| |
| |
| |
Voorreden.
Het voordeel, dat het oprechten van Volkplantingen aan Ryken en Gemeenebesten kan toebrengen, is zoo groot, en by de Aloude Volken reeds zoo klaar begrepen geweest, dat alle bloeijende Regeeringen zich daarop hebben toegelegd; gelyk een ieder weet, die slechts de minste kennis der Geschiedenissen heeft. De voorbeelden der Phoeniciërs, Carthagers, Grieken, en Romeinen, die daar door hunne Magt hebben vergroot, zyn te bekend, om ze tot staaving deezer gewigtige waarheid hier, op nieuws, by te brengen.
Europa, en ons Vaderland in het byzonder, levert menigvuldige bewyzen uit van de Volkplantingen der Oude Saxen en andere Duitschen, die hunne Zeeden en Naamen aan verscheidene Volken hebben medegedeeld: de voordeelen hier uitgesprooten bestonden, in de uitbreiding van hun Gebied, de verkryging van het noodzaaklyke en aangenaame des Levens, en de aankweeking van Handel en Scheepvaart.
Deeze yver is, te gelyk met de, nuttigheid van het oprechten van Volkplantingen, sedert de drie laatste Eeuwen, merkelyk toegenomen, en door de ontdekking der zogenaamde Nieuwe Waereld vermeerderd; schoon sommige Oudheid-Beminnaars van gedachten zyn, dat dit Waerelddeel by de Phoeniciërs en Carthagers, en, langs deezen weg, ook by de Romeinen, eenigszins is bekend geweest, daar toe aanhaalende de beschryving by Plato van het Eiland Atlantis, dat naderhand overstroomd zoude zyn, gelegen even buiten de Straat van Gibraltar, by de Africaansche-Kust in de Atlantische Zee, zynde, naar het oordeel van sommigen, de Azorische en Canarische Eilanden nog een overblyfsel van hetzelve, en van eenige Landen aan geene zyde van het gemelde Eiland gelegen; als mede het getuigenis van Diodorus Siculus, hetwelk aanleiding schynt gegeeven te hebben tot de voorzegging van Seneca in zyn Treurspel Medea, Act. III.
| |
| |
. . . . . . Venient Annis
Saecula seris, quibus Oceanus
Vincula rerum laxet, et ingens
Pateat tellus, Tiphysque novos
Detegat Orbes; nec sit Terris
Dat is
Men zal in laatere Eeuw zich door den Oceaan
Niet langer zien beperkt, al de Aard zien openstaan,
En nieuwe Waerelden door Tiphys kunst ontdekken:
Dan zal geen Thule meer tot 's Aardryks meetpaal strekken.
Doch het blykt klaar dat men door het Eiland Atlantis, America niet kan verstaan, wyl dit nog in wezen is, en het voorgenoemde overstroomt zoude zyn: ook schynt de voorzegging van Seneca voornaamentlyk te steunen op de onzekere onderstelling der toenmaalige Wysgeeren, dat uit hoofde der ronde gedaante des Aardkloots, nog groote Landen aan de overzyde van den Oceäan moesten gelegen zyn, welker ontdekking, voor de vinding van het Compas, onmogelyk was.
Dierhalven schryven wy, met meerder zekerheid, de ontdekking van dit Waerelddeel toe aan Christoffel Columbus, geboren in het Dorp Abrisolo, onder het Gebied van Genua; aangezet, zo verhaald wordt, door zekeren Alphonsus Sanches de Huelva, die, uit Spanje naar de Canarische Eilanden stevenende, door een' zwaren Storm uit het Oosten acht en twintig dagen lang Westwaards gevoerd, eindelyk aan eene onbekende Kust, door Wilde Menschen bewoond, aanlandde; van waar hy, na veel gevaars uitgestaan te hebben, te Madera aankwam, en Columbus die zich daar met het maaken van Paskaarten en het waarneemen der Stroomen ophield, van zyne ontdekking kennis gaf, en kort daar op kwam te sterven.
