Eenighe gheestelijcke liedekens
(1612)–J. Jacobsz. Harlingen– Auteursrechtvrij
[Folio 95r]
| |
Na de wijse: Ick danck u God almachtich, O Vader, &c.
1.
MEt eenen kint amachtich,
Ginck onse lieve Heer,Ga naar margenoot+
Sijn jongers onderwijsen crachtich,Ga naar margenoot+
Sijn Goddelijcke leer,
Doen sy begheerden te weten
Wie in de grootste eer,
Van haer sou zijn gheseten,
In die Hemelsche secreten,Ga naar margenoot+
Hy sprack om haer te leeren,
Ick segghe u voorwaer,
Ten zy dat ghy u ommekeeren,Ga naar margenoot+
En wort als kinderen claer,
So en meuchdy niet gheraeckenGa naar margenoot+
Ten Hemel, droeve maer,Ga naar margenoot+
Maer die haer selfs versaeken,Ga naar margenoot+
Vernedert alst kint maecken, lGa naar margenoot+
Die is die meeste in s Hemels troon,
Wie dat nu maeckt sijn ganghen,
Sulck een kint te ontfanghen,Ga naar margenoot+
Na my verlanghen,Ga naar margenoot+
Die ontfangt mijn persoon.Ga naar margenoot+
2.
| |
[Folio 95v]
| |
Ga naar margenoot+Aldus die kinderen te volghen
Ga naar margenoot+Is niet ghemeent int quaet,
Ga naar margenoot+Noch hoepen toppen clammen vervolghen,
Ga naar margenoot+Noch die den anderen slaet,
Ga naar margenoot+Maer in een ootmoedich wesen,
Ghelijck Corinthen staet,
Also wy daer van desen
Ga naar margenoot+Eerste brief viertien lesen,
Ga naar margenoot+Lieve broeders en weest niet kinderen
In wijsheyt en verstant,
Maer alleen daert u mach hinderen,
Namelijck in boosheyt want,
Ga naar margenoot+Alle boose sal God verdomen,
Ga naar margenoot+En wijsense van cant,
Maer int verstant volcomen,
Ga naar margenoot+Sullen zijn aenghenomen,
O hoe lieflijck wort een kint beraen,
Ga naar margenoot+Het is God aenghename,
Ga naar margenoot+Al die leven bequame,
Met hem te same
Ga naar margenoot+Sullen Gods rijck ontfaen.
3.
Recht heeft Moyses gheschreven
Ga naar margenoot+In Numeris viertien,
Ga naar margenoot+Van het oprechte leven
Ga naar margenoot+Ghevonden maer by twien,
Ga naar margenoot+Onder sesmael hondert duysen
Ga naar margenoot+Deuteronomi ien,
Diemen daer sach te gruyssen,
Ga naar margenoot+Met gheslachten en huyssen,
| |
[Folio 96r]
| |
Maer dese boose haer kinderGa naar margenoot+
Wetende goet noch quaet,Ga naar margenoot+
Bleven bewaert van hinder,Ga naar margenoot+
Sonderling uyt Godes raet,
En met de vroomen ghereeckent,Ga naar margenoot+
Verstreckten sy het zaedt,Ga naar margenoot+
Ende letterlijck bleeckent,Ga naar margenoot+
Oock gheestelijck gheteeckent,Ga naar margenoot+
Merckt der kinder gheluck aen elcken cant,Ga naar margenoot+
Die menichte most sterven,Ga naar margenoot+
Met veel plaghen verderven,Ga naar margenoot+
Sy beervenGa naar margenoot+
T'beloofde edel landt.
4.
In dese kintsheyt te blijven,Ga naar margenoot+
Ick meene in der deuchd,Ga naar margenoot+
Dat die altijt mach beclijven,Ga naar margenoot+
Die outheyt als die jeuchd,Ga naar margenoot+
Ghelijckmen van Asser mach lesen,
Van Caleph oock verheuchd,Ga naar margenoot+
Met Barnabas in desen,Ga naar margenoot+
Met vaster herten te wesen,Ga naar margenoot+
Iohannes jonckheyt prijset,Ga naar margenoot+
Die den vyant verwint,Ga naar margenoot+
Hoseas ellif bewijset, IGa naar margenoot+
Die gheestelijck zijn ghesint,
Ia oock die gantsche SchriftuereGa naar margenoot+
Hoe seer haer God bemint,Ga naar margenoot+
Dit wensch ick nu ter uere
Haer, wiens naem hier staet puere,Ga naar margenoot+
| |
[Folio 96v]
| |
Hier mee van my zijt ghy vereert,
Dit schenck ik u en veelen,
Broeder suster ghespeelen,
Niemant te heelen,
Van alle die't begheert.
Anno 1611. |
|