Beschryving van Guiana, of de wilde kust in Zuid-America
(1770)–Jan Jacob Hartsinck– AuteursrechtvrijZesde hoofdstuk.
| |
[pagina 26]
| |
wezen maaken; schoon zy eenige eerbied aan de Zon en Maan betoonen, en eenige geringe kennis van den loop der Starren hebben, die hen tot Wegwyzers, in de Wildernissen, diend. Zy gelooven aan een' overgang na hun dood in een ander leven: waarom zy by hun overlyden verscheidene benoodigdheden in hunne Graven mede krygen, gelyk wy in 't vervolg by hunne Begraavenissen zullen melden. Verders vindt men onder hen geen de minste Godsdienst-Oefeningen of Plegtigheden; echter vreezen zy zeer den Duivel, die zy zeggen dat hen veel kwaad doet: ook hebben zy onder hen eenige Priesters, Pageyers genaamd, die tevens hunne Medicynmeesters zyn, en by hunne Zieken gehaald worden, als nader zal te passe komen. Gemeenlyk trouwen de Indiaanen in hunne Geslachten met hunne Nichten, zelfs tot in de tweede graad; de Jongmans zien dezelven als hunne aanstaande Vrouwen aan, en trouwen haar naaulyks twee of drie Jaaren oud, schoon zy geen bywooning met dezelven hebben, neemende ondertusschen eene andere Vrouw, welke zy wederom verzenden, als hunne Nichten huwbaar worden. De Huw'lyken geschieden by de meeste zonder veel plegtigheden. In Cajenne wanneer een Dochter haar oog op een Jongman geslagen heeft, bied zy hem aan te drinken, en eenig Hout, om onder zyn Hamak vuur te stooken; indien een Jongman dit weigert is het een bewys dat hy geen zin in het Meisje heeft; doch zo hy het aanneemt, is daarentegen het Huwelyk gesloten. Op denzelfden dag hangt het Meisje de Hamak naast die van haaren toekomenden Man, zy slaapen by elkander, en daar mede is het Huwelyk voltrokken; des anderen daags bezorgt de Nieuwgetrouwde eeten en drinken aan haaren Man, en neemt de zorg der Huishouding op zich; dan moet de Zoon ook voor zyn Schoonvader visschen, jaagen en alles bezorgen, wyl die zich verder nergens mede bemoeit, en alles op den Schoonzoon laat aankoomen. By de Arowakken en Caraiben, wanneer een Indiaan wil trouwen, en het met het Meisje en haar Ouders eens is, komen de Bloetverwanten en Vrienden by een; waar op de Vader of een der naaste Vrienden den Bruidegom vermaant zorge voor zyn Vrouw te draagen, dagelyks uit | |
[pagina 27]
| |
visschen en jaagen te gaan, zyn Kosttuin naarstig te bezorgen, om het Huishouden te voorzien: en de Bruid, dat zy haaren Man eerbiedig en getrouw zal zyn, hem telkens als hy te huis komt Spyze en Drank voorzetten, en alles behoorlyk in acht neemen: waar op de plegtigheid met zingen, danssen en drinken word besloten, en de Bruidegom zyn nieuwe Vrouw, die somtyds elf of twaalf Jaaren oud is, mede naar zyn Hut neemt, waar mede het Huwelyk zyn' eisch heeft. By de Guayquines en Palencos, geschieden meerder plegtigheden. Deeze laaten hunne Dochters veertig dagen, voor dat ze trouwen, vasten, onderstellende, dat de jonge Dochters, wanneer zy in die gevaarlyke dagen zyn, alles, wat zy aanraaken, zouden bederven, en dat Iemand, die zyne voeten zette op een plaats waar zy geloopen heeft, dikke beenen zou krygen. Om deeze en dergelyke onheilen voor te komen, en ze wel zuiver aan haare Mannen over te geeven, sluiten zy ze op, en geeven haar, geduurende dien vasten, niet meer dan drie dadels van de Palmietboom, (die zy Munchi noemen) en drie oncen Cassave met een kruik Water tot dagelykse Spyze, zo dat de Trouwdag gekomen zynde, zy eerder Geraamtes dan wel uitziende Bruiden gelyken. De nacht voor het trouwen brengen