| |
| |
| |
Hoofdstuk VII.
Naar de dagblad-pers.
Op 3 November 1919 schreef - bien étonnés de se trouver ensemble - Casten David Meyer een brief aan Pater Ambrosius P. Eeuwens O.P., waarin hij schrijft: ‘Met genoegen voldoende aan U.Z.E.w.'s verzoek vervat in uw schrijven d.d. eergisteren, deel ik u hierbij mede, dat een...... (volgt een stuk over Artesische putten)...... Verder gevolg gevende aan uw verzoek doe ik u ingesloten toekomen een door een mijner letterzetters een paar jaar geleden opgemaakte lijst van de in de kolonie verschenen nieuwsbladen, waarvan ik een of meer nummers bezit. Tot mijn leedwezen kan ik niet instaan voor de volledigheid daarvan en laat mijn gebrekkig gezichtsvermogen mij niet toe van al die bladen de data van uitgaaf en staking te weten te komen en u op te geven.’.
| |
Curaçao's eerste dagblad in 1884 of 1885.
De bijgevoegde lijst bevat 30 titels en eindigt met La Luz, dat op de in hoofdstuk I gepubliceerde lijst nummer 72 is, zodat de onvolledigheid van Meyers opsomming wel zeer duidelijk is. Het is jammer dat Meyer geen gelegenheid had althans van deze 30 bladen de gegevens te noteren, want Meyers verzameling schijnt verloren gegaan te zijn na zijn dood op 16 Februari 1928.
| |
| |
Als achtste nummer op zijn lijst noteert Meyer ‘El Diario’ 1884, welk blad nr. 23 op de in hoofdstuk I gegeven Curaçaose lijst is. Geen enkele biezonderheid omtrent dit blad is bekend. Uit de titel zou men evenwel geredelijk afleiden, dat het elke dag verscheen, hoewel de titel van een blad op Curaçao vaak misleidend is. Als El Diario echter dagelijks verschenen is, dan is het het eerste dagblad van Curaçao geweest; dat was dan in 1884.
Historische zekerheid heeft men omtrent ‘Express Office’ (nr. 30), dat in elk geval in 1885 dagelijks werd uitgegeven door den Jood Josias P. Fidanque en misschien al in 1874 bestond, in welk jaar het door Willem M. Hoyer gesignaleerd wordt in zijn artikel in La Prensa van 9 April 1934. Hoyer geeft voor 1874 als uitgever (redacteur?) op Abraham Namias de Crasto. Uit een stuk in de Amigoe di Curaçao van 30 December 1933 (bijblad) blijkt, dat Jossy M.L. Maduro reeds voor hetzelfde probleem stond. De Heer Maduro noemt Express Office van 1874, maar zegt dat het op Aruba verscheen. Hij vraagt of iemand hem kan inlichten, of dit Express Office van 1874 van Aruba (hij noemt ook Abraham Namias de Crasto) mogelijk hetzelfde blad is als Express Office van 1885 van Curaçao. Daar niemand hem kon inlichten, zal dit vraagstuk wel voorgoed onopgelost blijven en is de vraag of Aruba of Curaçao de eer hebben het eerste dagblad te hebben gewiegd, eveneens niet meer op te lossen.
Het Express Office van 1885 veranderde in 1886 - vermoedelijk als gevolg van de komst van de ‘Franse kabel’, die in December 1885 gegund werd en dus in 1886 wel zal zijn begonnen te werken - in het bekende blaadje ‘Oficina Maritima’ (nr. 36), het kleine dagblaadje van 23 × 32 cm., dat 18 jaren lang de nieuwsvoorziening op Curaçao regelde.
De kop van dit miniatuur-dagblaadje luidde:
| |
| |
Oficina maritima
Movimiento del Puerto, Noticias y Anuncios
Director J.P. Fidanque, Calle del Comercio nr. 35
Curazao, Agosto 16 de 1886 - del 14 a las 9 a.m. a hoy 9 a.m.
De laatste regel wisselde natuurlijk met de dag. Men ziet eruit, dat het nieuws op het uur vastgesteld werd, de limiet, zoals dat nog heden in de krantentaal heet, al zet men die niet meer aan de kop. In drie kolommen moest Fidanque alles bergen.
