| |
| |
| |
Hoofdstuk VIII.
De journalist en Curaçao.
De bodem der Curaçaose eilanden is vruchtbaar. Hoe dor de aanblik in de droge tijd ook zij, hoe bruin en verdroogd alles er uitzie, nog zijn de eerste droppels van de regen niet gevallen of het groen ontspruit aan de knoppen, het gras schiet op uit de bodem, de bloemen tooien de velden en groeien als de orchideeën van de Christoffelberg tot in de oksels der bomen. In de natuur is dit zo, maar ook in het rijk der mensen, die onze eilanden bewonen. Het was een Engelsman, die de journalistiek op St. Eustatius is begonnen, een Schot deed het op Curaçao als wilde de historie reeds het bondgenootschap beklemtonen, dat in weerwil van een reeks oorlogen immer bestaan heeft tussen de zo verwante volken van het Britse en Nederlandse rijk.
Venezolanen, zonen van dat andere volk dat wel geschillen had met het onze, maar dat evenals ons volk zich der tirannie ontworstelde om als moderne staat zijn plaats tussen de natiën in te nemen, - Venezolanen vonden op Curaçao gelegenheid om te schrijven en te drukken. De eigen kinderen
| |
| |
van Curaçao zwegen als de kiemen, die immer sluimeren in de grond van onze eilanden.
Maar nog had op 1 Januari 1866 het nieuwe regeringsreglement in artikel 8 niet afgekondigd: ‘Niemand heeft vooraf verlof nodig om door de drukpers gedachten of gevoelens te openbaren’, of de spruiten wiesen uit de bodem. Het was jong gewas, bruisend van leven, zonder regelmaat nog of zelfbeperking, die eigenschap die wel bijna nergens zo als in de Pers noodzakelijk is wil zij niet misbruikt worden voor de eigen persoonlijke sympathieën of antipathieën.
Elke gebeurtenis had bovendien een nieuw blad ten gevolge. Elke vereniging gaf haar eigen blaadje uit en elke club wilde een eigen orgaan.
Vanzelfsprekend hebben deze blaadjes en organen - er zijn zeer goede bij, vooral onder die van de laatste jaren - weinig of niets met journalistiek te maken. Wendt men zich tot de eigenlijke Pers, dan treft den waarnemer, terstond het verschijnsel, dat ook in andere landen valt waar te nemen dat zo vaak dezelfde namen terugkeren.
Curaçao vertoont in dit opzicht een sterker lijn dan Aruba, waar de journalistiek steeds een zwak punt is geweest.
Naar zijn gezindheid vertoont elk gezindte ongeveer even grote vitaliteit, hetgeen des te merkwaardiger is, omdat bijvoorbeeld het katholieke volksdeel juist in de wordingstijd der Curaçaose journalistiek nog in vele opzichten achter stond bij de rest der bevolking.
Namen, die men telkens weer aantreft in de journalistieke historie zou men ongeveer als volgt kunnen rangschikken Men dient hierbij evenwel in het oog te houden, dat onder de groep Protestanten zeer zeker mensen waren, die door rechtzinnige Protestanten niet tot de hunnen gerekend zouden worden.
| |
| |
| |
Schrijvers.
Schrijvers en schrijfsters van Curaçaose oorsprong zijn dan:
Bij de Protestanten:
Conn, Catherine |
Evertsz, N.J. |
Grünings, Willem Cornelis (Sjon Wiwi) |
Henriquez, Ch. J. |
Pijpers I, Antoine Jean. |
Prince, J.B. |
Statius Muller, A.G. |
Walle, H.A. van de |
De Katholieken tellen onder de hunnen:
Corsen, James Sieckman |
Hoyer, Willem Manuel (‘Wein’) |
Huyke J.M. |
Kroon, W.E. |
Lauffer, Pierre |
Muller, J. |
Pijpers II, Antoine Jean |
Rib, J.T. |
Römer, M.M. |
Römer, René F. |
Sintiago, A.E. |
Vileg, G.C. |
Bij de Joden vindt men:
Wolfschoon, A.A. |
Capriles, Manrique |
Chumaceiro, David Mendes |
Henriquez Dzn., A. |
| |
| |
Jesurun, Dr. A.D. |
Jesurun, B.A. |
Lopez Henriquez, Emilio |
Lopez Penha, A.Z. |
Salas, David Dario |
Redacteurren.
