de dood in het hart vloog hij de witte raaf achterna. Tot zijn ontzetting zag hij op dat ogenblik de B.M.W. van de belastingkrontroleur en de Mercedes van de dokter de brink oprijden... Heel hoog in de lucht speelde Robin Hood met zichzelf en de lentewind. Coq-à-l'âne had alle moeite van de wereld nodig om zich tot op zijn hoogte te hijsen. ‘Ach, misschien denken de mensen wel dat hij een reuzenstern is, of een zilvermeeuw, of een grote mantelmeeuw,’ troostte hij zichzelf. ‘Ze kennen zo weinig van vogels...’ Hij moest zich een poosje laten drijven, voordat hij weer op adem kwam. ‘Ik heb je gevraagd te komen om de eksters en de Vlaamse gaaien en de kraaien eens mores te leren!’ brulde hij.
‘Waarom?’ vroeg Robin Hood werktuiglijk. Het was duidelijk, dat hij in diepgaande poëtische bespiegelingen verzonken was.
‘Ze plunderen en roven er maar op los! Ze gedragen zich net als de mensen!’
‘Dan moet ik inderdaad optreden!’ konstateerde de raaf, eensklaps weer nuchter. Hij liet zich tot naast de kauw drijven. ‘Maar ik doe het slechts op één voorwaarde: je moet me zo snel mogelijk in kontakt brengen met die elf waarover je het de vorige keer had...’
Coq-à-l'âne schrok zich bijna een beroerte. ‘Dat gaat toch niet!’ zei hij wanhopig. ‘Het moet volle maan zijn, en... je moet bovennatuurlijk mooi kunnen zingen!’
‘En waar precies?’ insisteerde de raaf.
‘Ja... maar... Jij kunt helemaal niet mooi zingen!’ wierp de kauw op.
‘Jij zeker wel!’ hoonde Robin Hood. ‘Je zingt als een drooggelopen karrewiel! Vertel op... Waar moet dat gebeuren?’
‘Bij de Kollenput...’ fluisterde Coq-à-l'âne uiteindelijk. De driestheid van Robin Hood zo'n beetje kennende voorzag hij de vreselijkste komplikaties. Bovendien had de elf hem toch met nadruk gevraagd aan niemand wat over haar te vertellen. Enfin, ze hoefde niet te verschijnen als ze niet wilde... De volgende uren schuimde hij met Robin Hood het achterdijkse