zy geheel door met zich te beschilderen, te besmeeren en zich aardig met Vederen van verscheidene schoone verwen te bedekken; dieshalven het by wylen kort voor den middag is eer de Bruid volkomen is opgeschikt: nogthans komt met het aanbreeken van den dag, de Cacique of Overste van het Dorp op de plaats, om zyn bevelen, tot viering van het Feest, te geeven, terstond volgt een hoop Danssers, zeer wonderlyk versierd met Pluimen en Vederen, uit het Bosch, verzeld met Fluiten en Trommelen, (op hunne wyze gemaakt) en gaat al dansende verscheidene maalen rondom het Huis van de Bruid, daar een oude Vrouw met een Schotel Vleesch uitkomt, het welk zy aan een der Danssers over geeft, die daarop, zo schielyk zy kunnen, naar het Bosch vluchten, en het Vleesch op den Grond smyten, roepende een van hen; ô Hond van een Duivel neem dien Schotel en kom ons Feest niet verstooren: dit gedaan zynde, bekroonen de Dansers zich met Bloemen, houden een Ruiker in de Rechterhand en Bellen of schelletics in de Linkerhand, waar mede zy het geluid der Fluiten veree- | |
[pagina 28]
| |
nigen, en keeren al dansende naar het Huis van de Bruid, daar een andere hoop Danssers, mede met Vederen doch van eene andere kleur versierd, met lange Fluiten van zwart Riet met Vederen behangen, zich laat vinden. Zy speelen op deeze Fluiten in twee partyen, welk geluid gantsch niet onaangenaam is. De nieuw getrouwde Man voegt zich by de Danssers, opgeschikt met zonderlinge Veeren, en vermids hy zo een' strengen vasten niet heeft moeten uitstaan als de Vrouw, danst hy op het beste. Geduurende deeze marche komt de jong getrouwde Vrouw te voorschyn, verzeld van twee oude leelyke Indianinnen, die by beurten al huilende in hunne taal Liederen zingen, behelzende, die waarmede de eerste aanvangt, de lasten en moejelykheden des Huwelyks en het Huishouden. de laatste heft daarentegen de vermaaklykheden des Huwelyks aan: Zy gaan het gantsche Dorp rond, en weder aan huis gekomen zynde, vinden zy de Maaltyd toebereid, met allerhande Visch en Wildbraad en alles wat zy van Vruchten by der hand kunnen krygen, dan word 'er helder omgedronken, en het Feest met danssen beslooten. De Othomacquen hebben eene byzondere gewoonte in het trouwen. Als de Jongelingen huwbaar worden, geeven zy hen tot Vrouwen de oudste Weduwen van het Dorp, doch als die Vrouwen sterven, mogen zy weder met een jong Meisje trouwen. De reeden die zy daar van geeven is, dat als een Jongman met een jong Meisje paart, twee Kinderen te saamen gevoegd worden, die zich de zorg van het Huishouden niet verstaan; daar een oude Vrouw, hem onderricht wat hy tot bestaan noodig heeft Ik geloof dat deeze wet door de Grysaarts is uitgevonden, om alle de jonge. Meisjes voor zich te behouden, het geen somtyds al eenige ongeregeldheden veroorzaakt. Schoon de veelwyvery by hen geoorloofd is, vergenoegen de meesten zich met twee of drie Vrouwen, en wanneer zy'er meerder neemen, word zulks als een teken van vermogen en grootheid aangemerkt, om dat zy dezelve voor geschenken van Wildt en diergelyke van de Ouders moeten koopen of inruilen; zo was er een Capitein van de Caraiben, die dertig Vrouwen van verscheidene Natien had. Dewyl zeldsaam deeze Vrouwen in vrede te saamen leeven, heeft ge- | |
[pagina 29]
| |
