Eenighe gheestelijcke liedekens
(1612)–J. Jacobsz. Harlingen– AuteursrechtvrijNa de wyse: Te mey als alle de voghelen singhen. Ofte
| |
[Folio 72r]
| |
Sal zijn u habitacy.Ga naar margenoot+
5.
Nochtans ben ick gheschapen fijn,Ga naar margenoot+
Voor die werelt van aenbegin,Ga naar margenoot+
En ick sal eewich leven.Ga naar margenoot+
En hebbe ghedient dit is mijn ghewin,Ga naar margenoot+
In sijn hutte met beven.Ga naar margenoot+
6.
Nadien een sekere stede schoon,Ga naar margenoot+
Het ick vercreghen al in Syoon,Ga naar margenoot+
Hy heeft my willen stieren,Ga naar margenoot+
Dat ick die heylighe stadt ydoon,Ga naar margenoot+
Ierusalem sou regieren.Ga naar margenoot+
7.
En ick ben omghewortelt wel,Ga naar margenoot+
By den volcke van Israhel,Ga naar margenoot+
T'welck is eerlijck ghepresen,Ga naar margenoot+
Op dat ick recht regieren sel,Ga naar margenoot+
Gods erfdeel uytghelesen.Ga naar margenoot+
8.
Seer hooghe ick ook wassen conGa naar margenoot+
Ghelijck een Ceder op Lybanon,Ga naar margenoot+
Ghelijck als een Cepresse,Ga naar margenoot+
Op den gheberchte van HermonGa naar margenoot+
Verstaet eens dese lesse.
9.
Ick wasse oock hoort mijnen room,Ga naar margenoot+
Ghelijck als eenen palmboom,Ga naar margenoot+
Al in die water plassen,Ga naar margenoot+
Ghelijck als roosen by den stroom,Ga naar margenoot+
| |
[Folio 72v]
| |
Ga naar margenoot+Die te Iericho wassen.
10.
Ga naar margenoot+Als een olijfboom seer schoon,
Ga naar margenoot+Die staet int vrye velt ten toon,
Ga naar margenoot+Mijn vruchten overvloeye
Ga naar margenoot+Ghelijck amandelboom of ahoroon,
Ga naar margenoot+So stae ick oock en bloeye.
11.
Ga naar margenoot+Caneel en costerlijcke cruyt,
Ga naar margenoot+Noch lieffelijcker ruyck ick uyt,
Ga naar margenoot+Als Myrthen ten exempel,
Ga naar margenoot+Galban Onix en myrrhen fruyt,
Ga naar margenoot+Als Wieroock in den tempel.
12.
Ga naar margenoot+Oock hebbe ick ghelijck een eyck,
Ga naar margenoot+Mijn tacken lustich uytghebreyt,
Ga naar margenoot+Ick roock als een wijngaerde,
Ga naar margenoot+Mijn bloeme inder eewicheyt,
Ga naar margenoot+Seer rijcke vruchten baerde.
13.
Ga naar margenoot+Begheert ghy mijnder groot en cleyn,
Ga naar margenoot+Comt herwaerts comt tot my alleyn,
Ga naar margenoot+Versaedt u van mijn vruchten,
Ga naar margenoot+Veel soeter dan honich zijn mijn reen,
Ga naar margenoot+Dan honichseem mijn giften.
14.
Ga naar margenoot+Wie van my eet honghert met vlijt,
Ga naar margenoot+Wie van my drinckt die dorst altijt,
Ga naar margenoot+Wie my ghehoor wil gheven,
Ga naar margenoot+Die comt tot schande nochter spijt,
| |
[Folio 73r]
| |
Wie my volcht die sal leven.Ga naar margenoot+
15.
Siet dit is des verbonts ghebodtGa naar margenoot+
Ghemaeckt al metten hoochsten Godt,Ga naar margenoot+
Dit zijn die heylighe wetten,Ga naar margenoot+
Die welcke Moyses Iacobs rodtGa naar margenoot+
Tot eenen schat ginck setten.Ga naar margenoot+
16.
Daer uyt gaet wijsheyt als een vloet,Ga naar margenoot+
Ghelijck dat water Phison doet,Ga naar margenoot+
Als t'groot is eenderleye,
En als dat water Tygris soet,
Als vloeyt al inden Meye.
17.
Euphrates als hy is op t'groost,Ga naar margenoot+
Als die Iordane inden Oogst,Ga naar margenoot+
So isser uytghesproten,Ga naar margenoot+
Verstant als Nilus opghelooftGa naar margenoot+
In den Herfst is ontsloten.
18.
Die is gheweest in ghenen stee,Ga naar margenoot+
Diese uyt gheleert heeft alree,Ga naar margenoot+
Hy wort oock niet ghevonden,Ga naar margenoot+
Haer sin is rijcker dan eenighe zee,Ga naar margenoot+
Oock dieper dan d'afgronden.
19.
In den hof vloeyen seer bequaem,Ga naar margenoot+
Vele beecken van mijn lichaem,Ga naar margenoot+
Ghelijckmen t'water ledde,
Te wateren door mijn hof ick raem,Ga naar margenoot+
| |
[Folio 73v]
| |
Ga naar margenoot+En begiet mijn cruyt bedde.
20.
Ga naar margenoot+Tot wateren heel wijt en bree,
Ga naar margenoot+Worden mijn beecken nu alree,
Ga naar margenoot+Aenmerckt dits mijn beden,
Ga naar margenoot+Mijn wateren worden een groote zee,
Ga naar margenoot+Dit zijn des wijsheyt reden.
21.
Ga naar margenoot+Mijn leeringhe so wijt int ront,
Ga naar margenoot+Ghelijck den lichten morghen stont,
Ga naar margenoot+En schijnt veer met haer stralen,
Ga naar margenoot+Sy doet oock Prophecyen condt,
Ga naar margenoot+Die nimmermeer en falen.
22.
Ga naar margenoot+Ey merckt nu toch alle ghemeyn,
Ga naar margenoot+Dat ick niet arbeyde alleyn,
Voor my maer haer ter eeren,
Ga naar margenoot+Die met een suyver herte reyn
Ga naar margenoot+Altijt wijsheyt begheeren.
|
|