| |
Gouvernements-persdienst en censuur.
Onvolledig bij een behandeling van de totstandkoming van de dagbladpers in Curaçao zou het zijn de wording van de Gouvernementspersdienst te verzwijgen, die ofschoon naast de dag- en nieuwsbladpers staande, toch een plaats in de journalistieke wereld van Curaçao is gaan innemen. Vooral dank zij hem is de kloof, die gelijk vooral uit hoofdstuk VI wel blijkt historisch geslagen werd tussen overheid en Pers overbrugd.
De Gouvernementspersdienst werd opgericht op 24 Juni 1940, ruim een maand nadat Europees Nederland overrompeld was. Zijn oprichting werd mogelijk gemaakt, door dat een Nederlands Journalist, Meester Eduard Maurits Elias - van de Nieuwe Rotterdamsche Courant, de Provinciale Groninger Courant en de Haagsche Post - die aanvankelijk in verband met de Wereldtentoonstelling te New York in de Verenigde Staten was na haar sluiting op een reis in Mexico door de oorlog werd overvallen, heil zocht op het naast bijzijnde Nederlandse grondgebied. Daar de toenmalige Procureur-generaal Meester Thys van der Laan, een studievriend van genoemden Elias, juist doende was binnen het kader der oorlogsmaatregelen een censor te zoeken voor dit onheilsinstituut, kreeg Elias deze betrekking. Zij werd gecombineerd met die van Hoofd van de Gouvernementspersdienst. Deze tak van dienst ressorteerde onder de rijksregering te Londen en zou samen werken met de in Londen werkende Regerings-Voorlichtingsdienst (onder leiding van Adriaan Pelt, voor de oorlog Volkenbondsjournalist), de in
| |
| |
Suriname op te richten Gouvernementspersdienst (eerst onder J.H. Boas van de Maasbode, na Januari 1943 onder Joh. van de Walle van de Beurs- en Nieuwsberichten), de in Batavia opgerichte Regerings-publiciteitsdienst (onder J. Ritman van het Bataviasch Nieuwsblad) en de in New York en Australië op te richten Inlichtingenkantoren, die in iets losser verband met de regering stonden.
De overheidsinstanties besloten voorts om de Nederlandse berichten, welke door het Persagentschap Aneta rondgeseind werden, door middel van de Gouvernementspersdiensten te laten distribueren, met dien verstande, dat opneming ervan niet verplicht was.
Door de verbreking van het contact met het moederland gingen de bladen zich meer op buitenlandse radio-stations concentreren, zodat er vrijwel geen Nederlands nieuws in de Pers verscheen. Te laat deed toen de Overheid, wat zij, zoals hiervoor werd opgemerkt, al veel eerder had moeten doen, de niet voldoende kapitaalkrachtige kranten helpen door verstrekking van Nederlands nieuws, een nationaal belang van de eerste orde. De kranten hebben deze geste van de eerste dag af op zulk een hoge prijs gesteld, dat het vrijwel niet is voorgekomen, dat berichten niet werden opgenomen. Deze daad van het Curaçaose gouvernement was de eerste peiler van de brug, die eerlang geslagen zou worden over de kloof, die gouvernement en Pers van Curaçao zo lang gescheiden had gehouden.
| |
Het ‘Monsterverbond’.
De taak van de Gouvernementspersdienst, die door de bladen aanvankjelijk slechts schuchter aanvaard werd, was als volgt samen te vatten:
1) Propaganda naar binnen. Daarbij bedient de Gouvernementspersdienst zich van de plaatselijke Pers en radio, distribueert hij brochures. De berichtendienst van Aneta
| |
| |
voorlichting over wat in de bezette gebieden van Europa en later ook van Indië gebeurde, vielen hier onder.
Naar buiten, waarbij de bedoeling voorzit feiten en geen tendentieuze commentaren te geven. In het kort dus: bekendmaking van de Nederlandse gebieden en hun cultuur, economie enz. in den vreemde.
2) Censuur. In feitelijke zin los staande van de Gouvernementspersdienst, maar bij wijze van een personele unie hiermede verenigd, was de censuur, die opgedragen werd aan Mr. Elias, immers ook hoofd van de Gouvernementspersdienst, Mr. Elias heeft dit terecht steeds als een ‘monsterverbond’ aangemerkt.