De eerste kolom bevatte het nieuws, dat later door de Compagnie française des cables télégraphiques, de ‘Franse kabel’ - waarover later - geleverd werd. Soms bleef er dan nog ruimte over voor een artikeltje en de rest bevatte scheepstijdingen en advertenties. De rubriek scheepstijdingen was verdeeld in ‘Entradas’, ‘Salidas’ en, ‘Para Partir’.
Soms kwam er nog een officiële aankondiging bij. In de advertenties valt het op, wat telkens opvalt aan wie de oude kranten van Curaçao doorziet, dat er zo veel wijn te koop wordt aangeboden.
Fidanque was een Jood en gelijk vroeger opgemerkt, in de Curaçaose persgeschiedenis is het slechts eenmaal voorgekomen, dat een Jood de objectiviteit verloor. Fidanque stond uitnemend aangeschreven bij allen. Op 18 April 1896 schreef de Amigoe di Curaçao, dat Oficina Maritima ‘gewoonlijk snel- en welingelicht is’.
Dit dagblaadje had één zwakke zijde en dat was het euvel, waaraan vrijwel alle persproducten mank gingen op. Curaçao: het was te nauw verbonden aan den persoon van den uitgever, die meestal tevens nog redacteur was bovendien. Had dit vaak ten gevolge, dat het blad te persoonlijk werd, erger was het dat de meeste bladen, die het wat langer uithielden, ten grave daalden met hun uitgevers. In de nacht
| |
| |
van Woensdag 28 op Donderdag 29 Augustus 1901 stierf, gelijk uit de Amigoe di Curaçao van 31 Augustus 1901 blijkt, de Heer Josias P. Fidanque plotseling. Als directeur trad na hem nog wel op A. Hendrik Senior en als administrateur Arturo J. Fidanque, maar het bleek, dat de levenskracht was heengegaan. In de loop van het volgende jaar, in 1902, hield het op te verschijnen.
Het eerste duurzame dagblad van Curaçao had bestaan. Evenals met de weekbladen, zouden er nog vele komen, van welke het ‘fuerunt’ gezegd kan worden.
| |
Agustin Bethencourt, grondlegger der dagbladpers.
El Canal van 1887 (nr. 39) onder redactie van een Dominicaan - geen pater, maar uit Santo Domingo! - verschafte in deze oude tijd eveneens nieuws, zij het al niet dagelijks. De Curaçaosche Courant (nr. 1) deed zulks al bijna een eeuw lang, maar ook niet dagelijks en bovendien werd het nieuws in dat blad al minder. Er was evenwel een onaanzienlijk blaadje, dat de kiem van blijvende levenskracht in zich droeg. Deze kiem was het feit, dat het niet de persoonlijke uitgave van dezen of genen was, maar de uitgave van een kapitaalkrachtige onderneming, die het over de moeilijke kinderjaren heen kon helpen. Er is nog nimmer een blad op Curaçao verschenen, dat het zonder deze hulp heeft kunnen stellen, zoals er ook nog nimmer een kind geboren is, dat zichzelf heeft leren lopen.
Agustin Bethencourt, over wiens drukkerij in hoofdstuk IV al sprake was, is de financiële grondlegger van de dagbladpers op Curaçao geworden. Hij werd 23 November 1826 op Santa Cruz de Tenerife (Canarische eilanden) geboren uit Doña Pilar Mendoza en Don Rafael Bethencourt y Bethencourt. De Franse naam stamt uit Normandië; de Normandische zeevaarder Jean de Bethencourt stak in 1402 over naar de Canarische eilanden, van welke hij er enkele in bezit nam.
| |
| |
Deze energieke geest is eeuwen lang het kenmerk der Bethencourts geweest. Agustin Bethencourt was van aanzienlijke, familie; zijn enige broer Rafael - naar den vader genoemd dus - was gouverneur van verschillende Spaanse staten en afgevaardigde aan het Koninklijke Hof. Op 14-jarige leeftijd ging Agustin, evenals vele zonen van vooraanstaande Spanjaarden, naar Zuid-Amerika, waar hij landde in Puerto Cabello. Hier vandaan ging Agustin naar Valencia. Later vestigde hij zich als handelaar in het dorp Bejuma (van de staat Carabobo), waar hij tevens onderwijzer, vrederechter, apotheker e.d. was. Op 23 December 1843 huwde Agustin met Doña Pascuala Coronol, een dame uit de hoogste kringen van Valencia. Uit dit huwelijk werden geboren: Agustin Jr., Rafael, Pascual, Miguel en de dochters Candelaria en Pilar.