Redacteuren, meestal tevens uitgevers en vanzelfsprekend ook vaak schrijvers, waren:
Protestanten:
Aumaillón, Hipólito |
Beaujon, Jacob W.S. |
Berkel, J.B. van |
Gorsira, Cornelis |
Gorsira, Pieter Carel |
Grünings, Willem Cornelis (Sjon Wiwi). |
Jonckheer, Gebroeders Johannes H., Ferdinand F., en Willem A. |
Meyer, Casten David en zijn zonen Eduard en Johan Frederik Gerlijn Meyer. |
Neuman, CJ. |
Neuman, J.F. |
Neuman, J.P.E. |
Sasso, P M. |
Suarez, Jorge Bartolomeo |
Vinck, Gerrit Karel |
Zalm, Douwe |
Zalm, Otto |
Katholieken:
Casiano, Constan |
Corsen, Joseph Sieckman |
| |
| |
Cras, Otto |
Ernst, Guillermo |
Everstz, C. ... |
Evertsz, M. |
Fidanque, Johan |
Flores, Isaac |
Groot, J.A.L.A. de |
Henriquez, T. |
Isernia, J.J. |
Jongh, J.D. de |
Leito, Arturo (‘Tuyuchi’) |
Kamer, Ildefonso A.A. (‘Dries’) |
Kroon, Jose Maria |
Palm, J. Camilo |
Pool, John de |
Ponce, Alfredo |
Ponce, Gustavo |
Römer, Ernesto H. |
Salcedo, Lucien |
Uytrecht, Gerard van (‘Jai’) |
Joden:
Fidanque, Josias P. |
Jesurun, B.A. |
Jesurun Penso |
Lopez Henriquez, Emilio |
Moreno, Jacob |
Moreno Brandao, E. |
Namias de Crasto, A. |
Namias de Crasto, Mauricio |
Penso, Haim |
Pinedo, Mozes Michael (‘Momon’) |
Salas, Arnoldo J. |
Salas, David Dario |
| |
| |
Salas, Freddy |
Senior, Haim |
Sola, Daniel de |
| |
Kindersterfte onder de bladen.
Het telkens terugkeren van dezelfde namen is op Curaçao echter niet altijd aan de familieband te danken. Vaak - misschien wel meer zelfs - is het te wijten aan het feit, dat een blad al vroeg ten gronde gaat en de redacteur vroeger of later een volgend blad begint. Op zichzelf pleit dit slechts voor den man, die hierdoor blijk geeft het echte journalistieke bloed in de aderen te hebben, zodat hij schrijven, moet.
| |
Grünings begon acht bladen.
Willem Cornelis (‘Wiwi'’) Grünings spant de kroon, want op Aruba en Curaçao houdt hij het record niet minder dan acht bladen begonnen te zijn, die alle na korter of langer tijd ten gronde gingen. Sjon Wiwi, zoals hij genoemd werd, is Curaçaoënaar van geboorte, ofschoon zijn moeder Van der Veen heette en mogelijk uit Europees Nederland kwam en zijn vader niet bekend is. Uit dit laatste spruit vermoedelijk het feit voort, dat de dragers van de naam Grüning (zonder s) van tegenwoordig het met elkander oneens zijn over de vraag, of ze familie zijn van Sjon Wiwi. Bij zijn wettige vrouw heeft hij trouwens geen kinderen gehad.
Willem Cornelis Grünings werd geboren 17 December 1859 en hij stierf op 27 December 1926. Hij is met Casten David Meyer, waarover later, feitelijk de eerste beroeps-journalist geweest in dier voege, dat hij uitsluitend met de pen zijn brood verdiende.
Zijn kantoor, waar hij woonde, schreef, drukte en administreerde was boven Winkel & Zonen aan het Wilhelminaplein.
| |
| |
Hoe fel anti-katholiek hij ook was, betekenis voor de culturele geschiedenis van Curaçao heeft hij zeker gehad, want naast zijn journalistieke werk deed hij ook veel aan muziek. In 1877 richtte hij bijvoorbeeld een orkest op. Eveneens gelijk Casten D. Meyer, was hij vrijmetselaar, met dit verschil, dat Meyer van huis uit katholiek was en Grünings niet.