meenlyk ieder haar byzonder Huis, daar zy met haare Kinderen woonen. Het Wild of de Visch, door den Man gevangen, verdeeld hy onder haar naar maate van het getal hunner Kinderen; ten tyde der maaltyd, word een Mat op de Grond gespreid, welke voor een Tafel verstrekt, daar de Man aan gaat zitten en ieder Vrouw haar gerecht van Vleesch, een Cassave koek, of een Brood van Maïz brengt, waarna zy zich naar buiten begeeft zonder hem een woord toe te spreeken, niet zorgende of hy 'er van eet of niet. Na eenigen tyd, brengt ieder Vrouw een Calabas met Chica, of anderen Drank, welke zy den Man voorzet om te drinken; de Maaltyd gedaan zynde neemt de Vrouw het overschot met zich, om met haare Kinderen te eeten. Ieder Vrouw heeft ook haar gedeelte van het Land om te bewerken, na dat het de Man heeft schoongemaakt, het welk zy bezaaijen, zonder haare Buuren eenigszins te benadeelen; nogthans ontstaan 'er dikwyls onder hen deswegens hevige krakeelen. Waar uit men zien kan, dat de Vrouwen hen als Slavinnen moeten ten dienst staan, en niet alleen voor de Kinderen en de Huishouding zorgen, maar ook zelfs het Land beplanten, bezaaijen en de Vruchten inzamelen, Hout en Water haalen, en wat verder tot bereiding van hunne Spyzen en Dranken noodig is; ja somtyds de kost voor hunne Mannen zoeken, welke zich alleen met jaagen en visschen ophouden, en haar dan nog noodzaaken het gefehotene Wild zelf te haalen, terwyl zy luy en ledig in de Hamak liggen, en hunne Beenen niet gebruiken dan ten Oorlog, tot den Koophandel, tot een Dansfeest, of op de Jagt en ter Visschery uitgaande. Als hunne Vrouwen hen niet langer aanstaan, scheiden zy van dezelven en zenden haar weg, zonder zich over haar onderhoud te bekommeren; echter is het gewoonlyk, dat de Vader de Kinderen by zich houd. Andere Volken neemen alleenig de Vrouwen voor zekeren tyd, welke verstreken zynde, ieder zich weder naar een ander Man of Vrouw begeeft. Wanneer de Vrouwen van een Kind bevallen, het welk gemeenlyk zeer voorspoedig toegaat, wasschen zy het zelve in de rivier af, en draagen het in een Hangmatje van Linnen of Katoen, op den Rug, afhangende van de rechter naar de slinker zyde. De meeste van die Volken hebben een belachlyke gewoonte; de Man onthoud zich, naar de geboorte van het Kind, | |
[pagina 30]
| |
eenige dagen van allen arbeid, als mede van sterken Drank, welke zy geloven voor de gezondheid van den Jonggeborenen nadeelig te zullen zyn, (:waaruit het vertelsel gesproten is dat de Mannen in plaatse der Vrouwen, de kraam zouden uithouden:) ja in Cajenne moet de Man, als zyn Vrouw voor de eerstemaal bevalt, in zyn Hamak, die boven aan de Zolder is opgehangen, blyven liggen, men geeft hem weinig of niet te eeten, dan alleen wat Cassave en Water, om het leeven te behouden. Na eenige Weeken deeze strenge vasten uitgehouden te hebben, laat men hem uit zyn Hamak, en men maakt met groote Vischgraaten, of de Tanden van de Agoury, eene menigte van krabben en sneeden op verscheidene deelen van zyn Lichaam, en dikwyls geeft men hem eenige zweepslagen daarenboven. Na deeze plegtigheid, moet de jonge Vader zyn Vrouw, voor eenige Maanden, verlaaten, en zich in dienst begeeven van den een of anderen ouden Indiaan, welke hem, geduurende dien tyd, als zyn Slaaf behandelt. Ondertusschen moet hy zich onthouden van Hertevleesch, Spek en ander grof Wildbraad; hy mag ook met geen groote Byl Hout hakken, zulks zou het Kind benadeelen. Deeze tyd zyner Slaverny verlopen zynde, gaat hy op de Krabbenvangst, en een goede Zoode gevangen hebbende, recht hy een groote Maaltyd aan, daar braaf gedronken word, en vervolgens word de Man, met veel staatsie, by zyn Vrouw te huis gebragt. Het word by die meeste Volken als een zeker teken van Overspel genomen, dat