delijk zijn trui uit te trekken. Tableau natuurlijk! De ganse kursus van L.D., zeer geraffineerd op een toiletrol neergepend, buitelde op de vloer...
In ieder mens, geloof ik, sluimert latent een verlangen om aan het langste eind, wat dat dan ook moge wezen, te trekken. En de gevallen waarin leerkrachten represailles met terugwerkende kracht van oudleerlingen moeten verduren, zijn dan ook legio. Zolang die wraaknemingen schalks blijven, kunnen ze gerangschikt worden bij de anekdotiek die het leven de nodige pikante ingrediënten bezorgt. Onlangs werd ik in mijn stamcafé te Herentals aangesproken door een andere stamgast, een vlotte vent met een baard. Mensen met een baard doen mij altijd denken aan Fidel Castro, Che Guevara en Ernest Hemingway, wat erop neerkomt dat ik hun tronies uiterst moeilijk uit elkaar kan houden. ‘Je weet toch nog wel,’ begon hij, ‘dat jij ooit mijn eksamen van wiskunde annuleerde?’
Ik herinnerde mij dat vanzelfsprekend niet, maar het bleek waar te zijn. ‘En gebeurde dat terecht?’ wilde ik weten.
‘Ja,’ gaf hij toe. ‘Ik zat met mijn kursus op mijn schoot.’
‘En wat doe je nu?’ vroeg ik.
‘Politieagent,’ antwoordde hij. ‘Al vijftien jaar.’
‘Ach zo!’ viel ik verbouwereerd uit de lucht.
‘Jij hebt al veel geluk gehad,’ vervolgde hij een ogenblik later monkelend.
‘Waarom?’
‘Als ik hier op de hoek het verkeer regel, kijk ik altijd met een half oog uit naar jou. De eerste keer dat ik je iets verkeerds zie doen...’ Hij zuchtte zwaar en veelbetekenend. Er lag nog steeds iets op zijn lever, iets dat ik daar had opgelegd, iets dat er maar op één manier weer afkon...
Op een middag reed ik in zeven haasten van Grobbendonk naar Herentals. Op de viadukt over de autosnelweg sprong eensklaps een rijkswachter op de weg... en die dirigeerde uitgerekend mij (ik zat in een rij wagens) met zijn rood knuppeltje de pechstrook op. ‘Meneer,’ zei ik op mijn aller-