Hesperiden. Nieuwe poëzie in den avond des levens
(1888)–J.P. Hasebroek– Auteursrecht onbekend
[pagina 264]
| |
Bij den dood van C.A. Chais van Buren.Stond 'k, Vriend, niet bij uw graf, daar tuigend van mijn smart,
Wat nood? Ik hoorde eens 't woord eens Wijzen tot mij komen:
‘Waar gij den vriend betreurt, om wien uw tranen stroomen,
't Graf, dat de Doode vraagt, hij vinde 't in uw hart!’
Zoo zal het zijn! zoo is 't, bij 't geen Ge als vriend mij werdt:
Mijn medgezel in 't werk, saam met u ondernomen;Ga naar voetnoot1)
Mijn leeraar door 't rijk hoofd, dat tal van denkers tart;
Mijn voorbeeld door 't rijk hart, bij 't stil bestaan des vromen.
Dat Gij mij voorgaan moest!.... Gij waart eer rijp dan ik;
God achtte u eer bekwaam om boven vrucht te dragen.
Hoe rijk, hoe vrij, hoe blij' ziet u aldaar mijn blik,
Verlost van zorg en leed en 's levens duizend plagen,
Daar 'k u, aan Thomas' zij',Ga naar voetnoot2) uw Vriend, uw gids weleer,
Naar 's levens vollen stroom zie leiden door den Heer!
|
|