Op latere leeftijd werden hem vermoedelijk als gevolg van suikerziekte de beide benen afgezet en hierna woonde hij enige tijd in het Sanatorium Het Groene Kruis, vanwaar hij later vertrok naar een woning aan de IJzerstraat, waar hij dan op 27 December 1926 is overleden; zijn bladen had hij met tientallen jaren overleefd. Wat deze betreft, hij begon in 1884 met ‘De Voorbode’ (nr. 24), kort nadat het katholieke weekblad Amigoe di Curaçao was begonnen, waartegen hij in 1885 zijn tweede blad ‘Amigoe di Pueblo’ (nr. 27) oprichtte, een blad dat nog geen anderhalf jaar heeft bestaan. In 1889 deed hij het nog eens met ‘El Independiente’ (nr. 41), daarna in 1890 stichtte hij misschien Aruba's eerste periodiek ‘El Semanario’, dat ongeveer vijf jaren heeft bestaan (Aruba nr. 2) en dat een soort paralleluitgave op Curaçao kreeg in 1892 (nr. 49), waar het bestond tot 1904 voor zover thans nog is na te gaan. In elk geval begon hij in 1902 voordat ‘El Semanario’ het begeven had, reeds zijn volgende blad, de ‘Eco de la Verdad’ (nr. 84), in 1905 gevolgd door ‘El Heraldo’ (nr. 87). In 1907 schreef Grünings zijn laatste blad ‘Ideas Modernas’ (nr. 90), welk veertiendaags blaadje (16 × 25 cm. 8 blz!) hij bij wijze, van attractie voorzag van de ondertitel: ‘Excomulgado por el clero católico de Curaçao’. Hoe lang hij dit blaadje volgehouden heeft is niet bekend.
| |
De Jonckheers deden zes pogingen.
De Gebroeders Jonckheer komen hierna met zes verschillende tijdschriften. Gelijk onder nr. 76 van de Curaçaose
| |
| |
lijst werd opgemerkt zijn dit niet de Gebroeders van het huidige kledingmagazijn aan het Brionplein, maar hun vader en twee ooms, de Heren Johannes Hendrik (‘Jantji’) Jonckheer, Ferdinand François (‘Freddy’) Jonckheer en Willem August Jonckeer, waarvan de laatste twee thans bij Maduro's Bank werken. De drie heren, van wie ‘Jantji’ aan de tegenwoordige Handelskade een drukkerij had, waren in hun geschriften geheel anders geaard dan Grünings, die een echte oppositieschrijver was en zulk een toon aansloeg, dat de intekenaren genoeg kregen van zijn bladen. De Jonckheers gaven eerst een blad uit in 1900 ‘Ons Eiland’ (nr. 76), daarna een reclameblad ‘Excelsior’ (nr. 79) eveneens in 1900 een politiek blad ‘Cardos y Lirios’ in 1911 (nr. 96), dat nog een persdelict uitlokte, zodat het verboden werd, en nog hetzelfde jaar gevolgd werd door ‘Argus’ (nr. 97) en ‘Curaçaosche Koerier’ in 1912 (nr. 100), waarna zij nog met een godsdienstig getint blad uitkwamen in 1913 getiteld ‘La Luz’ (nr. 103).
Hierna hebben zij hun journalistieke gaven verborgen en zijn in de commerciële wereld gegaan, waar zij belangrijke posten kregen. Een nazaat, Efrain Jonckheer, ging in 1945 weer in de politiek en bracht het zelfs tot Statenlid. Journalistieke activiteit paarde deze Jonckheer evenwel niet aan zijn politieke carrière.
| |
J. Camilo Palm deed het vijf maal.
Minder gelukkig, maar bijna even vruchtbaar, was Joseph Camilo Palm, die vijf tijdschriften begon: in 1886 gaf hij het blad ‘La Ilustración’ uit (nr. 31), waarvan zoals werd opgemerkt, de merkwaardigheid was, dat het geen illustraties bevatte. Hij was toen eerst 18 jaar oud. Na het eerste nummer mislukte zijn blad al en het duurde tot hij 41 was vooraleer hij in 1909 zijn tweede blad uitgaf, dit maal gelijk in Hoofdstuk VII reeds werd gezegd een dagblad ‘El Prego- | |
| |
nero de la Colonia Curazao (nr. 89). In 1910 volgde hij met ‘El Sol’ (nr. 94), in 1912 met ‘El Tiempo’ (nr. 101), in 1913 met ‘El Andariego (nr. 104), waarover bij de behandeling van de dagbladpers reeds gesproken is, zodat daarnaar zij verwezen.
| |
De Salassen.