een Vrouw van Tweelingen bevalt; welke daar oven door haare gebuuren bespot, en door den Man met een strenge Geesseling gestraft word: waarom zy de gewoonte hebben een der Tweelingen, of als de Kinderen mismaakt zyn, eer de Man het te weeten komt, te dooden en te begraven. De Salivas hebben de gewoonte, hunne Kinderen op den achtsten Dag te besnyden; doch zy versftaan zich het Stuk zo weinig, dat 'er veelen aan die verrichting sterven. Dit heeft mede plaats by de Guamos en Othomacquen, allen aan de Oronoque woonende. Onder sommigen is ook een gebruik, dat by de geboorte van een Dochter de Moeder ten eersten haar werk maakt, om het Kind even onder de kniën en boven de enkels zeer styf te bewinden, met vier | |
[pagina 31]
| |
breede en dikke Banden, gemaakt van de Draaden van Pita, het welk zy tot de dood om de beenen moet behouden: het Vleesch door die banden geperst, word door de groei naar de Kuiten uitgezet, waar door dezelve tot een mismaakte dikte uitwassen, het welk by hen tot een groote schoonheid verstrekt. Niet minder bespottelyk is de gewoonte die de Vrouwe der Abani, aan de Oronoque, hebben. Zy steeken in de lel van de Ooren hunner Dochters, nog klein zynde, een gat, het welk zy, van tyd tot tyd, verwyden; zo dat als zy tot Huwbare Jaaren gekomen zyn, aan ieder Oor een Ring van Vlees hangt, daar wel een Ey ingestoken kan worden: deeze zyn de eenigen niet, die hunne Ooren dus mismaaken; HerreraGa naar voetnoot(a) verzekert dat de Spanjaards, landende by de golf van Honduras, de Ooren der Vrouwen zodaanig doorboord vonden; waarom zy de Kust noemden Costa de Oreja, of de Kust der Ooren, gelyk dezelve nog alzo op verscheidene oude Kaarten staat aangetekend. Sommigen vinden een byzondere Schoonheid, in de Voor-en Achterhoofden plat te hebben; gelyk de Tapouyranas door ons te vooren reeds aangehaald. Nooit slaan zy hunne Kinderen, noch hebben eenige andere wyze van zy tuchtigingen; zy bestraffen hen zelden over hunne misslagen; alle hunne opvoeding bestaat in hen van jongs af aan in het zwemmen, visschen, schieten met Pylen, en het maaken van de noodwendigheden tot hun gebruik, te onderwyzen, in welke oefeningen zy ook uitmunten. Zy maaken veel werk van hunne Kinderen zo lang zy nog jong zyn, maar als deeze tot de Jaaren van Jongelingschap gekomen zyn, bemoeien zy zich niet met hen en achten hen even als vreemden. Zy zullen hen niets gebieden, niet tegenspreeken noch bestraffen, het geen zy ookniet durven doen; daar wy een klein bewys van zullen bybrengen: een Caraibisch Indiaan, uit de Spaansche Bezittingen, een geringe berisping aan zyn Zoon in tegenwoordigheid van een Spanjaard gegeeven hebbende, wierd de Zoon hier over zeer vergramd, en gaf den Vader een slag. De Spanjaard | |
[pagina 32]
| |
over dit gedrag zich ergerende, bestrafte de Caraibe wegens zyne verdraagzaamheid, en zette hem aan die stoutheit van zyn' Zoon streng te straffen. De Indiaan antwoordde hem: Meend gy dat onze Kinderen zyn als de uwe? Dat is zo niet, en zo ik myn Zoon over die daad bestrafte, zoude hy, groot geworden zynde, my daar over dooden. Deeze Volken zyn aan weinig Ziektes onderhevig; dat men voornaamelyk toeschryft aan hunne eenvoudige Spyze en sterke Oefeningen: men vindt 'er byna geen die mismaakt of gebreklyk zyn: zy zyn sterk van natuur; veelen bereiken een hoogen, ja, zo men sommige gelooven wilde, een ongelooflyken Ouderdom van booven de honderd en honderd en vyftig jaaren: echter zyn zy veel onderworpen aan een soort van gezwel aan de