‘Waar zit jouw bruid ergens, Coq-à-l'âne?’ vroeg de raaf benieuwd.
Coq-à-l'âne keek beschaamd naar zijn poten. ‘Ik ben niet gehuwd,’ bekende hij. ‘Ik ben gebonden aan de dichter van de Dubbelhoeve...’ Hij kromp ineen van ellende. ‘Ik zou mijn verplichtingen tegenover een eventuele eega niet kunnen nakomen. Bovendien was ik tot voor enkele minuten koning van Eystel, en dat is... euh... was voor een pluimgewicht als ik geen sinecure!’
Robin Hood schaterlachte. ‘Denk je echt dat die halfgare dichter er wat zou om geven, dat je op een goede dag met een kroost zou komen aanzetten?’
Coq-à-l'âne keek verstolen naar zijn soortgenoten. Gelukkig waren die zodanig de kluts kwijt dat ze er niet aan dachten enig kwaad te vermoeden. Hij krabde met zijn rechterpoot in zijn rechteroor, niesde, schudde de kop... en wist niet wat te zeggen. Op dat ogenblik werd in de achterste gelederen geroepen: ‘De dood is er! Ginder, boven de Kalverendries!’ En inderdaad: boven de Kalverendries, een weide die tot tegen de hoge dijk van het Albertkanaal reikte, kringde traag een buizerd, op zoek wellicht naar een argeloze holenduif op het veld of naar een afgedwaalde spreeuw in een wilg... ‘Dit wordt je vuurproef, Robin Hood,’ zei Coq-à-l'âne opgelucht. ‘Toon wat je kunt... en iedereen zal voor je buigen als een knipmes! Veel geluk!’
‘Omnibus adsum!’ kraste de raaf.
‘Wablief?’ vroeg Coq-à-l'âne onthutst.
‘Ik ben er voor allen!’ riep Robin Hood. ‘Dat is mijn strijdkreet.’ Hij sprong op en beklom met ontzagwekkende vleugelslagen de trappen van de wind. Zeer hoog steeg hij, bijna zo hoog als de wolken; toen trok hij zijn vleugels op zijn rug samen, en zo - gestroomlijnd als een torpedo - schoot hij op de argeloos kringelende roofvogel af. De schok was verschrikkelijk: de buizerd stiet een door merg en been snijdende kreet uit, in een wolk van pluimen tolde hij rond. Nauwelijks had hij zijn vleugels weer uitgeslagen, of de tor-