Nieuwe winde-kelken(1864)–J.P. Hasebroek– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 185] [p. 185] Halfheid. Bij het zien van een regenboog. O schoon gezigt! Met zevenvoude kleuren Zie ik den bonten hemelboog Als een triomfpoort naar omhoog Zijn stralend halfrond opwaarts beuren. Gods Majesteit en Liefde gloort En treedt ons tegen door die poort. Maar ach! waar gij den krans van stralen Wilt volgen tot zijn ring zich sluit, - Zie hoe daar eenklaps de aarde u stuit, En 't oog weêrhoudt in 't nederdalen! Hoe schoon, o boog, uw gordel zij, Een Halfheid en niet meer, zijt gij! O beeld van 't Schoonste en Zoetste op aarde! 't Gelijkt den bonten regenboog. Het streelt uw hart, het boeit uw oog, [pagina 186] [p. 186] Maar 't blijft ten deele al wat ze u baarde. Straks breekt de schoone tooverring, Waarmeê ze u voor een wijl omving. Ja, wat ook de aarde ons geev' te aanschouwen, Wat ze ons van Waar- of Schoonheid bied', 't Is al een Halfheid, wat gij ziet: 't Geheel blijft weigren zich te ontvouwen. De dood alleen schenkt eens uw oog De aanschouwing van den vollen boog. Vorige Volgende