De norm der censuur was, dat niets in de krant mocht wat naar de mening des censors a) beledigend was voor bepaalde volksgroepen teneinde voortwoekering van de splijtzwam te voorkomen, b) niets over militaire en maritieme aangelegenheden, c) niets wat aan met ons Koninkrijk geallieerde landen onwelgevallig zou kunnen zijn.
Evenals de bladen heeft ook de Gouvernements-persdienst moeten worstelen om zich een plaats te verwerven in de besloten Curaçaose samenleving. Van Propaganda moest men op de Curaçaose eilanden niets hebben, vooral omdat men geneigd was te veronderstellen, dat Propaganda de verspreiding van gezwollen en verdraaide berichten en voorstellingen zou betekenen, om nog niet te spreken van uitgesproken leugens, zoals die door den vijand werden verspreid. De weg, die de Gouvernementspersdienst moest gaan was geplaveid met wanbegrip en miskenning.
Het getuigt van de goede nationale zin der Curaçaose bladen, dat de Gouvernementspersdienst in een vraaggesprek met Dagblad Amigoe di Curaçao van 23 Juni 1941, waaraan bovenstaande punten ontleend zijn, dus reeds na één jaar bestaan te hebben, kon getuigen van de Pers alle medewerking te hebben mogen ondervinden.
| |
| |
De propaganda bleef beperkt tot zuivere berichten en rustige voorlichting. Hoewel in enkele gevallen opdringerig, is de houding van de Gouvernementspersdienst toch zo geweest, dat niemand hem meer zou willen missen. Het is de samenwerking tussen de Gouvernementspersdienst en de plaatselijke Pers geweest, die aan beide baat heeft gebracht.
Een ernstig misverstand was, dat men in de Gouvernementspersdienst een soort gelijkschakeling van de Curaçaose pers verwachtte. Men sprak zelfs van ‘Perschef’, als bestonde hier gelijk in totalitaire landen, een overheidsinstantie, die gezag kon oefenen op de bladen. Men beschouwde soms de Gouvernementspersdienst zelfs als de vertegenwoordiger van de Curaçaose pers als geheel, hetgeen al even onjuist was, omdat de bladen onderling daartoe dan mandaat zouden moeten hebben gegeven, hetgeen zij nimmer hebben gedaan.
In feite staat de Gouvernementspersdienst geheel naast de plaatselijke bladen, die hem bij zwijgende overeenkomst als gelijkberechtigde aanvaarden. Het pleit voor de onafhankelijkheidszin der Curaçaose pers en voor de democratische inslag van de Gouvernementspersdienst, dat in dit opzicht onderling geen conflicten zijn voorgekomen.
Conflict tussen Pers en Gouvernementspersdienst.
Een conflict met de Gouvernementspersdienst kwam door de censuur, die bij Proclamatie van 10 Mei 1940, afdeling B, artikel 13, werd afgekondigd. Op 4 Juni 1940 verscheen een Algemene Bekendmaking waarin de censuurbepalingen werden uitgestippeld:
Deze luidde aldus:
Algemene Bekendmaking
De Procureur-Generaal.
Gelet op
artikel 13 van de Proclamatie van de 10de Mei 1940 houdende bepalingen betreffende het Militair Gezag, de be- | |
| |
voegdheden van den Procureur-Generaal en de instelling van een Biezondere Rechtbank in Curaçao gedurende de Staat van Beleg (P.B. 1940 No. 38), heeft de navolgende bepalingen vastgesteld.
Artikel 1: Het is verboden een dagblad, periodiek, vlugschrift of enigerlei ander drukwerk, geschrift of tekening te drukken, uit te geven of - voor zover zij in de Nederlandse taal zijn gedrukt of uitgegeven - te verspreiden, aan te plakken of in de handel te brengen.
Artikel 2: Van het in artikel 1 gestelde verbod kan door den Procureur-Generaal ontheffing worden verleend. Aan een ontheffing kan de Procureur-Generaal algemene of biezondere voorwaarden verbinden, terwijl eenmaal vastgestelde voorwaarden door den Procureur-Generaal kunnen worden ingetrokken, gewijzigd of aangevuld.
