgende