Nieuwe winde-kelken(1864)–J.P. Hasebroek– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 88] [p. 88] Vinet's treurzang bij den dood van zijne dochter, in achttienjarigen leeftijd overleden. Had ik een zegen Van u verkregen, O God, waarom hernaamt gij dien? Was 't uw behagen 't Mij weêr te vragen, Waarom mij eerst uw heil doen zien? Spreek, Heer! uw daden, hoog verheven, Doen 't arm, kortzigtig schepsel beven. 'k Word oud en ouder; Mijn hart wordt kouder; Geen dag, dat mij geen vreugde ontvlugt. Wind, sneeuw en regen Rooft allerwegen Den boom mijns levens blad en vrucht. [pagina 89] [p. 89] Mijn hof wordt dor, mijn bloesems kwijnen; De herfst, de koû, de nacht verschijnen. Mijn huis was treurig: Toch tierde er fleurig Een bloem, die in zijn schaduw stond. Mijn dochter bloeide er. Hoe vrolijk gloeide er Haar zonne aan 's vaders horizont! Maar, ach! zij stierf, en voor onze oogen Verbergt gij, waar ze is heengetogen. Had ik een zegen Van u verkregen, O God, waarom hernaamt gij dien? Was 't uw behagen 't Mij weêr te vragen, Waarom mij eerst uw heil doen zien? Spreek, Heer! uw daden, hoog verheven, Doen 't arm, kortzigtig schepsel beven. Uw hand moog' zaaijen, Uw hand moog' maaijen, Wat ge eerst gezaaid hebt en geplant; Uw hand doe leven, [pagina 90] [p. 90] Uw hand doe sneven, - 't Is de eigen liefdevolle hand: Nu wiegt ze ons in een rust vol zoetheid, Dan wekt ze ons met een storm, uit goedheid! Als de Eengeboorne, Zóó elk verkoorne; Met Jezus sterven we éénen dood. Toch doet dit sterven Ons 't leven erven; Dit graf is de echte moederschoot. O Dood! uw naam moet Leven wezen! Van d'eeuwgen dood komt ge ons genezen! Voor al wat de aarde Hier acht van waarde Sterve ik, als 't, Heer! van u mij scheidt. Weg denken, weten! Ik wil vergeten Al wat me, o Heer! tot u niet leidt. Laat heel mijn ouden mensch verdwijnen! Dan zal de nieuwe eerst regt verschijnen. Zoo wil 't uw liefde, Wier zwaard mij griefde, - [pagina 91] [p. 91] Hier ben ik! spaar me uw slagen niet! Stook 't smeltvuur heller, En altijd feller, Totdat ge in mij geen vlek meer ziet. Beeldhouwer! laat uw werk gelukken, Al vliegt daarbij mijn heil in stukken! Had ik een zegen Van u verkregen, Met regt, o God! hernaamt gij dien. Is 't uw behagen 't Mij weêr te vragen, - 'k Weet toch, waarom 'k uw heil moest zien. Wel zijn uw daân steeds hoog verheven.... Toch doen ze uw kind niet langer beven! Vorige Volgende