Winde-kelken(1859)–J.P. Hasebroek– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 5] [p. 5] Kruislied. Mijn Heiland! Aan uw voeten, Voor mij doorwond aan 't hout, Kom ik u hier begroeten, Waar 't kruisbloed nederdauwt. Ik kom vergeving vragen, O Man van krankte en smart! Dat ge ook voor mij geslagen, Voor mij gekruisigd werdt. Ach! zie ik op uw wonden Aan hoofd en borst en zij', Ze zijn me als zoo veel monden, Die zeggen: dat deedt gij! Uw bloed, langs 't kruis gevloten, Roep' niet tot God om straf: Op mij, die 't heb vergoten, Daalt toch de bloedschuld af. [pagina 6] [p. 6] Maar heb ik door mijn zonden U mede aan 't kruis gebragt: Ben ik bij hen gevonden, Wier hand u heeft geslagt: Zie hoe 'k met de eigen handen Mij op den boezem sla, En, Lam ook in uw banden En stervenssmart! genâ! Vergaaft ge uw moordenaren, Ook ik ben hunner één: Laat dan ook mij weêrvaren Naar uw barmhartigheên! Laat op mij nedervloeijen Het bloed, dat ik vergoot, En zuivrend mij besproeijen De bron, die ik ontsloot! Heer! toon mij mededoogen! Ontzondig me in uw bloed! En bij uw kruis gebogen, Kus ik met liefde uw voet. Maar neen! niet aan uw voeten Breng ik u hulde en eer. [pagina 7] [p. 7] Om dankend u te ontmoeten, Stijg ik op 't kruis, o Heer! Kunt gij mijn smarten dragen, Mijn kruis- en stervenspijn? - Zoo hoorde ik, Heer! u vragen. - Ja, Heere! 't zal zoo zijn! Kostte ik u eens die smarten, Mijn dank vergeldt ze nu! Het is de keus mijns harten: Ik lijd en sterf met u! Dat, aan uw zij' verheven, Met u mijn oude mensch Gekruisigd moge sneven, Is 't hoogste, dat ik wensch. Dan eerlang uit de dooden Met u weêr opgestaan, Zal ik, 't verderf ontvloden, Uw hemel binnengaan! Vorige Volgende