Keel, (daar men de oorzaak van toeschryft aan het eeten van raauw Vleesch) aan Borstziektes, en Kinderpokken, die zeer gevaarlyk zyn. De Jawes, zynde een soort van kwaade Ziekte, is by hen een gemeene kwaal, en zo besmetlyk dat een Vlieg op zo een Mensch gezeeten hebbende zich op eenig open of gewond deel van een ander plaatsende, die besmetting overbrengt, het geen veel Europeaanen hebben ondervonden: deeze Ziekte bestaat eigenlyk in groote zweeren, somtyds ter grootte van een Gulden: als de Zweer ryp is, het welk men aan de geelte van dezelve bespeurt, brengt men de Lyder na de Rivier, daar men hem wascht, waarna na hy met het uitgeperste Sap van Limmeties, 't welk ten dien einde op het Vuur gekookt is, en eenige fyn gemaakte Smitskoolen daar in gemengd, zo heet word mede gevreeven, dat de geneezing zeer bevorderd. Zy zyn ook veel onderworpen aan de Perssing of Roodeloop, welke door het eeten van raauwe of onrype Vruchten word veroorsaakt. Mede is 'er een kwaal de Landziekte genaamd, zynde een soort van Scorbut, verzeld met zwaare pynen in het Hoofd, Duizelingen, en verdere onheilen: onder de Kwaalen of Ziektes mag men wel tellen de Mebiky of Sieken, zynde zeker slag van Gewurmte, dat wy in 't vervolg zullen beschryven. Hunne Zieken behandelen zy zeer onachtzaam en liefdeloos; zonder zelfs acht te slaan of het hun Ouders of andere Naastbestaanden zyn die | |
[pagina 33]
| |
ziek leggen. 't Is hen genoeg, het voesel by den Zieken onder zyn Hamak neêr te zetten, zonder een enkel woord te spreeken, veel min zich te bekreunen of zy daar van nuttigen of niet. Ondertusschen zullen de Zieken nooit klaagen of eenig gerucht maaken, welke smart zy ook gevoelen mogen: en de meesten van hen sterven met een verwonderlyke gerustheid. Zy hebben eenige Geneesmiddelen en Kruiden, waar van zy de krachten weeten, en welke zy dikwyls met goed gevolg gebruiken; doch in gevaarlyke Ziektes haalen zy een hunner Pageyers, zynde hunne Priesters en te gelyk Geneesmeesters, om den Jawahu of Duivel, die zy gelooven dat hen de Ziekte toezend; te bezweeren: deeze bedrieger begeeft zich des nachts alleen by den Zieken, hebbende een ronde Calabas, die zy Wieda noemen, waarin zy gelooven eenige Duivels te zyn. Hy doet in dezelve eenige kleine Steenen, blaast daar in, en schud dezelve heen en weder, om, zo hy voorgeeft, de daar in beslotene Duivels te noodzaaken hunne medemakkers, die den Zieken het ongemak aan doen, op te zoeken; daar toe raast en schreeuwt hy den gantschen nacht door, en maakt allerlei geluid als van een Aap, Tyger, Papegaay en andere Gediertes, ja deeze knaapen weeten hunne stemmen zodaanig te veranderen en te bedwingen, dat men, buiten de Hut staande, zoude meenen dat een tweede Persoon met hen sprak, en zyn vraagen beantwoordde: komt de Lyder te sterven, heeft hy altoos zyne uitvluchten, of de Kranke heeft veel kwaad gedaan, of te gewacht, of de Jawahu heeft hem gezegd, dat hy te veel ververtoornt was, om hem te helpen; maar heeft hy het geluk dat de Zieke wederom bekomt, wordt de Pageyer rykelyk voor zyne moeite betaald, en men geeft hem alles wat hy begeerd, al was het de Vrouw of de Dochter van den Lyder zelve. De Othomacquen besproeijen geduurig den Zieken met koud Water, waar door zy hem te schielyker voorthelpen. De Guabajas en Chirocoas bedekken hunne Zieken met natte Klei, of zetten hen tot den Hals toe in het Water, om de Koorts te verdryven; het geen zy dikwyls besterven; nogthans gaan zy in hun gebruik voort. De Lykplegtigheden zyn onder alle deeze Volken dezelve niet, maar | |