De veelvuldige omwentelingen in Venezuela brachten Agustin Sr. - die immers Spaanse nationaliteit had - ertoe te vertrekken. Hij wilde teruggaan naar Santa Cruz de Tenerife,en scheepte zich in naar Curaçao, waar hij 23 September 1860 aankwam, om hier scheepsgelegenheid naar Europa af te wachten, Teneinde de tijd te korten ging Agustin Bethencourt hier muzieklessen geven; hij voerde de blaasinstrumenten op Curaçao in en ook richtte hij met wijlen Carl Fehnson het eerste orkest op. Daar Scheepsgelegenheid lang uitbleef en Bethencourt een toekomst in Curaçao zag, bleef hij hier. Eerst legde hij zich toe op de handel in levensmiddelen, ijzerwaren enz. In 1867 stichtte hij de boekhandel en drukkerij, welke gebeurtenis voor Curaçao van niet genoeg te schatten belang is geweest.
De zaak stond, zoals in hoofdstuk IV gezegd, op de plaats van het tegenwoordige Helfrichplein.
Toen de zonen volwassen werden, werd de firma-naam veranderd in Agustin Bethencourt e Hijos (en zonen), welke firma tot thans bestaat, ook al zijn sedert 11 November 1939 alle aandelen in handen van Ricardo A. Bethencourt (den
| |
| |
zoon van Miguel, den vierden zoon van Agustin Sr.). De betrekkingen met Venezuela werden spoedig ook veel beter, zodat Miguel, Agustins zoon, zelf een tijd lang consul van Venezuela alhier was.
Agustin Bethencourt stierf 14 Juni 1885 en oudere Curaçaoënaars weten nog te verhalen, hoe geheel Curaçao treurde bij het heengaan van dezen eminenten persoon. Helaas is, toen Agustins dochter Candelaria Bethencourt stierf, het enorme voor de Curaçaose geschiedenis van niet te begrijpen belang zijnde archief, bestaande uit kisten papieren, hier uitgegeven boeken, muziekstukken e.d., weggedaan.
| |
Boletin de la Librería de Agustin Bethencourt e Hijos.
In 1879 ging de firma Bethencourt een reclame-bulletin uitgeven, ‘Boletin de la Librería de Agustin Bethencourt e Hijos’ (nr. 14). Hoewel het nog jaren zou duren, zou hieruit tenslotte het dagblad ontstaan, dat tot de huidige dag als de Boletin Comercial (nr. 92) bekend staat. Boletin de la Librería de Agustin Bethencourt e Hijos bevatte geen nieuws in de gewone zin. Het was een advertentie-blaadje, dat om de veertien dagen gratis verspreid werd. Het blad liep - de financiële kracht bleek duidelijk - van 1879 tot 1897, toen het veranderd werd in een dagblad: ‘Diario del Comercio’ (nr. 67), een aan ene zijde bedrukt vel van 35 × 50 cm. met een kleine kolom telegraphisch nieuws van de Franse kabel, verder wat artikeltjes en advertenties.
Dit tweede dagblad van Curaçao had enige financiële achtergrond en leefde daarom langer dan de Oficina Maritima. nl. van 1897 tot 1908. Feitelijk komt het zoals gezegd in veranderde vorm nog heden elke dag uit. Tot directeurredacteur werd door Bethencourt e Hijos benoemd de Heer Mauricio Namias de Crasto, een Jood, die later consul-generaal van Venezuela op Curaçao werd.
| |
[pagina t.o. 192]
[p. t.o. 192] | |
21. ‘El Albor’ (nr. 62) en ‘Lux’ (nr. 111) zijn beide gesticht door afgevallen Katholieke priesters (de tweede kwam weer terecht). Onder dezelfde naam ‘Lux’ ontstond in 1943 een algemeen blad met Katholieke redacteuren (nr. 186).
| |
[pagina t.o. 193]
[p. t.o. 193] | |
22. Iets van het levenswerk van J. Camilo Palm ‘El Pregonero de la Colonia Curazao’ en ‘El Sol’ (nrs. 89 en 94). De andere bladen zijn van Emilio Lopez Henriquez (nrs. 113, 129 en 131).
| |
| |
In dezelfde trant schreef later De Crasto's opvolger Roberto Lopez, die vóór Generaal Cipriano de Castro, den anti-clericalen president van Venezuela schreef en zich ook met het consulaat van Venezuela alhier zag belasten.
