Winde-kelken(1859)–J.P. Hasebroek– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 111] [p. 111] Troost. Bloemen, kindren van de gaarde, Kindren, bloemen van het huis! O hoe vrolijk maakt gij de aarde Met uw kleuren en gedruisch! 'k Zie u bloeijen, 'k hoor u dartlen, En 'k word met u jong en blij'! 'k Pluk uw kelken, 'k deel uw spartlen, En gij bloeit en speelt voor mij. 'k Zag een arme in 't armlijk huisje, Naakt en koud door storm en wind; Maar toch zag ik in zijn kluisje Ginds een bloem, en hier een kind. [pagina 112] [p. 112] 'k Vond een lijder: alles zweeg er, Alles treurde er met geween; Maar een bloem geurde om zijn leger, En een kind speelde om hem heen. Zeker veel verdwijnt al zachtjes Dat met de aard' voor ons vergaat... Zoo zij ons maar kinderlachjes Tusschen bloemenblosjes laat! Vorige Volgende