Hesperiden. Nieuwe poëzie in den avond des levens(1888)–J.P. Hasebroek– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende CXXVII. Ik vroeg een Milanees, die steeds zijn hoofdkerk tooit En siert: wanneer komt ze eens gereed? Fier sprak hij: Nooit! Zoo ook de kerk, helaas! die we in ons binnenst bouwen: Nooit zult ge, wat ge doet, haar ooit volbouwd aanschouwen. Vorige Volgende