Colombus vervoegde zich hierop te vergeefsch by de Republiek van Genua, om die ontdekking voort te zetten, vervolgens by Hendrik den Zevenden Koning van Engeland, als ook by Alphonsus den Vyfden Ko- | |
| |
ning van Portugal; tot dat hy eindelyk door Ferdinandus Koning van Spanje, met een groot Schip en twee Brigantyns werd voorzien, waarmede hy op den derden Augustus 1492. van Cadix in Zeestak, en den 11den October, na veel sukkelens; een der Voor-Eilanden van America ontdekte, het welk hy St. Salvador noemde. Voorts laaten wy in zyn geheel het voorgeeven van die van Neurenberg, dat zekere Martinus Behaimb, bygenaamd Zwartsbach, aldaar gebooren, uit een oud Boheemsch Geslacht, een groot Wiskunstenaar, in den Jaare 1449. met een Schip van Antwerpen naar Portugal willende, naar de Azorische of Vlaamsche Eilanden werd gedreeven, en een derzelven, nu Fayal genaamd, aandeed, van waar hy verder naar het Westen liep, en dus het Vaste Land van America zoude ontdekt, en van zynen Cours, en de Plaats daar hy aanlandde, twee Kaarten gemaakt hebben, en de eene vereerde aan Jan den Eersten, Koning van Portugal, en de andere te Neurenberg te huis bragt, alwaar dezelve, als een oud Gedenkstuk, by het Geslacht der Behaimbs, bewaard is geworden.
Vervolgens breidde Columbus zelf langs de Rivier de Oronoque zyne verdere ontdekkingen in het volgende Jaar uit: gelyk ook naderhand in den Jaare 1497, en eenige volgenden, Americus Vesputius, een Edelman, geboortig van Florencen; van wien dit Waerelddeel haaren naam van America ontleend heeft.
Ik zal niet uitweiden in de menigvuldige Togten en uitgebreide Overwinningen, door de Spanjaarden in alle de Deelen van dit Gewest behaald, wyl die in de Reisbeschryvingen overvloedig voorkomen.
De Engelschen, Franschen, en Nederlanders, aangezet door de Rykdommen, die van deeze Nieuwe Waereld werden overgebragt; hebben, op hun spoor, verscheidene Togten derwaards ondernomen; schoon dezelve geene vaste Bezittingen in de Goudrykste Landen van dat Gewest hebben verkreegen, Doch door den tyd bemerkende de Voordeelen, die welgeschikte Volkplantingen aan hun Vaderland konden toebrengen, zo ter uitbreidinge der Zeevaart, de aankweeking van Handel en Handwerken, welke derwaards vervoerd werden; als door de aanbrenging van nutte en voordeelige Voortbrengselen van die Landen, tot bevordering van den
| |
| |
bloei der Koopmanschappen, die hen onnoemelyke Rykdommen verschafte; hebben zy zich om stryd bevlytigd, vaste Bezittingen en Volkplantingen, zo op de Eilanden als op de Vaste Kust, aanteleggen.
Niet weinig zyn ook de nuttigheden, welke ons Vaderland uit zyne Americaansche Volkplantingen trekt; en dezelven hebben geen geringen invloed op onze Scheepvaart en Handel, en dus op den rykdom onzer Medeburgeren van den voornaamsten af tot den geringsten toe, dewyl veelen der eersten hier door een ruimer bestaan en grooter winsten genieten, en de Arbeidsman, door vermeerdering van arbeid, tot de Scheepsbouw en vertier der Handwerken, een ryklyker kostwinning bekomt. De aankweeking van bekwaame Zeelieden, door de uitbreiding der Zeevaart, word'er door bevordert, behalven dat, door het inkomen der Voortbrengselen dier Landen, de Handel en Uitvoer buiten 's Lands merkelyk vermeerdert; waar door een groot vertier in Waaren en Geldspecien wordt veroorzaakt: voordeelen die aan een ieder, die niet ontbloot van alle kennis in Staatkunde en Handel is, bekend zyn.