Artikel 3: Verleende ontheffingen kunnen door den Procureur-Generaal te allen tijde en zonder opgave van redenen worden ingetrokken.
Artikel 4: Ontheffing van het in artikel 1 gestelde verbod wordt van rechtswege geacht te zijn verleend ten aanzien van alle in artikel 1 bedoelde drukwerken, geschriften en tekeningen voor zover in deze algemene bekendmaking niet anders is bepaald, dan we! door den Procureur-Generaal - bij algemene bekendmaking of biezondere aanzegging - niet anders zal worden bepaald.
Artikel 5: Een algemene bekendmaking of biezondere aanzegging, als in het vorige artikel bedoeld, kan mede betreffen het drukken, uitgeven, verspreiden, aanplakken of in de handel brengen van alle in artikel 1 bedoelde drukwerken, geschriften of tekeningen van een bepaalden natuurlijken dan wel rechtspersoon of lichaam, hetzij door dien natuurlijken of rechtspersoon of door dat lichaam zelf, hetzij door derden.
| |
| |
Artikel 6: 1. Geen ontheffing, als bedoeld in artikel 4, wordt geacht te zijn verleend voor zoverre het drukwerk, geschrift of de tekening naar inhoud en (of) strekking dan wel naar de uiterlijke vorm:
a. een afbeelding, beschrijving of enige biesonderheid inhoudt met betrekking tot 's lands defensie in het algemeen, dan wel biezonderlijk met betrekking tot functies en standplaatsen van militairen, enig militair werk, militair materieel, bij althans ten behoeve van de weermacht in gebruik, gebouwen en getimmerten, waarin militairen zijn ondergebracht voor welk doeleinde ook of waarin zich militaire burelen, stafkwartieren of commandoposten bevinden, of waarin militaire paarden of militair materieel zijn ondergebracht, militaire vliegvelden, vliegparken en landingsterreinen met hun roerend en onroerend toebehoren, bivaks, militaire autoen wagenparken, en in het algemeen alle dergelijke of andere gegevens omtrent land- en zeemacht, haar taak, bevoorrading, uitrusting en verrichtingen;
b. bestemd en (of) geschikt is om de krijgstucht bij en het zelfvertrouwen in de weermacht of enig onder- of bestanddeel daarvan te ondermijnen, en in hef algemeen moet worden geacht gevaar op te leveren voor de geest van de weermacht of voor de veiligheid des lands;
c. beledigend, dan wel nodeloos krenkend moet worden geacht voor het openbaar gezag, enig openbaar lichaam of enige openbare instelling;
d. afbreuk kan doen aan de weerbaarheid en het zelfvertrouwen van de bevolking;
e. ingevolge mededeling van den Gouverneur van Curaçao op enigerlei andere wijze afbreuk doet aan de belangen en (of) de veiligheid van de Staat.
2. Onder de uitdrukking ‘naar de uiterlijke vorm’, gebezigd in lid 1 van dit artikel, wordt o.m. verstaan:
a. het gebruik van sensationele koppen en sensationele slagzinnen, welke geen voldoende verantwoording vinden
| |
| |
in de inhoud van de berichten, waarop zij betrekking hebben;
b. het zodanig weergeven van officiële berichten, dat de oorspronkelijke strekking niet tot haar recht komt.
Een ieder, wien zulks aangaat, wordt herinnerd aan het bepaalde in artikel 17 van de Proclamatie van de 10e Mei 1940 (P.B. 1940 No. 38), waarbij de overtreding van enige gebods- en verbodsbepaling, krachtens de bevoegdheden, in bovengenoemde en volgende proclamaties vermeld, uitgevaardigd door den Gouverneur of vanwege hem door het Militair gezag en door den Procureur-Generaal wordt beschouwd als een misdrijf en gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van ten hoogste zes honderd gulden.
Willemstad, de 4e Juni 1940
De Procureur-Generaal voornoemd,
Th. van der Laan.
Zoals men uit dit voer de Curaçaose persgeschiedenis belangrijke document ziet, is het een vaag gestelde bepaling omtrent de hiervoor reeds genoemde drie feiten, die niet meer gepubliceerd mochten worden.