[pagina 34]
| |
verscheiden, ja zelfs verschillen zy somtyds onder eene natie, naar de plaatsen die zy bewoonen. By het overlyden der meeste Indiaanen, en vooral der Arowakken, leggen de naaste Vrienden hunne Kleinodiën af, en gaan, voor een korten tyd, gantsch naakt; zynde dit hun gewoonte van rouw draagen. Zy maaken een onophoudelyk geschreeuw en misbaar, tot dat het Lichaam ter Aarden besteld is, waar toe zy een menigte van Mannen en Vrouwen nodigen. Het Lyk word alvoorens gewaschen, het Hooft met Oly bestreeken, in een Katoene Hamak gestooken, en in een groote ronde kuil, die van onderen holachtig uitgegraaven en met Latten van Manikolen belegd is, neergelaaten zo dat de doode wel twee Voeten van de grond blyft, in een zittende gestalte. Vervolgens word zyn Huisraad, als van Katoenen lappen, Trompen, Schaaren, Messen, Spiegels (het geen zy van de onzen inruilen) benevens Pyl en Boog met hem begraaven: waar by zyn Vrienden nog dergelyke geschenken voegen, om hem in de andere Waereld van gebruik te zyn, en daar Kost en Drank voor te kunnen ruilen; dan ligt iemand der Vrienden een Plank op het Graf, op dat de Aarde den Dooden niet zoude raaken, daar na dekken eenige Vrouwen het zelve met Bladeren, en dan met Aarde toe, terwyl de andere Vrouwen, geduurende deeze plegtigheid een yslyk misbaar met huilen en klaagen maaken. Doch omtrent hunne Capiteinen, en Vaders van het Huisgezin gebruiken zy meerder plegtigheden. Zy begraaven het Lyk met alles wat de overledene heeft nagelaten, in zyn eigen Huis of Hut, welke zy eerst een jaaar naderhand komen bewoonen, doch zo 'er veel te gelyk in hun Dorp komen te overlyden, vertrekken zy daar van daan, zeggende dat de Duivel deeze plaats gestraft heeft. Tot deeze begraafnissen worden alle da nabuurige Indiaanen genodigd, en hen word rykelyk Pernou en Berria of Bassia geschonken. Dan plaatsen zy zich in twee kringen, hebbende in ieder hand een lange Zweep van Pita, waar mede zy malkander beurtelings zodaanig om de beenen slaan, dat men tusschen de kniën en enkels geen duim kan zetten, daar zich geen bloedige streepen vertoonen; terwyl de Vrouwen, met jammerlyk gehuik en geschreeuw klaagen wie hen nu tegens hunne Vyanden zal beschermen, voor de Weduwe of Kinderen gaan jaagen, visschen, | |
[pagina 35]
| |
Krabben vangen enz: en dus word dit Feest met sterk drinken, geduurende den gantschen nacht, beslooten. Een jaar na het overlyden, komen de Indiaanen hunne Dooden betreuren, en een groot Vuur om de Grafsteeden maaken, rondom 't welke zy joelen en danssen, drinkende zo lang, tot dat zy moeten overgeeven, om daar door te toonen dat zy van droefheid ziek zyn. By de Warouwen of Guaraunos, aan de Oronoque, word het Lyk in de rivier geworpen doch gebonden aan een Touw, wiens een einde aan een Boom is vast gemaakt, op dat het niet wegdryve, straks komen zekere Visschen, Guacantos genaamd, die op Menschenvlees aazen, en eeten al het Vleesch op, zo dat des anderen daags morgens niets overblyft dan het geraamte, het welk zy uit het Water haalen. Vervolgens doen zy de Beenderen in een Korf versierd met glazen Kraalen van onderscheidene Kleuren, dezelve zodaanig schikkende, dat het Hooft vlak onder het dekzel geplaatst komt. Zulks gedaan zynde, hangen zy deeze Mandjes aan de Zolders hunner Huizen. De Achaguas gebruiken dezelve plegtigheden als de Arowakken omtrent hunne Capiteinen, behalve dat de binnenste laag van het Graf met zwaare Klei word dicht gestreeken, en