bewogen nam die hem in zijn handen. ‘Jongen toch!’ zei hij, en herhaalde hij steeds weer, 's Avonds, bij het licht van de oude lamp in de leeg geplunderde huiskamer, mocht de kauw luisteren naar de opgewonden gesprekken die de dichter voerde met de lelijke hoorn van de telefoon én kijken naar zijn woedende hand die lange brieven schreef. Toen zijn meester tenslotte het hoofd op tafel legde en begon te snurken, trok Coq-à-l'âne een poot in en sloot hij de ogen... 's Anderendaags in de vroegte werden zij gewekt door vreemde geluiden. De kauw volgde de dichter naar buiten... Op het erf stond een vrachtwagen met een betonmolen en een stapel morsige steigerplanken erop; uit de bestelwagen erachter stapten verveelde mannen in besmeurde overall en met metselaarsgereedschap onder de armen. ‘Wat komen jullie hier doen?’ vroeg de lijkbleke dichter aan de kamioneur.
‘Een gedeelte van dit krot hier kort en klein kloppen en hier een moderne villa in hoevestijl bouwen,’ antwoordde de vent geërgerd. ‘Zijn wij misschien op een verkeerde plaats terechtgekomen?’
‘Dat zou ik geloven!’ stoof de dichter woedend op.
Een al wat oudere metselaar, klaarblijkelijk de voorman, nam de dik gedraaide sigaret uit zijn mond en vroeg: ‘Is dit dan de Dubbelhoeve niet?’
‘Ja, dit is mijn ouderhuis!’ zei de dichter fier. ‘En daar blijft iedereen zonder mijn toestemming met zijn poten af!’
‘Dat is toch die gekke dichter, mannen!’ meende een jonge handlanger met korte kromme benen zich in het gesprek te moeten mengen. ‘Heb je niet gehoord wat de baas gisteren vertelde?’
‘Wel... wil meneer ons dan de toestemming geven?’ vroeg de voorman grijnzend.
‘In geen honderd jaar!’ ketterde de dichter.
‘Dan zal het zonder meneers toestemming moeten gebeuren,’ konkludeerde de voorman lijzig. ‘Geef me dat plan eens,’ beval hij aan de chauffeur van de bestelwagen, terwijl hij zich omdraaide. Nadat de arbeiders zich rond hem hadden