| |
| |
| |
Zevende hoofdstuk.
Beschryvinge van hunne Taal, Reizen, Oorlogen, Vreede, en van hun Muzyk.
Een algemeene Taal, gelyk in sommige andere gedeeltens van Zuid-America, onder de Indiaanen gesproken word, is onder hen die Guiana bewoonen onbekend; zynde dezelve genoegsaam zo verscheiden als 'er Natiën gevonden worden: niettegenstaande deeze verscheidenheid van Taalen, worden eenige voor de Moedertaal gehouden, en anderen meent men daar van afkomstig te zyn; zo dat wanneer men de eerstgenoemden eenigszins verstaat, de laatsten met weinig moeite kunnen begrepen worden. By voorbeeld, van de Betoya en Jirara Taalen, welke voor de Moedertaalen gehouden worden, zyn herkomstig die van Situfa, Ayrica, Ele, Lucalia, Jabue, Arauca, Qualifay, Anabali, Lolaca en Atabaca. De Caraibische heeft voortgebragt die van Guajana, Palenca, Guiry, Guaquiri, Mapuy en Cumanagota. De Aturi Taal is oorsprongelyk van de Salivasche. De Guaijivasche heeft verscheidene woorden die by de Chiricòas in gebruik zyn.
Men heeft nog niet ontdekt of de Taal der Achaguas, welke de zachste, sierlykste en gemakkelykste om uit te spreeken is, voor een Hoofttaal of ooprspronkelyke te houden zy: van welke veele woorden by de Maypùre zyn overgenomen.
Zeer verschillende is ook de wyze op welke zy haar woorden uitspreeken: de Natie der Nouragues spreeken enkel met de keel; die der Salivas door de neus; geenen schynen de woorden uit de longen te haalen, nog anderen spreeken zo onverbeeldlyk ras, gelyk de Guaijivas de Chiricòas, de Othomacquen en de Guaraunos; dat zy een woord van negen of tien lettergreepen, in minder tyd voortbrengen, dan wy een woord van drie of vier letteren.
| |
| |
Wat hunne Reizen aanbelangd, die gaan langzaam voort, wyl zy zich ophouden, om alle kleinigheden die hen voorkomen, ja het minste Vogeltje dat hen ontmoet verschaft 'er stoffe tot redenkaveling en ophouding in hunnen Togt, (geloovende zy voor gewis, dat de Vogelen, 't zy klein of groot, een onderscheidene taal hebben, welke dezelven maar alleen begrypen, doch voor hen onverstaanbaar is; dus zy, zo dra een Vogel eenig geluid geeft, aan hem vraagen: wat is 't dat gy ons zeggen wilde? waarom men hen nooit zal vraagen: hoe is die Vogel genaamd? Maar wel, wat zegt die Vogel? dan geeven zy aan dezelve een naam overeenkomstig met het geluid of antwoord dat zy hem toeëigenen; zo zullen zy, by voorbeeld, een Hen, Tocara noemen, de Haan, Totelelo enz.
De geringste oorzaaken geeven hen aanleiding tot Oorlog; niet alleen zodanige wettige redenen, wanneer men hunne Landen inneemt of zich daar in vestigd, maar de minste belediging één hunner Natie aangedaan geeft daar stoffe toe. Hunne aangeboorne wraakzucht zullen zy trachten te voldoen, al was het over eenig ongelyk hunne Voorouderen aangedaan, of over Vyandlykheden, die voor lange jaaren met andere Natiën bestaan hebben. Dus een Oorlog daar zelden ten einde loopt zonder dat de zwakste byna geheel uitgeroeid of verjaagd word.
By sommigen, is het genoeg, dat zy het geluid van een Trommel hooren, of dat een Indiaan, zonder een woord te spreeken, een Pyl steekt in een openbaare plaats, het geen by die Volken zo veel als een Oorlogs Verklaring is, en onder hen de Pyl te loopen werdt genaamd.
