vader traden toe tot de orde van de nonnen van Vorselaar. Verder was er een zuster van hem die de herberg ‘De Nachtegaal’ uitbaatte, een andere die modiste was, én een die het onvermijdelijk aan de zaak verbonden boerderijtje beredderde. Mijn grootvader trad in de sporen van zijn vader en werd aannemer. Aanvankelijk werd hij bijgestaan door zijn broer Fons, maar na een tijdje trad deze laatste in dienst bij een grote aannemer in Lier, voor wie hij vele decenniën de laatste man van het échte metselaarsambacht was. Zo, bijvoorbeeld, werkte hij tussen 1953 en 1958 aan de heropbouw van de Sint-Catharinakerk te Hoogstraten. Gust Obbels huwde met Amelie Bouwen, het derde van acht kinderen van een postbode in Bouwel. Mijn grootmoeder van vaderszijde moet een ongelukkige jeugd gehad hebben. Toen ze veertien jaar was, kwam haar vader op zijn ronde onder een trein terecht. Haar moeder, Catharina van Roie, moest noodgedwongen haar kinderen uit werken sturen. Mijn grootmoeder, die astmatisch was, kwam in Antwerpen op een zeer slechte post terecht. De dame die zij moest dienen, was nog te slecht om op een kanon te steken. Toen mijn grootmoeder helemaal ondervoed was, kwam de hemel haar te hulp: zij kon in dienst gaan bij de grafelijke familie Le Grelle op het Driehoekshof te Pulle. Daar belandde ze in een Boergondische keuken en haar loon werd zo maar eventjes verdubbeld. Na hun huwelijk vestigden mijn grootouders zich aan het Lang Spoor te Pulle. Mijn grootvader had er een grote woning met een aangrenzend
gebouw voor zijn aannemersbedrijf opgetrokken. Ze kregen er zeven kinderen, van wie mijn vader het oudste was. Mijn vader werd aannemer van betonwerk, een oom aannemer van metselwerk, een andere oom zelfstandig elektricien, en nog een oom aannemer van timmeren schrijnwerk. Mijn oudste tante huwde met een politieagent, de volgende met een tuinier, en de jongste met een timmerman-schrijnwerker, die de vennoot werd van mijn jongste oom...
Mijn grootvader van vaderszijde zou dit jaar honderd jaar