Naast nieuws ging dit Diario del Comercio ook artikelen geven en in feite ontpopte de Heer Namias de Crasto zich als een verdediger van de Venezolaanse belangen, zodat hij de eerste journalist werd op Curaçao, die uit de journalistiek in de politiek terecht kwam. Als rechtstreekse voortzetting van het oude advertentieblaadje Boletin de la Librería de Agustin Bethencourt e Hijos verscheen het nieuws- en voorlichtingsblad Diario del Comercio van 1897 tot 1908. Volledigheidshalve zij vermeld, dat bij Bethencourt, eveneens van 1897 tot 1908 verscheen het blad ‘El Anunciador’ (nr. 65).
| |
Boletin Comercial, oudste dagblad van Curaçao.
In dit laatste jaar, in 1908, meende de firma Bethencourt tot een uitbreiding te kunnen overgaan. Gedateerd 1 Augustus 1908 verscheen ‘Boletin Comercial’ (nr. 92), een dagblad, dat tot heden verschijnt en dat dus in de eerste plaats zelf al het oudste dagblad is, maar bovendien als rechtstreekse voortzetting van Diario feitelijk is terug te voeren tot 1897.
In het voorwoord van het eerste nummer wordt gezegd, dat het blad zal berichten omtrent ‘handel, zeevaart, landbouw, nijverheid, kunsten en wetenschappen’. De berichten zullen zo goed mogelijk worden weergegeven en de traditie met ‘Express Office’, ‘Oficina Maritima’ en ‘Diario del Comercio’ is te onderkennen in de mededeling in hetzelfde hoofdartikel, dat de Boletin Comercial het alleenrecht van de ‘Franse kabel’ had. Toch zegt het artikel, dat ook nog uit andere bronnen geput zal worden. Vervolgens worden lezers, die kunnen medewerken gevraagd dit te doen, zowel voor de lezers als voor Curaçao zelf.
| |
| |
Het blad verscheen alleen in het Spaans en Engels, een beperking, die gehandhaafd bleef tot 1933, toen het blad van de firma Bethencourt overging in handen van Mozes Michael (‘Momon’) Pinedo, die niet alleen de Nederlandse taal eveneens toeliet tot de redactiekolommen, maar ook de Nederlandse ondertitel in de kop voegde ‘Handelsblad’ Sedert 7 October 1938 verscheen trouwens een tijdlang nog in de kop ‘diario de la mañana’ (ochtendblad).
| |
Journalisten Sjon Pedro en Dario Salas.
Een redacteur wordt in het eerste nummer van 1 Augustus 1908 niet genoemd, wel prijkt alras de naam van Pedro da Costa Gomez (vader van Dr. M.F. da Costa Gomez, nog in leven) als administrateur in de kop. Deze deed ook veel aan de redactionele inhoud; de zo uiteenlopende taken en functies van redactie en administratie zijn op Curaçao immer verward. Miguel Bethencourt (leeft nog) opvolger en vierde zoon van Agustin, deed zelf ook het een en ander en stelde later - de datum schijnt niet meer te achterhalen - David Dario Salas aan als redacteur. David Dario Salas is een uitnemend schrijver geweest, zijn werk aan de Boletin Comercial was voorafgegaan door werk aan eigen uitgaven, als El Ganimedes de las Damas in 1892 (nr. 51), La Patria Venezolana in 1898 (nr. 70) en een littérair ontspanningsblad Iris van 1910 tot 1911 (nr. 93).
Gelijk bekend is helaas de omvang van de grootse firma Bethencourt e Hijos door de wisseling der tijden geslonken. Zo gebeurde het dat de eerbiedwaardige Boletin Comercial in 1933 van eigenaar wisselde en in handen kwam van genoemden Pinedo.
