Hesperiden. Nieuwe poëzie in den avond des levens(1888)–J.P. Hasebroek– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 245] [p. 245] Het uurwerk. Een kind werd doof. Wie zal 't genezen? De arts waagt een proef. Maar of hij slaag', Wat zal daarvan het teeken wezen? - Breng hier me een uurwerk! luidt zijn vraag. 't Geschiedt. Wat vreugde! 't Mocht gelukken. 't Kind hoort het tikken, slag voor slag, Des urenmeters, vol verrukken..... 't Mag zijn: hem daagt een nieuwe dag! Zóó gij, mijn ziele! - De Arts van Boven Ontsloot ook u het geestlijk oor. En waarbij wist ge: Ik mag gelooven? - Een hoorbren slag ving 't zielenoor, Den harteslag van 't Godlijk harte: Dat zeide u: Boven leeft uw God! Hij, Vader, deelt uw vreugde en smarte, Hij, Schepper, schikt en wendt uw lot! Oneindig God, die 't Al doet leven, Hoe? klopt uw hart dus ook voor mij? - Uw naam is Liefde. - Wil slechts geven, Dat 'k nu geen hoorend-doove zij! Vorige Volgende