Het feit, dat deze Algemene Bekendmaking te vaag was gesteld heeft de censuur in Curaçao tot een fiasco gemaakt, waaraan een einde werd gemaakt op 1 September 1942, toen de praeventieve censuur, met uitzondering van die op militaire en maritieme aangelegenheden, werd afgeschaft en vervangen door een Adviseurschap, hetwelk een wassen neus bleek te zijn.
In zoverre de Gouvernementspersdienst de vrijwillige mede- en samenwerking met de Pers ambiëerde is hij geslaagd, alle pogingen waarbij de Gouvernementspersdienst in een of andere hoedanigheid opgedrongen werd aan de Pers zijn mislukt, hetgeen zeker pleit voor de democratische
| |
| |
zin van onafhankelijkheid van de Pers, die geen inmenging van bedrijven of overheid wenste.
De praeventieve censuur op de Pers - de censuur op brieven, telefoon en telegraaf staat hier buiten beschouwing - viel onder den Procureur-generaal, die haar eerst zelf oefende en na instelling van de Gouvernementspersdienst op 24 Juni 1940 opdroeg aan deszelfs hoofd, Mr. Eduard M. Elias.
De regeling was zodanig, dat elke krant haar drukproeven ten minste twee uren voor de verschijning van het blad aan de Gouvernementspersdienst moest laten bezorgen, een ongerief dat verergerd werd doordat het gouvernement over loopjongens kon beschikken en de kleine krantenbedrijven niet. Daar stond evenwel tegenover, dat de loopjongen tegelijkertijd het Aneta-nieuws mee terug kreeg, want dat werd en wordt door middel van de Gouvernementspersdienst verspreid. Had de censor bezwaar, dan telefoneerde hij. Op zichzelf hadden de redacties hiertegen geen bezwaar, omdat alle redacties steeds de nationale zaak hebben willen dienen. Zij wilden dit echter doen met behoud van de democratische gedachte en in strijd hiermede kon de censor zonder opgave van redenen stukken verbieden. Welke de normen waren om tot schrapping van een artikel over te gaan is nimmer duidelijk geworden en zeker niet uit de officiële interpretatie van de Algemene Bekendmaking, welke vervat was in een brief, die de censor op 17 Februari 1942 (wel wat laat) aan Dagblad Amigoe di Curaçao schreef:
‘Mijn antwoord op uw brief van 15 dezer kan kort zijn, want het antwoord op uw vragen vindt ge in bijgaande bepalingen van den Procureur Generaal. Uiteraard doen zich wel eens incidentele gevallen voor, waarin een incidentele beslissing moet worden genomen. “Panta rhei” - óók de censuur, doch dàn geldt de geest van des procureurs generaal bepalingen. Deze geest te dienten in samenwerking
| |
| |
met de pers en in het belang van de Curaçaose samenleving is de taak van
Uw dw.
Elias, Censor’.
Het beginsel was dus ‘panta rhei’, de geest des procureurs-generaal, die in elk geval afzonderlijk de doorslag gaf, De Staten van Curaçao vroegen kort daarop in het Voorlopig Verslag van de Curaçaose Begroting 1943 welke de richtlijnen der censuur waren: Wat was gebeurd? Begin 1942 had de Beurs- en Nieuwsberichten een verslag van een zitting des Krijgsraads gegeven, die naar sommiger mening tendentieus was. Ook hadden zich enkele conflicten voorgedaan als gevolg waarvan de Amigoe di Curaçao geschorst was.
De, Amigoe di Curaçao had een artikel geschreven, waarin gewezen werd op de broeiende toestanden in het zg. Chinezenkamp. Het betrokken artikel was door den censor verboden en kort daarop gebeurden er in genoemd kamp dingen, die zelfs enkele slachtoffers kostten. In de sensationele vergadering van de Staten, dien toen op 21 April 1942 gehouden werd, vroeg het Statenlid Ernesto C. Martijn om ‘soepeler toepassing van de censuur. Het publiek moet beter ingelicht worden. Het herhaaldelijk toepassen van de censuur betekent zwakte van het Bestuur.’
Ook in de afdelingsvergadering der Staten werd de zaak der censuur besproken en zo schreven tenslotte de Staten in hun Voorlopig Verslag bij de Curaçaose Begroting 1943:
‘Gevraagd werd welke de richtlijnen zijn bij de oefening van de censuur, zowel over brieven als over krantenberichten.
