Winde-kelken(1859)–J.P. Hasebroek– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 55] [p. 55] Gij bloeit steeds voort. Wat plooit ge, o bloem! uw blaadren vrolijk open, Terwijl uw kelk van heldre kleuren gloort! Wat blinkt ge, pas met verschen dauw bedropen! .... Gij bloeit steeds voort. Zoo bloeide ook zij, die me eens u heeft geschonken. Zij was een bloem, die iedereen bekoort. Helaas! haar schoon had spoedig uitgeblonken.... Gij bloeit steeds voort. Wat werd ze krank! Door ziekte en folterpijnen Werd in zijn vaag haar korte bloei gestoord. Ik zie haar nog op 't bed der smarten kwijnen.... Gij bloeit steeds voort. In 't eind zij stierf. Ach, de eigen koolzwarte aarde, Waarin gij groeit en die uw wortlen schoort, Onttrekt ze aan 't oog, dat weenend op haar staarde.... Gij bloeit steeds voort. [pagina 56] [p. 56] O wreede bloem! Kan niets u dan bewegen? Hoe tergt ge ons, die naar treur- noch klaagtoon hoort! ... Maar neen, zoo roept gij ons vertroostend tegen: ‘Zij bloeit steeds voort! God heeft op aard' haar stengel afgesneden, Maar 't leven Gods, dat zwaard noch sikkel moordt, Bloeit zoo als ik in 's Heilands zalig Eden! ....’ Zoo bloei vrij voort! Vorige Volgende