Mozes Michael Pinedo, in de wandeling Momon genoemd, was van huis uit zakenman. Hij werd geboren op 22 Februari 1878 en de ondernemingsgeest zat er reeds zeer vroeg in, want al op 19-jarige leeftijd, in 1897, stichtte hij El Louvre
| |
| |
in de Herenstraat, toenmaals M.M. Pinedo & Co. In 1898 stichtte hij een cigarettenfabriek aan de Overzijde, daarna ging hij naar Havana waar hij jarenlang eigenaar was van een suikerplantage, alsmede Consul der Nederlanden. In Mexico echter zette hij de eerste schreden op het krantenpad door een betrekking te aanvaarden als chef van de bijlagen van ‘Universal’, in grootte het derde blad van geheel Latijns Amerika. In 1930 was Pinedo in New York, waar hij het tijdschrift ‘Good Will’ opzette, dat echter slechts driemaal verscheen. In 1933 kocht hij, gelijk werd opgemerkt, de Boletin Comercial.
Pinedo werd directeur-redacteur, doch ondervond na enige jaren dat hulp van buiten gewenst was. Hij vond die in den persoon van Isaac (‘Isidoor’) Bloch, een Europesen Nederlander, die enige tijd in Parijs in de journalistiek geweest was en thans op Curaçao woonachtig was als gevolg van zijn huwelijk. In 1940 werd het losse verband van Bloch met de Boletin Comercial vast.
Het is jammer, dat de drukkerij van dit eerbiedwaardige dagblad, welks wortelen feitelijk reeds in 1879 - oprichting Boletin de la Librería - te speuren zijn, geen gelijke tred heeft gehouden met de vooruitgang der druktechniek, al kreeg het in Februari 1945, tot grote vreugde van collega Bloch, een linotype. Door zijn verbintenis met de United Press weet de Boletin Comercial evenwel op het gebied der nieuwsberichtgeving in de Spaanse taal zich te handhaven, al betekent La Prensa sedert de oprichting in 1928 een concurrentie.
| |
Andere dagbladpogingen.
Op het gebied van nieuwsberichtgeving verscheen hier voorts enige tijd de Boletin de Noticias de Venezuela in 1901 (nr. 80) en in 1902 het Diario de Curaçao van Jacobo Moreno (nr. 83). Of El Tiempo van Edo Telesforo Henriquez (nr. 91) een nieuwsblad was schijnt niet te achterhalen al zou de titel zulks doen vermoeden.
| |
| |
| |
De eerste telegraphische nieuwsdienst.
In 1919 voegde Bethencourt nog een soort nevenblad bij zijn Boletin Comercial, dat toen op de Compagnie française des cables télégraphiques, de zg. Franse kabel steunde. In het toen bestaande 4e district was gedurende Wereldoorlog I een ontvangststation voor de draadloze opgericht, tussen de tegenwoordige politiepost Kleine Berg en het landhuis Daniel van de Van Uytrechts. Dit vestigde een directe verbinding met Europa en de ondernemende firma Bethencourt ondernam het om het nieuws, dat op deze wijze sneller binnenkwam dan via de kabel, in een ‘Bulletin of Wireless Messages’ (nr. 107) uit te geven. Dit bulletin, waarover aanstonds nog sprake zal zijn, heeft enkele jaren bestaan, van Februari 1919 tot in de loop van 1923, toen het betrokken ontvangst-station werd opgeheven.
De verkrijging van nieuws langs telegraphische weg, lange tijd de grote moeilijkheid tot verdere ontplooiing van de nieuwsbladpers op Curaçao, zal in het vervolg van dit hoofdstuk uitvoeriger worden uiteengezet (blz. 203).
| |
J. Camilo Palms vier dagbladen.
Een poging tot een dagblad werd in 1906 gewaagd door Joseph Camilo Palm die ‘El Pregonero de la Colonia Curazao’ (nr. 89; betekent: de omroeper) ging uitgeven, waarmede het eerste dagblad in het Papiament geboren was. Tot nu toe is het niemand mogen gelukken een dagblad in het Papiament uit te geven. Civilisadó (nr. 6) in 1871 was, gelijk men zag, het eerste periodiek in het Papiament, La Union (nr. 40) het eerste algemeen verspreide volksblad in deze taal in 1889, thans kwam er een Papiaments dagblad in 1909.
Een financiële achtergrond had Palm niet. Ook miste hij de faciliteiten van internationale berichtgeving.
| |
| |
In de kop stond dat Palm directeur-redacteur was en dat het blad bedoelde te geven: ‘Intereses generales de la Colonia, remitidos, avisos, literatura, anuncios, variedades’.
Het blad werd al zeer spoedig een weekblad en hield kort daarna op te verschijnen.