Ik zal met stilzwygen voor by gaan de groote Schatten, welke de Portugeezen uit het Goudryk Brazil, weleer eene der voornaamste Bezittingen onzer West-Indische Maatschappye overbrengen; maar alleenlyk ten bewyze aanhalen de Colonie van Suriname, die thans een van de aanmerkelykste takken van onzen Handel en Scheepvaart uitlevert. Het getal der Schepen, die deeze Kust bevaaren. De Boeken der Waaggelden van deeze Stad zouden een ieder, die dezelve met eenige oplettendheid naging, daar van klaar overtuigen. Dan zou men zien hoe veel duizenden van Huisgezinnen, alleenlyk door den Bouw en Toerusting deezer Schepen, bestaan; hoe de Handwerken van ons Land hier door als een nieuw Leven krygen; hoe, door den toevoer van Levensmiddelen, de Akkerbouw en Veehoedery bevoordeeld wordt; hoe door de van daar gebragte Vruchten, bestaande in Suiker, Coffy, Cottoen, Cacao, eenige Verfstoffen, en Schrynwerkershout, de buitenlandsche handel opgewakkerd en staande wordt gehouden, en dus de rykdom in ons Vaderland vermeerderd.
Deeze zyn de wezendlyke voordeelen, die door het aanleggen van welgeschikte Volkplantingen worden toegebragt aan een welgesteld Gemeene- | |
| |
best, gelyk het onze, behalven dat het zyn Gebied uitbreidt, zonder zynen eigenen staat van Inwooners te ontblooten, en zyne Inkomsten te verminderen.
De grootste aanmoedigingen tot het aanleggen en voortzetten van zulke loflyke en nuttige Bezittingen, zyn, mynes oordeels, behalven de gezondheid van de Luchtstreek, en Vruchtbaarheid der Gronden; dat dezelve voor binnen en buitenlands Geweld behoorlyk beveiligd en beschermd, de Ingezetenen door een zagte en verstandige Regeering bestierd, en niet door overtollige Lasten bezwaard, en de Rechtvaardigheid en Billykheid, gehandhaafd worden: dat men vervolgens den Ingezetenen overvloed van Levensmiddelen, Slaaven, Bouwstoffen, en andere Noodwendigheden, ten minsten pryze verschaft, en hen gelegenheid geeft om, door een onafgebrokene Vaart, hunne Vruchten ten spoedigsten en voordeeligsten naar het Vaderland te kunnen overzenden; dat men hen verzorge van een maatig en bepaald Crediet, niet tot aankweeking van pracht en dertelheid, die den ondergang der Volkplantingen na zich sleept, maar tot voortzetting hunner Plantagiën, waar door dezelven, van tyd tot tyd, hun inkomen zien aanwassen, hunne Bezittingen in bloei geraaken en tot hoger waarde komen.
Daar de Volkplantingen dan van zo veel gewigt zyn voor den Staat, moet 'er noodzaakelyk ieder Ingezeten, en vooral zulken, welke op Neering of Koophandel, en, byzonderlyk, op den Handel op die Volkplantingen betrekking hebben, veel aangelegen zyn, dat hy van derzelver gesteldheid eene behoorlyke kennis bezit, of zoekt te verkrygen.
Uit de Overweeging hiervan heb ik op my genomen eene Beschryving van eenige onzer Volkplantingen, en wel van die, welke wy op de Vaste Kust in America bezitten, myne Medeburgers mede te deelen; waartoe ik inzonderheid aangemoedigd werd door verschiedene echte berichten, naaukeurige aantekeningen, en byzondere resolutien, welke ik gevonden heb onder de Papieren van mynen Vader, welke de eer gehad heeft ruim vyf en twintig Jaaren ter Tafel van de Societeit van Suriname, als Directeur, zitting te hebben; het geen my ook gelegenheid heeft gegeeven om omgang te krygen met, en myn voordeel te doen van de mondelinge onder- | |
| |
richtingen van wylen den Heer Vice Admiraal Francois van Aarssen van Sommelsdyk, van mynen hooggeachten Vriend den Heer Secretaris van Meel en van veele aanzienlyk Bewooners dier Colonie.
