Nieuwe winde-kelken(1864)–J.P. Hasebroek– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 198] [p. 198] Orchideën. Bloemen der lucht, die 'k mijn hoofd zie omzweven, Of gij een leger van vogelen waart, Die voor uw wortlen geen plaats vraagt aan de aard, Groeijend en bloeijend in hoogere dreven! Zegt mij, waar schuilt toch de hand, die u voedt, En staâg uw nooddruft u toevloeijen doet?... Hoe? kan het zijn? Is u lucht alleen noodig? Leeft gij van d' âam, door uw stenglen gehaald? En waar uw leeftogt van Boven-af daalt, Is u het voedsel der aarde overbodig? Luchtbloem, wat les, die gij 't menschenkind geeft, Hem, die nog hooger zijn levenssfeer heeft! Ach, leerden we ook ons van de aarde te spenen, En voor den geest, uit den hemel gedaald, Slechts aan Gods Geest, die hem koestrend bestraalt, Licht, leven, lucht en bezieling te ontleenen! Planten van de aard, maar voor Hooger gebaard, Zweefden we, als gij, tusschen hemel en aard! Vorige Volgende