Zy doen nooit beslissende Veldslaagen, of Belegeringen, wyl hunne Dorpen openliggen; zo dat hunne Oorlogen alleenlyk bestaan in hinderlaagen, schermutselingen, en het afloopen van Dorpen, om eenige gevangenen te bekoomen.
De Oorlog bestemt zynde, zend de Capitein een Kaart, zynde zo als gezegd is een Kerfstok of Snoer van Rieten, vervolgens ter bescheidener tyd op de versamelplaats gekomen zynde, maaken zy zich een gantsch Etmaal vrolyk, en dan raadpleegen de Capiteinen met malkanderen over hunne onderneemingen, die ook niet geheim gehouden wor- | |
| |
den, wyl de Vrouwen en Kinderen zulks weeten; doch men kent hier geen verraad nog verraders. Indien zy met Cano's een togt onderneemen zyn in elk Cano, behalve de Mannen, twee of drie Vrouwen, om den Drank te maaken, en de Mannen te bedienen. Zy vaaren dan niet als by nacht, om hunne Vyanden te verrassen en niet ontdekt te worden, en versteeken zich by dag in Bossehen, terwyl zy hunne Cano's onder afgekapte Takken verbergen, die zy zo behendig weeten te schikken, dat men dezelve niet gewaar kan worden. Indien zy hunne Vyanden in grooter overmagt in de eene of andere Kreek bespeuren, hakken zy eenige Boomen aan den kant tot dat zy op het vallen staan, maaken ze met koorden vast, en laatenze op hunne Vyanden neêrstorten, of wel versperren door de omgekapte Boomen, den uitgang en het hooger inkoomen der kreeken, vooral, als zy met Blanken te doen hebben, welke zy dan uit de Zwampen, en achter de Struiken staande, doodschieten, zonder dat de Blanken hen kunnen zien, of zich tegens dezelven verweeren.
Zo ras zy hunne Vyanden naderen, maaken zy een afgryslyk geschreeuw, en geven in de eerste woede geen lyfsgenade, doch naderhand zoeken zy gevangenen te bekomen, wanneer zy de Vrouwen en Kinderen in zwaare dienstbaarheid houden, ten zy zy dezelven aan de Europeërs kunnen verkoopen. Zo zy van hunne Vyanden werden afgeslagen, gaan zy stil in hunne Carbets op de hurken zitten zonder veel te spreeken, houden zich ziek, en laaten eenige Dranken klaar maaken, daar zy zo veel van drinken, dat zy moeten overgeeven; waar na zy kwanswys weder zond worden.
Doch zo zy in hun oogmerk slaagen, de overwinning behaalen, en het een of ander Dorp overrompelen, zyn de gevangenen beklaagens waardig; dezelve wierden eertyds en nog by de Caraiben, en Indiaanen hooger op en verder van de Europeërs woonende, geduurende de tyd van drie of vier Weeken wel bewaard, en kreegen inmiddels goede Spyze en Drank, op dat zy met een frisschen moed ter Dood mogten gaan: de dag gekomen zynde, wierd een menigte van Pernou gemaakt, en de gevangene tegen de middag, als in Triumph, van het eene Huis naar het andere gebragt, daar zy hem somtyds wel met slaagen, uit wraake over hunne verslagene Vrien- | |
| |
den, mishandelden: als de Zon aan het ondergaan was, vroeg een der Capiteinen: Of hy de Zon wel zag? waarop ja geantwoord zynde, zeide de Capitein: Gy zult hem niet weder zien. Zynde dit de uitspraak van zyn Doodvonnis, tegen den avond gaaven zy hem ten eeten en te drinken, zo veel hy begeerde, vervolgens wierden hem de Handen op den Rug en aan ieder Been een Touw gebonden, en hy wierdt in 't midden van zyne Vyanden gesteld, die rondom Vuuren ontstooken hadden en met een soort van Toortsen gewapend waren.
