Winde-kelken(1859)–J.P. Hasebroek– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 126] [p. 126] Bij een bruiloft, te Haarlem gevierd. De lente daalt op vlinderwieken, En sticht in Haarlems hof haar troon: Daar groeijen, bloeijen, gloeijen, rieken De bloemen, Haarlems schoonste schoon: Daar welft op onnavolgbre wijs, Als om die bloemkorf te beschermen, Het Haarlemsch bosch zijn groenende armen.... Voorwaar! het is een Paradijs! De liefde daalt op duivenvlerken, En kiest zich deze woning uit; Daar dartelt tusschen rozenperken Een jonge minnaar met zijn bruid. Hun lente ontrooft natuur den prijs: Want kleuriger dan gindsche bloesems Tiert heel een lusthof in hun boezems.... Voorwaar! het is een Paradijs! [pagina 127] [p. 127] Maar 't najaar komt, en Haarlems Eden Verandert in een woestenij: Hun jeugd verdwijnt, en 't groenend Heden, Wat rest er van in 't herfstgetij'? .... Lief paar! Ik rade u, plant bij tijds, Plant in uw hof den Boom des levens, En, groen in lente en winter tevens, Vereeuwigt hij uw Paradijs! 1856. Vorige Volgende