De publicatie van verslagen (in de “Beurs- en Nieuwsberichten”) van de zittingen van de Krijgsraad in een bekende zaak van de laatste tijd, werd door enkele leden bedenkelijk
| |
| |
geacht, vooral, omdat zij ook van tendentieus commentaar zijn voorzien vanwege de betrokken redactie. Gemeend werd, dat deze stukken zeker door den vijand te onzen nadele uitgebuit kunnen worden’. (Curaçaose Begroting 1943, Voorlopig verslag).
Later, in het Eindverslag voor dezelfde Begroting luidde het nogmaals:
‘Men was het in de afdelingen in principe met het Bestuur eens, dat het niet op de weg van den censor ligt om verslagen van openbare vergaderingen te censureren. Niet uit het oog dient echter verloren te worden, dat men in dergelijke verslagen dingen zou kunnen zeggen, die niet juist zijn en waarvan [de gevolgen] ons ten nadele zouden kunnen strekken. Het zou daarom beter zijn ook deze verslagen den censor te laten passeren’. (Curaçaose Begroting 1943 Eindverslag). De Statenleden hadden zich niet vergewist op de redactiekantoren zelf, want dan zouden zij geweten hebben, dat al zulke verslagen inderdaad den censor passeerden: alles passeerde hem.
Zij kregen hierop de hiervoor afgedrukte vage Bekendmaking van 4 Juni 1940 toegezonden, ditmaal zonder enige interpretatie. De zaak liep tenslotte dood bij behandeling in openbare vergadering.
Het was evenwel bijna het einde van de strijd. In Mei 1940 was de censuur ingesteld.
Het was de Amigoe di Curaçao, die reeds zeer spoedig met de censuur in conflict kwam, toen de redactie een artikel over een toen aanhangig Curom-conflict wilde publiceren, een beschouwing dus over een zuiver plaatselijke aangelegenheid, welke beschouwing door den censor verboden werd. Dat was op 17 Juli 1940. De Amigoe di Curaçao kwam toen uit met een witte voorpagina, waarop het woord ‘censuur’ prijkte.
| |
| |
De Curaçaose censuur is geen succes geworden, Gelukkig niet. De tijd is nog onrijp om aan deze contemporaine gebeurtenis een objectieve beschouwing te kunnen wijden, doch wel kan worden gezegd, dat de wijze waarop de censuur hier toegepast werd, enerzijds toch zeker enigszins grillig was. Zo is het voorgekomen dat berichten, die Radio-Oranje te Londen had rondgeroepen in de Curaçaose pers niet mochten worden opgenomen.
In strijd met de aanvankelijke toestemming om nieuwstelegrammen van buiten onverkort op te nemen, is het gebeurd, dat een naam uit een AP-telegram werd geschrapt. Het is voorkomen, dat geen verslag van plaatselijke gebeurtenissen mocht worden gegeven, die dan later toch uitvoerig in de Venezolaanse bladen werden besproken; wanneer ze vervolgens door de grote persbureaux waren verspreid, werden zij toch in de Curaçaose bladen opgenomen. De strijd is evenwel volsireden en de Pers is als overwinnares uit het perk getreden. Zonder verder te willen treden in de détails van wat met de censuur op Curaçao verbonden is, worde slechts de zo juist aangestipte gebeurtenis vermeld, die volledigheidshalve niet verzwegen kan worden.
Het is vooral Dagblad Amigoe di Curaçao geweest, dat de strijd tegen de censuur gestreden heeft, mede omdat men uit de wijze van toepassing der censuur sterk de indruk kreeg dat de censuur bepaalde groepen en personen in bescherming nam, die andere bladen onder hun invloed hadden. Wekenlang verschenen regelmatig witte plekken in Dagblad Amigoe di Curaçao, toen bepaalde arbeidsconflicten hier broeiden en losbarstten. Toen aan Dagblad Amigoe di Curaçao verboden werd om ingezonden stukken van beide partijen op te nemen en alleen de werkgeverszijde haar standpunt mocht verduidelijken in de pers, toen een redactionele beschouwing hieromtrent verboden werd en de redactie in de witte ruimte die ontstond enkele artikelen uit de Staatsregeling, o.a. art.
| |
| |
4. ‘Slavernij wordt in Curaçao niet geduld’ publiceerde, werd Dagblad Amigoe di Curaçao voor twee dagen geschorst. Dat historisch evenement vond plaats op 19 en 20 Maart 1942.
