| |
22.
In 1952 trotseerde ik het verbod van het Kollege en werd ik officieel lid van F.C. Pulle. Vooralsnog hadden de bestuursleden van de klub oogluikend toegestaan dat ik deelnam aan de trainingen, maar toen achtten ze het ogenblik gekomen om mij op te stellen in het elftal van de scholieren. Kadet ben ik dus nooit geweest. En bijgevolg maakte ik het niet
| |
| |
mee dat de Pulse kadetten verloren van... een trein. Dat gebeurde toen ze tegen de kadetten van Nijlen speelden op een voetbalveld naast de spoorweg. De jongens van Pulle hadden nog nooit een trein gezien, en toen dat monster daar tijdens de match plotseling aangestoomd kwam, stonden ze zo perplex... dat de tegenstrevers rustig de winning goal konden scoren. Ik was ook nog geen lid van de klub toen Jules van Beirendonck met zijn wagen een kwal van een scheidsrechter tot aan de Molenbeek bracht en hem daar gewoon op de keien zette, omdat hij - naar hij beweerde - nooit oneerlijke mensen vervoerde. Wèl was ik bij het elftal dat Sander Corthout met zijn vrachtwagen naar Olen bracht... tot aan de Lindekens. Toen hij voor het kruispunt aan de Lindekens moest stoppen, kipte hij door een onhandig maneuver - denk ik toch, want met Sander wist je maar nooit - de laadbak op, zodat wij met de banken waarop we zaten naar beneden gleden en met een smak op de straatstenen terechtkwamen. De Olenaars wonnen vanzelfsprekend met de vingers in de neusgaten van een elftal dat uitsluitend uit invaliden bestond. Toen ik een tijdje geleden naar de wedstrijd F.C. Pulle-'s Gravenwezel ging kijken, kwamen Robert Boes en Walter Dillen, twee leden van het huidige bestuur, mij aan de mouw trekken. Of ik niet even naar de receptie kwam, die zij aanboden aan de bestuursleden van de bezoekende klub? Het volgende kwartier mocht ik volop genieten van de puurste jenever die ik ooit dronk. En toen kwam de aap uit de mouw... F.C. Pulle bestond vijfendertig jaar, en zij waren van zins dat luisterrijk te vieren. Was het niet mogelijk dat ik tijdens de eucharistieviering in de kerk een... toespraak hield? In plaats van te vragen waarom precies het einde van het zevende lustrum van het bestaan van de klub aangegrepen werd om te fuiven, stemde ik dadelijk toe. Toen de jenever uitgewerkt was, vervloekte ik mijn onbesuisdheid...
maar het was te laat. Alleen pastoor R. Hermans kon mij nog redden met een voorbehoud of een weigering. Helaas... de goeie man had de hele bijbel
| |
| |
uitgeplozen op zoek naar een tekst over sport en had alleen maar in de brieven van Sint-Paulus een kleine passus over atleten gevonden, zodat hij hoorbaar blij was met mijn voortvarende belofte. En dus stond ik een week later in Pulle op de kansel en las ik de volgende tekst voor...
Beste Vrienden,
Normaal is het epistel een liturgische lezing uit de brieven der apostelen. Wat ik nu ga lezen, is een fragment uit het boek waaraan ik bezig ben, een boek dat gevuld is met herinneringen aan mijn jeugd. En vermits elk boek een brief is en ik ten slotte toch ook een... zij het rare... apostel ben, is het een en ander hier wel degelijk op zijn plaats. Het voetbalspel is de sublimatie van het eeuwige gevecht tussen goed en kwaad, tussen inboorlingen en indringers... een symbool dus, een schouwspel: tragedie én komedie in één handomdraai. De scheidsrechter en de lijnrechters, de mannen in het zwart, die het spel zogezegd binnen de perken van het fair play moeten houden, zijn voor de overwinnaars gezanten van God én voor de verliezers afgevaardigden van de duivel... Dat placht zo althans te zijn. Een week geleden betrapte ik er mezelf op dat ik in Pulle vanachter de omheining de scheidsrechter stond uit te schelden... en dat ik de enige was die dat deed. Mijn medesupporters keken gegeneerd, geëmbêteerd... Achteraf ben ik aan een gewetensonderzoek begonnen én moest ik wel tot het besluit komen dat ik het voetbalspel véél te ernstig nam óf... misschien niet ernstig genoeg. Sedert 1949 is er veel, veel te veel veranderd. Ik ben van 1937, nog van oerdegelijke vooroorlogse makelij dus. Net als René Wouters, Domien Smolders, Jef Cavens, Freddy Verlinden, Staf Raeymaekers en noem maar op, bereikte ik in 1949 de leeftijd waarop men bij de kadetten mag aantreden. Tot dan toe hadden wij ten hoogste tegen plastieken en rubberen sinterklaasballen getrapt, die na enkele dagen stuk waren en dus weer de plaats ruimden voor varkensblazen, blikjes, blokjes en andere al dan niet ronde rotzooi. Het was dan ook maar net
