en laagten (ik denk dat mijn grootmoeder niet erg gesteld was op dat café), totdat oom Don op achtendertigjarige leeftijd de veel jongere Josée van de Vloet uit Zoersel ontmoette... en hals over kop met haar huwde. Enfin, oom Don was een soort van adonis... en lucullus tegelijkertijd. Hoe dat met zijn chromosomen in elkaar zat, weet ik niet, maar nooit zag iemand hem boos worden, nooit hoorde iemand hem uitvaren of opscheppen of vloeken zelfs... Liegen deed hij wel, maar het betrof dan steeds practical jokes waarin hij zich al een tijd bij voortbaat zat te verkneukelen. Bedriegen kon hij niemand, afdreigen ook niet, aanmanen tot betaling al evenmin, zodat hij in de jaren dat de meeste aannemers stinkend rijk werden, gewoon zijn kost verdiende. Op een dag, toen hij zelf waarschijnlijk enkele zware maanbrieven gekregen had, daagde hij mij uit te doen wat hij niet durfde... Hij zond me met een pak fakturen - er waren erbij die jaren oud waren - het dorp in. Ik kwam terug met meer geld dan ik ooit gezien had én met een heleboel betalingsbeloften. Vijfhonderd frank gaf hij me toen. Ik was nooit rijker geweest... en kon met mijn vrienden naar de cafés gaan. Mijn eerste verhaal schreef ik voor hem. Het gebeurde bij mijn grootouders in de voorkamer, waar grootvader - die zaakvoerder was van de Boerenbond - de boeren ontving. Daar, aan de ronde, gepolitoerde tafel, op een stoelzitting van knisperende mattenbiezen, en met mijn rug naar het archaïsche telefoontoestel, schreef ik een bloederige oorlogsvertelling... Oom Don las ze, terwijl hij traag een appel opat. ‘Dat is goed,’ zei hij. Vervolgens vroeg hij, met argwaan in de stem: ‘Jij wordt toch architekt, nietwaar?’ Dankbaar voor zijn gunstige kritiek knikte ik. Van toen af aan zat ik geregeld naast hem in de jeep. Maar die jeep had altijd van die vreemde kuren:
die wilde niet voorbij sommige cafés rijden zonder even te stoppen... Zo althans stelde oom Don het voor. En dan maakten wij van de nood een deugd en dronken twee glaasjes gerstenat, soms meer zelfs. En ook als in het midden van de zomer de meiboom