Niet minder zyn my te staade gekomen eenige byzondere aantekeningen van de Heeren Gouverneurs en andere Leden der Regeeringe deezer Colonie; gelyk my ook van veel nut is geweest vooral omtrent de gebeurtenissen zedert den Jaare 1683. zekere Beschryving van Suriname, door den Heer Pichot, eertyds Raad van Politie en Crimineele Justitie aldaar, welke nooit het licht heeft gezien, dewyl de dood den Schryver belet heeft zyn werk verder dan tot de brandschatting van Cassart, en dus slegts tot het Jaar 1712. te vervolgen. Veele merkwaardige zaaken heb ik ook gevonden in eenige aantekeningen van den Heer Jean Nepveu, thans Gouverneur van Suriname, my door een' Vriend medegedeeld, gelyk my mede verscheidene Resolutien en Placaaten van de Regeering daar te Lande door kenniskweekende Liefhebbers zyn toegezonden.
Met zeer veel moeite en kosten ben ik magtig geworden de authentique bewyzen omtrent de Grenscheiding dier Colonie, welke ik zo uit de Kanselary des Konings van Engeland, als uit origineele Notariaale Acten heb bekomen. De Tekening van Paramaribo, en van het Fort Zelandia, ben ik verplicht aan den Heer Cobert, die het op de plaats heeft doen aftekenen; gelyk ook de Beschryvingen van alle Togten tegen de Negers, en der Vrede met hen getroffen my door wylen den Heer Louis Nepveu broeder des voorgemelden Gouverneurs, zyn opgegeeven.
Verders heb ik gebruik gemaakt van verscheidene Resolutien zo van den Raad van Politie, als van de Societeit van Suriname, van de West-Indische Compagnie, en van den Staat. Omtrent de eerste gevallen van de Colonie de Berbice zyn my door de oude Eigenaars eenige merkwaardige zaaken opgegeeven, en omtrent den Opstand der Slaaven heb ik voornaamelyk my bediend van de Dagregisters der Colonie, en van de aantekeningen door eenige daar geweest zynde kundige Zee- en Land-Officieren gehouden.
Ik kan ook niet nalaaten myne dankbaarheid te betuigen aan een geleerd Vriend, wiens zedigheid my verbied zynen naam te noemen, voor de naaukeurige onderrichtingen wegens de ontdekkingen op de Colonie van Esse- | |
| |
quebo, en aangrenzende Rivieren, door order van den Heer Gouverneur Storm van 's Gravezande gedaan, van welke ontdekkingen ik my ook bediend heb, om de Kaart van de Rivier van Essequebo, door de Heeren Bewindhebberen der Westindische Compagnie ter Kamer Zeeland onder andere Zaaken my ter hand gesteld, te vermeerderen en te verbeteren, zynde daarin door de onderrichtingen van verscheidene Officieren en Zeelieden, die deeze Kust bevaaren hebben niet weinig geholpen.
Door alle deeze Stukken, tot welke ieder geen toegang heeft en welke derhalven nooit het licht hebben gezien, verstoute ik my deeze Beschryving te onderneemen, schoon men misschien verwonderd zal zyn dat iemand onderneemt de Beschryving van een Landschap in een Waereldsdeel, dat nog voor een groot gedeelte onbekend is, en het welk door hem nooit bezocht is; maar waarom is het een Historieschryver meerder geoorloofd de gebeurtenissen, die Jaaren, ja Eeuwen, voor zyn tyd zyn voorgevallen, op echte verhaalen en getuigenissen van Schryvers, welke in die tyden geleefd hebben, te boek te stellen: zou men dan zonder het grootste onrecht die vryheid aan een' Landbeschryver weigeren, vooral, zo hy zyne verhaalen aan de waarheid toetst, met elkanderen vergelykt, en met het gezag van Geloofwaardige Schryvers, en echte bewyzen bekrachtigt, waarom ik dezelve meestendeels onder aan de bladzyden heb aangetekend. De Heer Jan de Laat, eertyds Bewindhebber der Westindische Compagnie, is my hierin voorgegaan, met de verrichtingen dier Maatschappye in Brazil, en tevens eene algemeene Beschryving der Westindien, niet zonder goedkeuring zyner Landgenooten, in 't licht te geeven.
Indien de Leezer het gebrekkige gelieve te verschoonen, en in het doorbladeren zo veel genoegen scheppe als ik in het opstellen daarvan, zal ik myner moeite niet beklagen; maar my verheugen iets tot nut en vermaak myner Landgenooten toegebragt te hebben.
|
|