De fiere Nederlandse Leeuw stond in de zegels gedrukt, die op vrij Nederlands grondgebied een drukpers kluisterden. De dagen, dat het blad niet verscheen, waren in de stad dagen van uitbundige vreugde. Toen Dagblad Amigoe di Curaçao op 21 Maart 1942 weer verscheen, was het nummer wederom zwaar gecensureerd. Uit deze verwikkeling, welke slechts volledigheidshalve naar de feiten wordt vermeld, is toch, gelijk uit zoveel kwaads, iets goeds voortgekomen.
De strijd tussen Pers en overheid was begrijpelijk. Na hetgeen in hoofdstuk VI gezegd is over de taal, die allerlei scribenten in het verleden hadden uitgeslagen over de autoriteiten, na de houding die de Pers vaak had aangenomen tegen de overheid is het te begrijpen geweest, dat de overheid zelve weinig animo vertoonde om de Pers als zodanig te erkennen. Weliswaar had de komst van de Gouvernementspersdienst in de verhouding enige verbetering gebracht, maar de Overheid stond als geheel te terughoudend tegenover de Pers, in wie zij feitelijk een instantie zag, waarvan zij alles te verwachten had dat kwaad was. Inlichtingen werden buiten de opgave van de burgerlijke stand en soortgelijke berichten aan de Pers niet gegeven.
Motieven waarom de overheid dit of dat deed of zou doen werden niet medegedeeld. Bij herhaling is gedurende de censuurstrijd door Dagblad Amigoe di Curaçao - de andere bladen onthielden zich van deelneming aan de strijd, doch stonden sympathiek tegenover de houding van de Amigoe - aangedrongen op het houden van persconferenties, waarbij de gouverneur of een door hem gemachtigde een ronde-tafel-conferentie zou houden met de persvertegenwoordigers. Niet dat het de bedoeling was alles wat daar besproken werd
| |
| |
in de bladen te publiceren, maar veeleer om toenadering te bewerkstelligen, om de niet immer terstond begrepen achtergrond van bestuursmaatregelen te doen inzien e.d. Is het verschijningsverbod van Dagblad Amigoe di Curaçao een humoristische, zij het voorbij gegane episode uit de persgeschiedenis van Curaçao, een goed gevolg van het conflict is geweest, dat twee dagen na het verschijningsverbod (op 23 Maart 1942) in Dagblad Amigoe di Curaçao een - overigens ook weer zwaar gecensureerd - artikel verscheen, waarin de mededeling wordt gedaan, dat om de veertien dagen persconferenties bij den Procureur-generaal zouden worden gehouden, waarbij de Pers gelegenheid zou hebben alles te vragen wat zij maar wilde. In de practijk zijn deze conferenties bij gebrek aan tijd niet om de veertien dagen gehouden, maar sedert het verschijningsverbod worden zowel door den gouverneur als door de verschillende ambtenaren die iets te vertellen hebben regelmatig persconferenties gehouden.
Niet dat met het verschijningsverbod het conflict van de baan was. Herhaaldelijk zijn nog schrappingen voorgekomen.
Slechts zij vermeld, dat toen Gouverneur Gielliam J.J. Wouters op 15 Juli 1942 het bestuur van Curaçao aan zijn opvolger Gouverneur Dr. Petrus A. Kasteel had overgedragen, deze laatste de praeventieve censuur afschafte op 1 September 1942.
Vermelding verdient daarbij, dat het hoofd van de Gouvernementspersdienst als Raadgever werd aangesteld, dat aanvankelijk alle proeven als voorheen moesten worden ingeleverd en dat hij al dan niet kon adviseren voor opneming. Daar dit stelsel in de practijk een wassen neus is gebleken - genoemd hoofd was wel wijzer en adviseerde nimmer iets - verliep het al na enkele weken.
