Hesperiden. Nieuwe poëzie in den avond des levens(1888)–J.P. Hasebroek– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 120] [p. 120] Het heideroosje. (Bij een plaat naar de schilderij van Thérèse Schwartze.) Geschreven voor Erica, Jaarboekje der Maatschappij van Weldadigheid. Röslein, Röslein, Röslein roth, Röslein auf der Heiden! Goethe, Heidenröslein. Een lief tafreel vertoont ons 't Heideroosje, Door 't kunstpenseel der schilderes gemaald: Een maagdelijn, welks wang gloeit van een bloosje, Waarbij geen roos uit heel haar ruiker haalt. Wien zal 't lief kind die heiderozen geven, Wier geur en kleur haar zin en hart verrukt? Zal zij haar d' oudren biên, die voor haar leven? Of.... heeft zij haar voor 's minnaars borst geplukt? Vroeg zij 't aan mij, ik ried: ‘'t Gebloemt der heide, O! schenk 't den Vrienden van uw oudrenpaar, Wier zorg hun uit die heide 't brood bereidde, En loone uw roos hun gouden korenaar!’ Vorige Volgende