Hesperiden. Nieuwe poëzie in den avond des levens(1888)–J.P. Hasebroek– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 218] [p. 218] Bij het graf. Aan een Weduwe. Wat kan een enkel graf niet op eenmaal verslinden! Het scheidt wat onafscheidlijk scheen: Het leven, waarin zich twee levens saâm verbinden, Als golf met golf gevloeid inéén, - Maar nu! zijn tusschenkomst komt die twee golven scheiden; De een vloeit den open zeestroom in, En de andre, aan deze zij des scheidsmuurs, moet verbeiden, En toeven wachtens moê.... Wat bittre smart! Kon God twee zielen dus vereenen, Zoo hij ze straks weêr scheiden zou? En was het niet te hard, dit echtheil te verleenen, Als hij 't zoo ras hernemen woû? Klaagt dus de droeve ziel? - God geev' haar kind te worden, Zich overgevend zonder pijn: - Uw wil, o God, uw raad, uw schikkingen, uw orden, - Hier ben ik, Heer! ze zijn de mijn'! Gij hebt zoo eindloos veel me in 't geen Gij naamt gegeven, Meer nog brengt me eens de doodsrivier.... Geef maar een weinigje geduld en moed tot leven! Geef Hoop voor 't Ginds, en Kracht voor 't Hier! Vorige Volgende