Geloofwaardige reizigers verzekeren, dat bij het naderen van het eiland Amboina, reeds op drie mijlen afstands van de kust, de liefelijke bloemengeur van de Volkameria's van de Kanangan (Uvaria Japonica), van den Kruidnagelboom en meer andere welriekende gewassen den schepeling verkwikkend toewaaijen, zijnen geest met de aangenaamste gewaarwordingen vervullen, en hem reeds vooraf doen gevoelen, wat geur en kracht de gloeijende Oosterzon in het Plantenrijk kan te voorschijn brengen.
H.C. van Hall, Natuurlijke geschiedenis van het Plantenrijk. (In J.A. Uilkens, de volmaaktheden van den Schepper in zijne schepselen beschouwd, herzien en op de tegenwoordige hoogte der wetenschap gebragt, Deel V, blz. 307.)
Ambon, gij land der welriekende luchten,
Rijk met gewassen en kruiden bezaaid,
Die met hun balsems den dampkring bevruchten,
Die als een bloemgeur ons toe komt gewaaid:
Wat moet het zijn, als de scheepling u naakt,
En reeds van verre uwe wellusten smaakt?
Wat moet het zijn, als de kruidnagel-geuren,
Rijk met den reuk der Kanangan vermengd,
Hem als bij voorraad op d' oeverzoom beuren,
Waar ge als op wolken van wierook hem brengt;
Als hij van 't land, dat hem daagt in 't verschiet,
Reeds op de waatren de zoetheên geniet?
[pagina 91]
[p. 91]
Maar hoe die voorproef den scheepling moog' streelen,