Hesperiden. Nieuwe poëzie in den avond des levens(1888)–J.P. Hasebroek– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 122] [p. 122] Wat het klokjen zegt. (Bij een plaat.) Klingelend klokjen, omtuild en omkranst, Waar ge op en neer tusschen bloemslingers danst, Als door een rozengaard hupplende kleenen, Och of we uw beeldspraak gehoor wilden leenen! Gij roept ons toe: Trekt een les uit dit spel! Wat zijn u de uren, wier cijfer ik tel? Zijn ze, als ik zelf ben, met bloemen omvlochten, Beeld van de vreugd, die ze u aanbrengen mochten? 't Hangt niet aan mij: het gebruik wijst dit uit, Door u gemaakt van elk uur, dat ik luid: Poogt ge, gezegend, ook andren te zegenen? Iedere klokslag zal bloemekens regenen! Vorige Volgende