Andere bekende namen uit de journalistieke geschiedenis zijn de Salassen, die verschillende bladen hebben uitgegeven. Men heeft den bekenden David Dario, men heeft Arnoldo en men heeft Freddy, zodat ook hier weer blijkt, dat dezelfde namen telkens terugkeren in de Curaçaose journalistiek.
David Dario Salas was een uitnemend schrijver en begon met ‘El Ganimedes de las Damas’ in 1892 (nr. 51), waarna hij het in 1898 nog eens beproefde met ‘La Patria Venezolana (nr. 70) en in 1908 met ‘Iris’ (nr. 93). Arnoldo Salas, de boekhandelaar aan het Wilhelminaplein - de combinatie van schrijver en boekhandelaar komt ook elders vaker voor - heeft slechts één blad beproefd: ‘El Clarin Americano’ (nr. 66), een drie-maandelijks tijdschrift in het Spaans, waarin hij een drie-maandelijks commentaar leverde op de Spaans-Noordamerikaanse oorlog, waarbij Puerto Rico aan de Verenigde Staten kwam (1898); tot op heden fungeert de oude boekhandelaar als vertaler van de nieuwstelegrammen van de Boletin Comercial. Freddy tenslotte, de zoon van Dario, heeft zijn journalistiek geluk beproefd in 1936 en 1937, toen hij achtereenvolgens uitgaf ‘Elite’, eerst een dagblad, later een ‘Elite’ dat maandblad was en tenslotte nog een maandblad ‘Sports’ (nrs. 138, 140 en 141).
| |
Casten D. Meyer en zonen.
Ook de naam Meyer komt enkele malen voor in de journalistieke geschiedenis van Curaçao. Het is Casten
| |
| |
David Meyer en zijn beide zoons Eduard en Johan Frederik Gerlijn. Meyers vader Ludwig was nog in Duitsland geboren, zelf is hij als echte Curaçaoënaar geboren. Hoewel van huis uit katholiek geraakte hij door invloed van verkeerde vrienden in de oppositie, zodat hij de katholieke kerk is gaan bestrijden, zeer tot verdriet van zijn vrouw (ook van Duitse origine, zeer godsdienstig Protestant) en zeven kinderen. Casten David Meyer werd op Curaçao geboren op 24 December 1844 en stierf hier 16 Februari 1928.
Hij is een van de eerste beroepsjournalisten van Curaçao geweest, want behalve dan met de pen had hij geen enkele andere inkomsten. Zij opleiding had hij genoten aan het Colegio Leon aan de Overzijde, gedurende zijn journalistieke jaren woonde hij in de Naniesteeg (thans Chinese wasserij), en later tegenover de St. Annakerk. Afgezien van de inhoud van zijn stukken, die meestal tegen de kerk gericht waren, was hij een uitnemend stilist en schrijver; behalve een reeks kranten publiceerde hij ook vlugschriften en met dit alles wist hij zoveel te verdienen, dat hij zijn zeven kinderen een uitnemende opvoeding kon geven.
Casten David Meyer is de eerste geweest, die een weekblad in het Papiament heeft uitgegeven: ‘Civilisado’ (nr. 6) in 1875. Later gaf hij nog uit ‘De Vrijmoedige’ (nr. 13) van 1875 tot 1920, en ‘De Wekker’ (nr. 16) van 1879 tot 1915. Meyers bladen behoren tot de bekendste persproducten van Curaçao.
Van zijn zeven kinderen waren twee zoons en beiden hebben een blaadje op stapel gezet, echter zonder het succes van hun vader en beiden zijn dan ook in de handel gegaan.
Johan Frederik Gerlijn Meyer gaf in 1895 uit het veertiendaagse blad ‘Curaçao Amusant’ (nr. 5), een gehectografeerd moppenblad met aardige tekeningen en Eduard volgde in 1897 met ‘Ons Blaadje’ (nr. 64), waaromtrent het niet gelukt is enige biezonderheid te achterhalen.
|
|