Onversaagd, gaf Palm reeds het volgend jaar zijn volgende dagblad uit: ‘El Sol’ (nr. 94), dat dezelfde levensloop had van weekblad en vroegtijdige dood. Nog niet moede, gaf Palm, ditmaal met twee jaar tussenpoos, in 1912 zijn derde dagblad uit ‘El Tiempo’ (nr. 101), dat alweer eenzelfde levensloop had van dagblad, via weekblad naar een vroege dood. En ook toen nog niet des schrijvens moede, greep Palm het daarop volgende jaar, in 1913 dus, weer naar de pen en schreef het hoofdartikel voor zijn vierde dagblad, dat ditmaal ‘El Andariego’ (d.i. die veel loopt en overal komt) heette en bescheiden van omvang was, daar het slechts aan een zijde bedrukt was en op tabloïde formaat uitkwam. En ook dit blad ging de weg der traditie: van dagblad via weekblad naar de vroege dood. Hierna probeerde Palm het niet meer.
Uit een vraaggesprek, dat de Amigoe di Curaçao op 24 Februari 1944 van Palm publiceerde, blijkt, dat de financiën oorzaak van deze vaak herhaalde instorting waren.
Palm verklaarde, dat niemand betaalde en dat wie wel betaalde de krant met de buurt samenlas, de grote hinderpaal, die ook thans nog de ontwikkeling van het normale krantenwezen in onze kleine samenleving in de weg staat. Palm verdiende zijn geld verder als afslager op vendu's. Redactie, drukkerij en administratie berustten alle bij één man, in dit geval Palm. Wanneer hij quitanties moest innen, kon hij zijn krant niet schrijven en wanneer hij schrijven moest kon hij niet zetten. Het was te voorzien, dat geen blad op deze wijze kon bestaan.
| |
| |
| |
Het tweede dagblad met blijvend succes: La Prensa.
Het tweede dagblad, dat succes had, is La Prensa (nr. 116), een blad dat in 1928 werd opgericht door Jorge Bartolomeo Suarez als eigendom van de Tipografia Electrica N.V., welker eigenaar de Heer Gilberto Z. de Jongh is.
Het eerste nummer verscheen op 7 Januari 1930. Hierin werd geschreven, dat ‘el carácter de este diario es esencialmente informativo’. Een eigenlijk programma had het blad dus niet. De eigenaar en de redacteur zijn steeds vrijmetselaars geweest en onder de redactie van Jorge B. Suarez, die immers reeds in 1916 het felle anti-Katholieke weekblad Voz del Pueblo (nr. 105) had uitgegeven - het enige blad van Curaçao, dat door een bisschop veroordeeld is - en ook in La Prensa heftige polemieken voerde met de Amigoe di Curaçao, welks redacteur sedert Mei 1931 Pater Hulsman was, die op danige wijze wist te pareren.
Jorge B. Suarez stierf op 24 October 1939 en vanwege de vrijmetselarij werd een comité in het leven geroepen hem een gedenkteken te doen maken op zijn graf. Deze buste, die in Venezuela besteld werd, kon evenwel als gevolg van de oorlog niet geleverd worden. Krijgt hij het na de oorlog, dan is wijlen Jorge B. Suarez, wat zijn buste betreft, in het vreemde journalistieke gezelschap van Pater Ludovicus A.J. Jansen O.P., die het zijne voor de katholieke kerk te Pietermaai kreeg. Andere standbeelden voor journalisten zijn er niet op Curaçao.
Na de dood van Jorge B. Suarez kwam J.W.S. Beaujon, die evenwel slechts korte tijd is gebleven en een betrekking bij Maduro & Sons aanvaardde. Het journalistieke bloed zat er vermoedelijk niet in, ook al had Beaujon van 1932 tot 1933 als hoofdredacteur van het orgaan van de debatteerclub Jong Curaçao ‘De Onpartijdige’ (nr. 123) gefungeerd, een blad dat niet uitmuntte door diepte van beschouwing. De leiding van La Prensa vond in Emilio Lopez Henriquez
| |
| |
iemand, die reeds vaker op journalistiek gebied naar voren was getreden, ook al had deze door agenturen neveninkomsten. Lopez Henriquez had in 1923 La Esperanza (nr. 113) uitgegeven, een weekblaadje in het Spaans, dat slechts een jaar bestond. Een soortgelijk blad, thans La Tribuna (nr. 129) geheten, werd door hem uitgegeven in 1934, ook al met weinig succes. En een advertentie-blad El Amigoe del Hogar (nr. 131), eveneens onder zijn leiding, maakte het nog korter.
