Hesperiden. Nieuwe poëzie in den avond des levens(1888)–J.P. Hasebroek– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 155] [p. 155] Ultima Thule. Aan een vriend. Met gunstige winden, langs zonnige baren Zijn wij naar uw kust, Hesperiden, gevaren, Waar appelen groeien van glinsterend goud; Maar lang is 't geleden, en nu zijn wij oud. Wat scheidde de zee met haar klievende stroomen Ons sedert niet ver van dat land onzer droomen, Van 't land onzes strevens naar Waarheid en Deugd, 't Verloren Atlantis der hoopvolle jeugd! Waarheen nu? Helaas! voor uw kust, Hesperiden, Daagt ons nu het strand van de woeste Hebriden, Waar zeemeeuwen vliegen en 't golfgebruis woedt, En 't oog hier een wrak, daar een zeeplant ontmoet. Ach, Ultima Thule! gij einde der aarde! Vermoeid van den strijd, dien de levensreis baarde, Hier rusten we een poos, in dees haven der zee, Van 't zoeken naar 't oord, dat nooit daagde, van vreê. (Longfellow). Vorige Volgende