leggingsonderneming,’ bazuinde hij. ‘Ik ben met hem meegekomen in de limousine... Mijn baas gaat hier alles opkopen, én modernizeren, én omheinen met beton en prikkeldraad!’
‘Dan is jouw baas wellicht ook zo'n pompeus, schreeuwlelijk waterhoofd als jij,’ konstateerde de kauw nuchter. ‘Jullie, volière- en dierentuinvogels, zouden je beter eens bezinnen over slavernij, gevangenschap, degeneratie en terugkeer naar het moederland in plaats van de vrensen en de krensen aldoor naar de mond te vleien! En maak nu maar gauw dat je terug in je limousine zit. Dadelijk komt Robin Hood, onze koning, op inspektie, en die weet hoe hij leeghoofden van jouw slag moet pluimen, reken maar!’
‘Pluimen?’ gruwde de ara. ‘Is hij een harpij?’
‘Véél erger!’ overdreef Coq-à-l'âne, die helemaal niet wist wat een harpij was.
‘Groeien hier noten?’ wilde de ara nog weten.
‘De note- en kastanjebomen in de Kempen zijn bijna alle geveld,’ antwoordde de kauw, ‘en de schaarse hazelaars worden van in de zomer reeds belegerd door de eekhoorns... Zelfs een notekraker op doorreis kan het hier geen etmaal uithouden. Als ik jou was, praatte ik mijn baas dat aartsdom plan om hier landeigenaar te komen spelen uit het hoofd... De uitgehongerde muizen en ratten halen de noten onder je bek uit de voederbakjes!’
‘Heremijntijd!’ schruwelde de ara. ‘Is die streek hier nog zo onderontwikkeld?’ Hij vloog op als een brandende fazant, en roffelde in de richting van de Dubbelhoeve.
Schuddekoppend keek Coq-à-l'âne hem na. Toen hij zelf ook wilde vertrekken, zag hij een slakkehuisje liggen tussen de beekpunge en het goudveil in de sloot onderaan de wilg. Net toen hij op het punt stond dat lekkere hapje mee te pikken, kwamen een bonte vliegenvanger en een blauwborstje en een roodborsttapuit hem onder veel gesnater diets maken dat er een vreemde vogel was neergestreken op een zandplaat langs