Financiële en administratieve oorzaken waren hier de redenen van ondergang, zodat Lopez Henriquez aan La Prensa, een blad dat in den persoon van den eigenaar een voldoende financiële achtergrond had, meer succes had. Onder Lopez Henriquez verdween de polemische toon van La Prensa geheel en al; het blad onthield zich van alle redactionele beschouwingen.
La Prensa, volgens de ondertitel ‘diario de informaciones universales’, wordt evenals vorengenoemde Boletin Comercial bediend door de United Press, welks telegrammen in het Spaans worden afgedrukt. Binnenkomende stukken van andere aard worden meestal opgenomen in de taal waarin ze worden toegestuurd. In 1943 voerde E. Lopez Henriquez een gehele bladzijde in het Engels in ten gerieve van de Noordamerikaanse troepen op Curaçao en Aruba. La Prensa is de enige krant geweest, die zulks deed.
| |
De Nederlanders nemen in aantal toe.
Reeds vóór Wereldoorlog I had de Koninklijke Nederlandse Shell bepaalde verbintenissen met de Caraibische Petroleum Maatschappij, die proeven nam in de omgeving van het Meer van Maracaibo (Venezuela). Toen in 1914 de eerste olie boven kwam, zocht men naar een terrein voor raffinage. Politieke en economische omstandigheden leidden ertoe, dat niet Venezuela, maar het dichtbij voor de kust gelegen Nederlandse eiland Curaçao plaats zou bieden aan
| |
| |
de raffinaderij, welke een der grootste ter wereld ging worden. Nog in 1915 begon een zusteronderneming van de Koninklijke, de Bataafse Petroleum Maatschappij op Curaçao te bouwen. De raffinaderij begon op 23 Mei 1918 en tot 1922 voerde men haar capaciteit gestaag op. Een andere zusteronderneming, de Curaçaose Scheepvaart Maatschappij, werd gesticht in 1917 om ook het vervoer in eigen handen te hebben. In 1925 werd de Curaçaose afdeling van de Bataafse een eigen zustermaatschappij, de N.V. Curaçaose Petroleum Industrie Maatschappij. Dit alles had ten gevolge, dat een groot aantal Europese Nederlanders hier werd geïmporteerd, op de voet gevolgd door een steeds aanzwellend leger ambtenaren om ze te ‘besturen’. Al deze lieden vroegen om nieuws en hun groeiend aantal heeft de doorslag gegeven tot het ontstaan van de Nederlandse dagbladpers op Curaçao.
Het Spaans en Papiament weken langzaam voor het Nederlands.
| |
Een eerste poging: De Emmabode.
Op Zaterdag 25 Mei 1929 zag de bevolking van Emmastad een gestencild blad van 22 pagina's 22 × 28 cm. verschijnen, geheten De Emmabode (nr. 118). Het blad droeg als ondertitel ‘Officieel orgaan van de sociëteit Asiento, Sportclub Asiento, Ontspannings-commissie, Muziekvereniging I.D.O., en de Schiet- en Schermvereniging Asiento’. De abonnementsprijs was 2.50 gld, per half jaar en als redacteuren vermeldde het eerste nummer: Sportclub J. Haayen, Ontspannings-commissie W.F. Lugtenburg (technisch redacteur), I.D.O. A. Nijhuys (penningmeester), Schietvereniging J.H. Heimel (secretaris) en Sociëteit C. van Noortwijk (eindredacteur). Het blad was hoofdzakelijk aan de sport gewijd en zou in een geschiedbeschrijving van de journalistiek op Curaçao niet zo uitvoerig vermeld worden, ware het niet dat uit dit blad na vijf jaren het eerste Nederlandse dagblad van Curaçao, de Beurs- en Nieuwsberichten (nr. 134) ontstaan is.
| |
| |
In een ‘Van de redactie’ schrijft W.F.L. (ugtenburg) de volgende inleiding, waaruit het doel en streven van het nieuwe persorgaan De Emmabode blijkt en waarin tevens uitdrukkelijk wordt gezegd, dat het tweewekelijkse orgaan een nieuwsblad wil zijn, welks vorm van verschijning afhankelijk gesteld moet worden van de technische hulpmiddelen, die het nieuwsbladbedrijf alhier ten dienste staan.
| |
Het eerste hoofdartikel van De Emmabode.
