Hesperiden. Nieuwe poëzie in den avond des levens(1888)–J.P. Hasebroek– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 268] [p. 268] De avondklok. I. Volschoon en plechtig, Met hellen klank, Zingt 't avondklokje Zijn sluimerzang. Doof 't vuur in de assche, En 't licht gebluscht! De dag bracht arbeid, De nacht brengt rust. Dicht gaan de vensters; Geen lamp, die blinkt; Geen voetstap ruischt meer; Geen stem weêrklinkt. Geluiden zwijgen In gang en hal; Vergeten, sluimert In stilte er 't al. II. De dag zag 't ende; Dit boek als hij. De hand des schrijvers Legt stil 't op zij. [pagina 269] [p. 269] Zijn beelden vluchten; Zijn droom vervloot, Als vuur in de assche, Verdonkerd, dood. 't Lied is gezongen; 't Verhaal is uit. Koud is de haardsteen, En 't venster sluit. De neevlen vullen Steeds grauwer 't dal..... Vergeten, sluimert In stilte er 't al. Longfellow. Vorige Volgende