De kloof tussen Pers en Overheid is diep en breed. Deze kloof moet er blijven in een democratische staat. Want soms
| |
| |
zal het de taak der Pers zijn de weg te wijzen aan de gerechtigheid in de landszalen; zij zal der regering of het gouvernement de wensen des volks moeten mededelen en vaak critiek moeten oefenen op het overheidsbeleid. Er dient dus een scheiding te zijn en nooit mag de Pers de slavin worden van de regering, zoals in totalitaire landen het geval is. Maar er dient over deze kloof een brug te zijn, want naast deze vorengenoemde taak heeft de Pers ook als taak de zorgen en wensen der regeerders aan het volk over te brengen.
De journalistieke geschiedenis van Curaçao doet zien, dat daaraan heel wat mankeerde - maar van beide zijden. Het is de verdienste van de overheid, dat zij door haar gouvernementspersdienst de eerste peiler, zoals hiervoor geschreven werd, in de grond heeft willen slaan om de kloof te overbruggen.
De samenwerking tussen Overheid en Pers is thans van goede aard; wel is de vrije meningsuiting door biezondere en vaak plaatselijke en persoonlijke factoren ten zeerste beperkt, doch de onderlinge verstandhouding is beter en ook al zullen conflicten tussen Overheid en Pers op Curaçao misschien niet tot het verleden behoren, er bestaat een weg, waarlangs zij tot elkander kunnen komen.
| |
De algemene nieuwsberichtgeving en de nationale taak der Pers.
Men kan slechts hopen, dat deze weg druk bewandeld worde. De bestendiging van een goede verstandhouding tussen Overheid en Pers is vooral in een overzees gebied van groot nationaal, dus algemeen belang. Zulk een verstandhouding is goed voor de Overheid, omdat zij de steun der Pers nodig heeft als een der voornaamste middelen voor de verspreiding van de nationale gedachte.
De betekenis van dit laatste kan slechts diegene bevroe- | |
| |
den, die onze overzeese gewesten van eigen aanschouwing kent, hun vraagstukken heeft leren begrijpen en inzien en die ter vergelijking ook de koloniën of afhankelijke gebieden van andere mogendheden gezien heeft. Geen belangrijker factor in dit verband dan de Pers, die voor haar nationale taak in zulke gewesten zeker: op de steun der Overheid moet kunnen rekenen.
De algemene nieuwsberichtgeving en de nationale taak der Pers treedt hierbij naar voren.
De algemene nieuwsvoorziening van de Curaçaose nieuwsbladen is steeds min of meer Noordamerikaans georiënteerd geweest. Alleen de Beurs- en Nieuwsberichten kreeg, zoals hiervoor gezegd, vóór Mei 1940 enig telegraphisch Nederlands nieuws. De andere bladen publiceerden dit of uit de Beurs- en Nieuwsberichten of uit Nederlandse kranten na haar aankomst op Curaçao (dit was ongeveer een week na verschijning).
De Amigoe di Curaçao en de Beurs- en Nieuwsberichten ontvangen thans de uitvoerige S.A.-uitzending van de Associated Press, ruim 1O.OOO telegramwoorden per etmaal. De plaatselijke radio, de Curom, ontvangt hiervan inzage, doch mag feitelijk slechts een gedeelte van 17 minuten per dag voor haar uitzending gebruiken.
De Boletin Comercial-Handelsblad en La Prensa ontvangen een soortgelijke nieuwsvoorziening, zij het kleiner van omvang, van de United Press.
Alle andere nieuwsbladen nemen het nieuws over uit deze bladen of radio.
Vanzelfsprekend zijn deze nieuwsbureaux in hun berichten over Europees Nederland, Suriname en Oost-Indië schaarser dan voor een Nederlands gewest als de Curaçaose eilanden wenselijk geacht moet worden. Daarom werd na de instelling van de Gouvernementspersdienst in Juni 1940 besloten aan alle bladen, alsmede aan de Curom, kosteloos
| |
| |
het op ons Koninkrijk betrekking hebbende Aneta-nieuws te verstrekken. De rijks-overheid, die dit bekostigt, en de Curaçaose die te beginnen met 1945 vijfduizend gulden 's jaars subsidie geeft aan Aneta, hebben hiermede een warm geapprecieerde daad gesteld tegenover de publiciteitsorganen van Curaçao, die begerig waren dit Aneta-nieuws te ontvangen, doch om vele redenen zelf hiertoe niet in staat waren.