de barsten die daar in komen ten eerste gestopt worden, op dat de Mieren de rust der overledenen niet zullen verstooren. De Caraiben hebben de gewoonte by het overlyden hunner Capiteinen, het Lichaam te leggen in een Katoenen Hamak, aan de eindes van de Zolder vastgemaakt; de Vrouwen van den overledenen plaatsen zich dan rondom, beurtelings opstaande: geen vier en- twintig Uuren daar na begint het Lyk, door de groote hitte, te stinken en te bederven, waar door een groote menigte van Vliegen derwaards worden gelokt, welke zy genoodzaakt zyn geduurende dertig Dagen af te jaagen, zonder dat 'er aldien tyd zich eene op het doode Lichaam mag nederzetten. Zo dra de dag der begraafnisse is gekomen, zetten de naaste Vrienden de Wapenen van den overledene naast het Lyk aan de eene zyde, en noodzaaken eene van zyne Vrouwen, welke gemeenlyk de oudste is, aan de andere zyde in het graf te gaan zitten, om haar Man te verzellen en in de andere Waereld te kunnen bedienen, | |
[pagina 36]
| |
welke dus levendig met hem word begraaven: deeze plegtigheid volvoerd zynde, neemt de oudste Zoon de erfenis zyns Vaders, benevens zyne Vrouwen naar zich, en als het jaar is verstreeken, worden de Beenderen opgegraaven, die zy in een Doos of Korf vergaderen, en aan de Zolder ter gedachtenisse ophangen.. Zy verbranden ook wel hunne Lyken met al wat de overledene bezeeten heeft, als mede zyne Slaaven: gelyk ook eenige, de Beenderen hunner Capiteinen. Verscheidene Volkeren dragen rouw over hunne nabestaanden. De Jiraras, Ayricas en eenige anderen besmeeren hun gansch Lichaam met eene zwarte Verw, welke van eene vrucht, Jagua genaamd, gemaakt word en zo vasthoudende is, dat zy niet kan afgewaschen worden. De Vrouw, Kinderen, en Broeders en Zusters van den overledenen beschilderen zich daar mede van het hooft tot de voeten, waar door zy zo zwart als Negers gelyken. De Vrienden in de tweede graad, verwen alleen de Voeten, Beenen en Armen, en een gedeelte, van het Aangezicht; de verderen vryven 'er zich alleen de Handen en Voeten, en eenige vlakken in het Aangezicht mede; hun rouw duurt een jaar, binnen welken Tyd zy niet mogen trouwen. Eenigen deezer Natiën verzellen haare begraafnissen met een naar en droevig Muzyk, met een soort van Bassons en Fluitten van verscheidene grootte, uit Riet gemaakt. De Mans, met deeze Instrumenten voorzien en gekoomen aan de plaats der begraafnis, gaan de Jongelingen in een ry zitten, waar achter de Mans zich plaatsen, gelyk aan de andere zyde de Meysjes, waar achter de Vrouwen geplaast zyn. De Weduwe, of Weduwnaar begint als dan op een droevige toon al schreyende uit te schreeuwen: Ach ongelukkige als wy zyn! hy of zy is dood! hoe ongelukkig zyn wy! zonder iets meer Alle welke woorden op dezelfde toon door de omstanders herhaald worden, het welk gevoegd by het naar geluid van hunne Bassons en Fluitten en het misbaar der Vrouwen en Kinderen, een akeliger treurtoon veroorzaakt, dan men zich wel zouden kunnen verbeelden. Der Annibali, en eenige anderen, hebben zodanig een schrik voor den | |
[pagina 37]
| |