| |
| |
op tijd dat Sooi de Bie (ex-vedette van Lyra), Jef van Laer zaliger, Jef van den Broeck zaliger, Charel Raeymaekers, Ludovic Corthout, Jos van de Vel en Minus Meeusen de hoofden bij elkaar staken en F.C. Pulle oprichtten. Voordien moet er nog wel een voetbalklub geweest zijn, want ik meen ooit obskure, verbleekte kiekjes gezien te hebben van voetballers met knevels en broeken die tot onder hun knieen reikten. Groen en wit werden als kleuren van het blazoen gekozen. Groen: de kleur van de vrede, de rust en de lente; wit: de kleur van de onschuld, de vriendschap en de eerlijkheid. Fons Obbels stelde de oorkonde op, onder de leuze: ‘Eikels worden eiken!’ Een verbluffend goede keuze, voorwaar. Een keuze vol helderziendheid ook. In Pulle werden die eikels geen Amerikaanse of Turkse eiken, zelfs geen wintereiken; in Pulle groeiden die eikels uit tot échte Kempense eiken, zómereiken... Enfin, in 1949 was het gedaan met het naar Grobbendonk hollen door de Bosjes. 1947 en 1948 waren voor mij vreselijke jaren geweest. Ik was toen namelijk misdienaar, net zoals die andere voetballiefhebbers: Theo Obbels en Jef Verwerft. Het lof duurde van halfdrie tot drie uur, zodat wij altijd te laat kwamen voor de voetbalmatch in Grobbendonk. In die tijd leerde ik hardlopen... In 1949 konden we dus naar Pulle gaan kijken, naar Sooi de Bie, Louis Verhoeven, Sus Smets (de zwarte panter), Frans en Karel Smolders... enzovoort. De namen De Bie en Smolders lopen trouwens als een rode draad door de geschiedenis van F.C. Pulle... Het voetbalveld lag toen aan de Zandheide, achter de woning van Jan Moortgat. Er was een aanplanting van dennen én een akkermaalsbosje van eiken, waarin de toen nog bruine bal verraderlijk kon verdwijnen; er was een veldje brem, waarin je kon onderduiken als een bal in je onderbuik terechtgekomen was. Er was een kippenhok
dat als kleedkamer diende. Ik herinner me voornamelijk dat er gloeiend hete bouillon geschonken werd, die pas kon gedronken worden wanneer de scheidsrechter de spelers na de rust weer op het veld riep. En
| |
| |
er stond nog een kippenhok, dat als kantine fungeerde. Daar lagen steeds de velletjes te drogen van de muskusratten die Jan Moortgat gevangen had. Eén van de trouwste én hevigste supporters was Schuifel, alias Fons Voorspoels. Schuifel volgde àlle wedstrijden, en dus galmde zijn rauwe stem van in de vroege zondagochtend reeds over de Zandheide. Vooral de trainingsavonden waren prettig... èn soms tragisch. Voor wat dit laatste betreft denk ik aan de avond dat René Wouters bij een lenigheidsoefening aan een omheining zijn arm brak. Ik zette hem op de buis van mijn fiets en reed met hem door de Bosjes naar Dokter Wauters in Grobbendonk... Nog hoor ik het akelige klikken van onze voetbalschoenen in de hall van de dokterswoning; nog voel ik het angstzweet dat mij uitbrak toen de dokter mij beval Renés bovenarm te omklemmen, terwijl hij de in een haakse vorm staande onderarm weer recht trok; nog huiver ik bij de herinnering aan de verwijten die Julie, Renés brave moeder, mij toen bij de thuiskomst in haar vertwijfeling naar het hoofd slingerde. Ook in de winter trainden wij. Als er sneeuw lag, gebeurde dat in de zaal van Polien Toon. Als apoteose liet Sooi de Bie ons dan tot aan de brug over de Molenbeek lopen en terug. Dat weet ik nog zo goed omdat ik in die loopwedstrijden telkens de beste was. Ik herinner mij ook een match tegen Herenthout... Jef Cavens speelde toen nog met ons, en Jef werd kort nadien niet voor niets de opvolger van de roemruchte Kop van der Auwera bij Racing Mechelen. Jef had weer eens te zwaar getackeld, en plotseling werd hij door een drietal supporters bestormd. Er ontstond een gevecht naar de regel, waaraan ik persoonlijk een... verbrande hand overhield. Ik had namelijk in de nog brandende sigaar van een heetgebakerde supporter geslagen... Ik herinner mij ook
