Hesperiden. Nieuwe poëzie in den avond des levens(1888)–J.P. Hasebroek– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 196] [p. 196] Voor wie? Hoor! 't Vesperklokje gaat weer luiden! Zijn galm klinkt over 't dorpje heen, Om, kleeplend, 't uurtjen aan te duiden, Waarin het Ave dient gebeên. Maar och, wie luistren naar die galmen? Geen landheer, wonend op 't kasteel; Geen landman, zwoegend bij zijn halmen; Geen dorper, dansend voor de veêl. Elk hunner, om 't gelui te hooren, Heeft oor en hart te zeer vervuld. Zoek elders dus, of ge open ooren, Gij, klinglend klokje! vinden zult. Maar, ja! licht zult ge op enkle plekken, Als willig luistraar naar uw stem Een eenzaam wandelaar ontdekken.... 't Is u genoeg, gij zongt voor hem! Alzoo de dichter. - ‘Dwaas! bij 't druisen Van 't marktgewoel, wie zingt nog nu?’ - Och, 'k hoor daar ginds een stemme ruischen: ‘Klinkt Vesper nog?’ - Ik zong voor u! Vorige Volgende