Voorts sprak hem de oudste Capitein aan, en zeide: Uw Volk heeft myn Vrienden gevangen, en zodanig gehandeld. Waar op hy, met zyn brandende Toorts, op hem aanviel, en stiet hem dezelve in het Aangezicht of op het Lichaam, 't welk door alle de omstanders gevolgd wierd, die hem op de gevoeligste plaatsen van zyn Lyf brandden, en met de touwen heen en weêr scheurden; indien hy bezwymde gaven zy hem eenige tusschen-poozingen en lieten hem drinken, waarop zy met deeze pyningingen voortgongen, terwyl deeze elendige dit alles gemeenlyk met de grootste hardvochtigheid en zonder eenig bewys van pyn uitstont. Deeze folteringen duurde tot in den Morgenstond; wanneer een Capitein hem met een Knodts of Houten Zwaardt de Harssens insloeg: waar na een ieder op het Lyk aanviel, en een stuk uit zyn Lichaam trachte te snyden, het welk zy in hun Peperpot deeden, en vervolgens op aten: waar van zy de naam van Cannibaalen of Menscheneeters hebben gekreegen, schoon het Menschenvleesch hun dagelyks voedsel niet is, maar alleenlyk tot verzadiging hunner wraaklust wordt genuttigd, en om zich verschrikkelyk te maaken by hunne Vyanden.
Het gebeente wierd begraven, uitgezonderd eenige beenen daar zy Fluiten van maakten. Inmiddels zongen de Vrouwen zekere Liederen, in welke verhaald wierden, de pyningen aan hunne Vrienden, door de Vyanden gedaan, en de stoutmoedigheid haarer Mannen, die dit zo strengelyk op hunne Vyanden wreekten.
De meesten deezer plegtigheden en wreedheden zyn eigen aan alle de Inwooners van dit Land, schoon de geenen die dichte by de Bezittingen der Europeërs woonen, door de verkeering met hen, wat beschaafder, en
| |
| |
van minder woesten en wreeden aart, doch niet deugdzamer, geworden zyn. Zy verruilen meest alle hunne Gevangenen aan hen, behalve de zulken die vrye Natiën zyn, zo als in onze Colonien, alwaar zy dezelven niet mogen verkoopen, volgens een verdrag met hen gemaakt; gelyk wy daar van op zyn plaats nader zullen zeggen.
Somtyds gebeurd het, dat de Indiaanen nog wel Vreede maaken, 't welk dus toegaat: De eene party, die daar belang by heeft, nadert, met haar Geweer, tot de andere, en tot omtrent een halve Dagreizens van het Gehucht gekomen zynde, vaardigt zy eenigen af, om de Vreede en Vriendschap aan te bieden. Zulks wordende aangenomen, vervorderen, de achtergebleeven, hunnen weg, tot aan het Dorp; daar partyën zig tegens over-elkander in een soort van Slagorde stellen, en eenigen tyd het verlies van hunne Naastbestaande, wederzyds, ten bitterste verwyten: waar na zy, eenpaarig, de Wapenen op den grond smyten, met veel gejuich na elkander toe loopen, en de Vreede door een Gastmaal en Dansfeest bevestigen.
De Muzyk Instrumenten die zy hebben, bestaan in een soort van Dwarsfluit, van Riet of Been gemaakt, welke een vreemd Geluid geeft; en een hol stuk Hout of Trommel, als een Pomp, hebbende een gat onder en boven, daar een stuk Leer op is gehecht, op het welke zy met de Hand kloppen, het geen zeer verre kan gehoord worden.
Hunne Feesten en Speeldagen vieren zy met drinken, zingen en speelen, danssende rondom een groot Vuur, als in een ronde Dans, zonder elkander by de hand te houden, zynde altoos het eene Been en de eene Hand in de lucht; doch hunne wyze van Dansen is veel eer een Loop dan een Dans.
Verders komen hunne zeeden en Gewoontes veelal met die der Brasilaanen en overige Volken van Zuid-America overeen.
|
|