Winde-kelken(1859)–J.P. Hasebroek– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 8] [p. 8] Op den goeden vrijdag. Welkom, blijde dag, Dien wij juichend prijzen! Al wat de aarde zag Vóór uw opgang, zwicht Bij het heuglijk licht, Dat uw zon deed rijzen. Ach, wat langen nacht Stonden Isrels vromen Lijdzaam op de wacht, Toevende op den Heer, Roepend: tot wanneer Stelt gij uit te komen? Maar gij kwaamt, en wij Zien den dag verschenen [pagina 9] [p. 9] In der jaren rij, Waarop God aan de aard', Met zijn vloek bezwaard, Zegen zal verleenen! Als uw morgen daagt, Staat Gods Zoon gebonden, Lijdt en strijdt en draagt, In het doodsgerigt, 't Vreesselijk gewigt Van der menschen zonden. Als uw middag komt, Gaat de zon verdwijnen, En Gods Zoon verstomt, Als hij zich door 't licht Van Gods aangezigt Niet meer ziet beschijnen. Als uw avond naakt, Slaapt Gods Zoon in de aarde; 't Offer is volmaakt, [pagina 10] [p. 10] 't Werk is gansch volbragt, Waarop ons geslacht Zoo lang hopend staarde. 't Groot verzoeningsfeest Van een eeuwgen vrede Roept met blijden geest, Bij hun gouden luit, 't Koor der zaalgen uit, En wij juublen mede. Ja, dit is de dag, Dit de roem der dagen, Dien men vieren mag. Als geen ander moet Hij den naam van goed Boven allen dragen. Wees ons ook dan goed, Dag van God gegeven! Reinig ons gemoed Door de liefdevlam, [pagina 11] [p. 11] Die het godlijk Lam Op het kruis deed sneven. Sterfdag van den Heer! Zie ons met hem sterven! Zie ons meer en meer Voor de zonde dood, Om in jezus' schoot Eens zijn ruste te erven. Vorige Volgende