Dood, dat zo ras zy een der hunnen in zyn Huis hebben begraaven, zy allen niet alleen hun Dorp, maar ook hunne Landeryen verlaaten en tien of twaalf Mylen verder op een nieuwe Woonplaats stichten: De reden hier van gevraagd zynde, is hun antwoord: dat zy, zo ras de Dood onder hen gekoomen is, zich in zyn byweezen niet zeker achten; anderen verlaaten hunne Dorpen niet, maar verbranden het Huis, met de Matten, en de Wapenen van den overledenen, om alzo den Dood met hem te verbranden. Om een Capitein, zynde hun hoofd, die het bevel in den Oorlog voert, schoon hy in de Burgerlyke Regeeringswyze niets heeft te zeggen; te verkiezen, hadden zy oudstyds, gelyk ook nog by eenige verafgelegene Indiaanen, buitengewoone plegtigheden. Zy vergaderden de Indiaanen van hunne Dorpen, alwaar rykelyk Pernau en andere Dranken, gelyk op alle hunner vergaderingen en Feesten, geschonken wierden en door de schoonste jonge Dochters in een Callabas, die zy met drie of vier Vingeren daar in, en de Duym daar buiten vast hielden, rond gebragt, zonder dat iemand anders de Callabas met vinger of hand mogt aanraken; vervolgens wierd die geene die tot Capitein stond verkooren te worden, waar toe zy meest altoos den stoursten en besten Boogschutter neemen, verzeld door twee of drie andere Capiteinen, die hem gestadig tot dapperheid aanmaanden, in de vergadering gebragt; wanneer hy zich in het midden stelde met de handen op het hooft: de andere Capiteinen namen ieder een Maquary, zynde een gevlochte Zweep van Pita, omtrent vyf Voeten lang, onder dik, en aan het einde smal toelopende, en sloegen hem beurtelings om het Lyf, zo dat 'er tusschen de Oxelen en de Buik weinig van de huit heel bleef, maar alles in stukken wierd geslagen, zonder dat hy het minste bewys van pyn mogt geeven: voorts wierd hy op een Houten Rooster of Berbecot gelegd, en met Bladeren bedekt waar onder men een klein Vuur stookte; indien hy bezweem, wierd hy daar afgenomen en met Water over het Aangezicht besproeid, vervolgens met acht of negen slagen van ieder der Capiteinen begroet, en in een klein vierkant Vertrek, daar zyn Hamak kan hangen, gebragt, om uit te rusten, terwyl de Vrouwen Liederen zongen tot eere van hunne dapperheid; deeze proef moest twee of drie maalen | |
[pagina 38]
| |
herhaalt worden eer hy tot Capitein verkooren wierd: indien hy getrouwt was, kreeg zyn Vrouw mede twee of drie slagen, om aan de eer en dapperheid van haaren Man deelachtig te zyn; in 't algemeen bestaat hun meeste moed en onverschrokkentheid in slagen te verdraagen, wyl de meeste van hen, buiten de Caraiben die veel moed bezitten, groote bloodaarts zyn, waar van wy een klein voorbeeld zullen bybrengen. Zekere Capitein of Uil der Arowakken, in de Colonie van Berbice, Kakkebaretje genaamd, woonende in het Dorp Abary, was gevalilg aan het Fort van die Volkplanting gekomen met sommigen van zyn Volk, om eenige Waaren te verhandelen, wanneer etlyke Engelsche Vrybuiters, in den jaare 1665. met een Bark van tien Stukken, het Fort aantasten; de Indiaanen namen de vlucht naar de Bosschen, doch gemelde Capitein om zyn kloekmoedigheid te toonen, bleef by de Blanken, maar verschrikt door het gebulder van het Canon, het welk omtrent een half Uur duurde, kroop hy in een ledige Suikerkeetel, die in het Magazyn stond, dezelve niet weinig bevuilende; in deeze gestalte nog bevende gevonden zynde, wierd hy zeer bespot; echter weder by zyne Indiaanen gekomen, bestrafte hy hen over hunne lafhartigheid, en roemde dat de Nederlanders de behoudenis hunner Sterkte voor een groot gedeelte aan zyne dapperheid verschuldigd waren. Doch tegenwoordig worden by de verkiezing van een Capitein der Indiaanen, die by de Nederlandsche Bezittingen woonen, dergelyke plegtigheden niet gebruikt; wyl dezelve tot die waardigheid door de Gouverneurs der Coloniën verheeven worden, die hem, zo als wy nader zullen zeggen, eenige geschenken doet, en lessen van gehoorzaamheid geeft. |
|