‘Reeds lang heeft bij velen het idee gesluimerd een eigen krant op te richten, die verenigingsnieuws en berichten, die zich in de belangstelling van iedereen zouden verheugen, bevatten zou. De Sportclub Asiento heeft de gedachte aan zo'n blad weer eens wakker geschud en zie hier het resultaat. Dit eerste nummer bevelen wij in uwe warme belangstelling aan en wij hopen u ermede te overtuigen, dat wij met de Emmabode iets brengen dat uw nieuwsgierigheid in vele opzichten zal bevredigen. Er gaat inderdaad te veel langs de bewoners van Emmastad heen dat de moeite waard is bekend gemaakt te worden dan dat de oprichting van een nieuwsblad niet gerechtvaardigd zou zijn. In het algemeen zal de redactie trachten u in te lichten over de activiteit van de verschillende verenigingen en corporaties, die dit blad tot hun [sic] officieel orgaan hebben gekozen en daarnaast rubrieken te openen voor vrije medewerkers, die op litterair of populairwetenschappelijk gebied tot een aangename en nuttige afwisseling van de inhoud kunnen bijdragen. Omtrent de vorm waarin het blad verschijnt kunnen wij u nog niets met zekerheid zeggen, daar dit afhankelijk gesteld moet worden van de technische hulpmiddelen, die het nieuwsbladbedrijf op Curaçao ten dienste staan. Voorlopig is de eerste editie gestencild, maar het is onze bedoeling de krant te laten drukken. De redactie heeft reeds pogingen aangewend ook het eerste nummer in druk te laten verschijnen, maar de tijd
| |
| |
is te kort geweest om de verschillende technische moeilijkheden daaraan verbonden te overwinnen. Voorlopig zal getracht worden de Emmabode tweewekelijks te doen verschijnen en dit zal zeker kunnen, vooral wanneer de vrije medewerkers hierboven reeds genoemd ons niet in de steek laten.
Ter bestrijding van drukkosten etc., zal het nodig zijn een klein abonnementsgeld te heffen en de prijs daarvan is gesteld op ƒ2.50 per half jaar vooruit te voldoen. Het is thans niet de tijd u met ons gehele programma bekend te maken, doch wij vertrouwen, dat het bovenstaande u aanleiding moge geven, wanneer straks onze circulaire u bereikt, daarop zonder aarzeling in te tekenen als abonnee.
W.F.L.
De inhoud van De Emmabode was geheel overeenkomstig het opzet: sport en verenigingsnieuws. Al spoedig ging de wens der redactie in vervulling en kon het blad gedrukt worden. Gilberto Z. de Jongh, Douwe Zalm en Jorge B. Suarez stichtten nog hetzelfde jaar een drukkerij, de Tipografia Electrica N.V., aan de Bredestraat, 138, Otrabanda. Het blad werd gedrukt, want er zat inderdaad perspectief in De Emmabode.
De C.P.I.M. had in Juli 1929, dus ten tijde van het ontstaan van De Emmabode 485 employees en de C.S.M. had er 361, zodat een behoorlijk aantal abonnementen verzekerd was. Op formaat van 29 × 38 cm. werd het blad gedrukt en verscheen voortaan op 4 bladzijden. De inhoud bleef zoals te voren. Het blad het evenwel zijn ups and downs en inderdaad verdween het korte tijd om in Juni 1931 in verbeterde uitgave te herrijzen onder redactie van Ir. A.H. Eerligh, Mevrouw E. Lotman, G.M. van Doornen, J.F. Hulswit en L.P. Swildens.
| |
| |
| |
Het eerste Nederlandse dagblad was een bijlage van De Emmabode.
Een stap in de richting van het Nederlandse dagblad was de uitgave van een gestencilde bijlage van De Emmabode, die in tegenstelling tot het veertiendaagse hoofdblad, dagelijks verscheen en ‘Gratis Nieuwsberichten van de Emmabode’ heette. Uit het hoofdblad en deze bijlage is in 1935 de Beurs- en Nieuwsberichten ontstaan.
|
|