nog enkele matches die ik op zestienjarige leefjtijd meespeelde in het eerste elftal... De eerste tegenpartij was Pulderbos. Bij een schermutseling voor doel na een hoekschop trapte Charles van Loock mij het broekje van het lijf. Een onzediger schouwspel werd op
| |
| |
het Pulse voetbalveld nooit geboden. In een andere wedstrijd namen wij het op tegen Oosterwijk. Naast het voetbalveld aldaar lag een immens korenveld. Nu waaide er die dag zulke verschrikkelijke stormwind, dat ik als rechterback tijdens de eerste helft onafgebroken in de rijpe rogge op zoek moest naar de bal. Omdat ik dat zo goed gedaan had, plaatste Sooi de Bie mij tijdens de tweede helft linkerback... Later bleef ik - zij het van in de verte - de esbattementen van de trainers Sooi de Bie, Louis van Loock, Marcel Spiessens, Domien Smolders, René Wouters, Frans Anthonis... en hun discipelen volgen. En ik huiver van respekt als ik bedenk dat Domien Smolders en René Wouters méér dan vijfhonderd wedstrijden in het eerste elftal van Pulle speelden. Voor Louis van Laer met zijn vierhonderd wedstrijden en voor Jules Donckers, Achiel Cavens, Eddy Donckers en Paul Poels met hun driehonderd wedstrijden is die eerbied al niet veel kleiner. F.C. Pulle is ten slotte toch maar een regionaal klubje, en je moet elke zondag toch maar weer de moed opbrengen om voor een handvol trouwe supporters het beste van jezelf te geven. Ik gaf in illo tempore de brui aan het voetballen toen ik als middenvoor van het reserveelftal een doelpunt gescoord had in Bouwel... De bal kwam terecht tegen één van de ijzeren stutten van de doelpalen en sprong terug het veld in. De scheidsrechter, een lieve man met bokaaldeksels in zijn bril, had niets gezien. Ik vroeg aan de doelwachter van de tegenpartij of hij zo fair wilde zijn aan de referee te vertellen wat er precies gebeurd was. De doelwachter vroeg of ik op mijn hoofd gevallen was... Toen hield ik het voor bekeken. Zo zal iedereen wel zijn verhaal hebben. Vaak vraag ik mij af welk het verhaal was en is van zovele oud-spelers van F.C. Pulle.
Ja, waar zijn ze met hun verhaal gebleven: Carl van Mechelen, Jos Poels, Willy de Bie, Arthur Simons, Sus Simons, Vic van de Schoor, Walter Smets, Maurits Vervloet, Gust Breugelmans...? Vaak ook denk ik met heimwee terug aan de vroegere teerfeesten met stoofkarbonaden en fluitjesbier in de
| |
| |
zaal van Polien Toon. In de late uurtjes kwam Schuifel dan gewoonlijk aandragen met enkele kilo's zure zult (in Pulle frut geheten)... Vele leden van F.C. Pulle hebben intussen het tijdelijke met het eeuwige verwisseld. Ik denk aan het tragische lot dat de eminente middenvoor die René van Loock toch was, te beurt viel... Na een match riep René Dokter Wauters bij zich omdat hij een teen gewond had. De dokter lachte er eens om. 's Anderendaags was René dood. Tetanus. Ik denk aan de eeuwig glunderende Jef van Laer (Pachter, voor de vrienden) en aan de van levenslust glimmende Jef van den Broeck (die in Spanje ging sterven). Ik denk aan Charel van Dijck en Jules Smits... Menigmaal schreef en zei ik dat Pulle nog een écht stukje van het aards paradijs is. Gisteren las ik in twee weekbladen dat Jean-Marie-Pfaff, de Vlaams-Beierse stuntman en komiek, in Pulle een lap grond heeft bemachtigd en dat hij van zins is zich hier ooit te vestigen. Pfaff weet het dus ook. Beste vrienden, ik denk dat God het ook weet. Als hij van voetballen houdt - en dat staat buiten kijf - speelt hij al vijfendertig jaar mee bij F.C. Pulle...
Tijdens deze lezing vielen mijn ogen enkele keren op Boni Sempels, wiens zoon al enkele jaren tot de vaste waarden van F.C. Pulle behoort. Boni is van mijn leeftijd en doofstom. Dit laatste belette echter niet dat hij een voortreffelijk rechtsbuiten was. Kommunikatiestoornissen waren er nooit, omdat wij de gebarentaal der doofstommen begrepen en wisten dat wij bij wat we zegden goed moesten artikuleren. Een ogenblik werd ik in de verleiding gebracht om me ook voor hem verstaanbaar te maken, maar dadelijk besefte ik dat het niet hoefde... In Pulle verstaan de mensen elkaar ook wel zonder woorden.
|
|