De plaatselijke Gouvernementspersdienst, ontvangt het actuele nieuws tweemaal 's daags radiotelegrafisch van Aneta uit New York. Verder krijgt hij per luchtpost algemene correspondenties, hetwelk alles uniform aan alle bladen en de radio wordt versteekt. Op deze wijze is naast een uitnemende en onafhankelijke algemene nieuwsberichtgeving ook het nationale element in onze Curaçaose Pers gedurende deze oorlog aanzienlijk versterkt.
In verband hiermede zij vermeld de instelling door de Curaçaose Persvereniging van de Aneta-Reutercommissie. Deze commissie werd in de zomer van 1944 gevormd, toen de toenmalige bedrijfsleider van Aneta, Arnold Vas Dias, die later met de invaderende legers de strijd in ons moederland zou verslaan, enige dagen op Curaçao verbleef in verband met het bezoek van Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Juliana aan onze eilanden.
Deze Aneta-Reuter-commissie, bestaande uit de Heren Hendrik de Wit, redacteur van de Beurs- en Nieuwsberichten, Louis W. de Wit, directeur van hetzelfde blad, en Eugène A. Winters van de Gouvernementspersdienst en het Aneta-agentschap te Willemstad, heeft kort daarop in een uitnemend rapport enkele gedachten geformuleerd.
Deze Aneta-Reutercommissie stelde zich ‘tot taak om voor de Pers in Curaçao in het algemeen de gronden te onderzoeken, die tot versterking van het Nederlandse ele- | |
| |
ment (Aneta) in het internationaal perswezen (nieuwsvoorziening) zouden kunnen leiden’.
Een geschiedbeschrijving houdt zich onledig met hetgeen geschied is. In hoeverre het dus wenselijk en mogelijk zal zijn dat de huidige band, die de kosteloze verstrekking van Nederlands nieuws medebrengt, in de toekomst worde bestendigd, is thans niet ter sprake.
Deze regeling is vanzelfsprekend, zoals de Aneta-Reuter-commissie opmerkt, een ‘oorlogsinstituut, dat als zodanig geen garanties voor voortzetting in vredestijd biedt.’
Dit instituut is een band tussen Overheid en Pers, die weliswaar gedurende de jaren dat zij bestaat, soepel is gebleken - de bladen zijn niet verplicht iets op te nemen van wat aangeboden wordt en worden niet om rekenschap gevraagd voor mogelijke weigering - maar aan de andere kant is het een band, die misschien eens misbruikt zou kunnen worden.
Een publiciteitsinstituut als de Curom, de plaatselijke radio-vereniging welker belang en betekenis eveneens gedurende de tweede wereldoorlog gegroeid is, geniet van overheidswege een aanzienlijk subsidie. Aan contributies van de leden komt slechts 8000 G. binnen, waarnaast de rijksregering (merkwaardig genoeg) nog 22.000 G. betaalt en uit de loterij-bond Fortuna, wier aandelen eveneens door de Overheid worden toegewezen, nog 18.000 G. gemaakt wordt. De Curaçaose nieuwsbladen genieten geen enkele subsidie en het zou trouwens de vraag zijn of een hunner een subsidie zou aanvaarden. Zelfs een aanbod van overheidswege om met gebruikmaking van oorlogswetten, van de krantenbedrijven die met de meest onwaarschijnlijk klinkende personeelsmoeilijkheden kampen zg. verplichte bedrijven te maken, is niet aanvaard. De Curaçaose bladen zijn juist door hun kleine omvang ongenaakbare, en soms zelfs weinig genietbare, perken van ontoegankelijkheid en onafhankelijkheid. Aan de andere kant is het historisch ge- | |
| |
bleken uit hetgeen in dit hoofdstuk over Suriname en Curaçao gezegd werd, dat op een of andere wijze de bestaande regeling in ons nationaal belang dient te worden bestendigd. Vanzelfsprekend is het thans nog te vroeg zelfs maar te gissen op welke wijze deze bestendiging het best zal kunnen geschieden.
|
|