de waarheid genomen werd, dat hij het slachtoffer was van een duivels opgezet spel... Hij sprong op de hansworst met het fluitje af. Die duwde hem verontwaardigd terug. ‘Blijf met je kartonnen poot van mijn lijf!’ brulde Anchise buiten zichzelf. De hansworst trok de rode kaart, zwaaide ermee boven Anchises hoofd... Het was onvoorstelbaar! Anchise wilde zich op die poppenkastdiktator gooien, maar het volgende ogenblik werd hij overmeesterd door de trainer, de verzorger en de kapitein van het elftal. Gedrieën sleepten ze hem naar de kleedkamers onder de hoofdtribune...
Yvan Tieleman was een doodgewone stukadoor, een vent van vijfendertig jaar die door noeste arbeid (overuren, avondwerk, sluikwerk) tot een zekere welstand gekomen was. Dat hij vrij opvliegend was, had nooit een mens hem écht ten kwade kunnen duiden: in een handomdraai inderdaad kon Yvan zijn ongelijk inzien en zo mak als een lam worden. In feite vormde de wekelijkse voetbalwedstrijd van F.C. Steendam zijn enige ontspanning. Een uur voor de wedstrijd was hij ter plaatse, om toch maar post te kunnen vatten achter het betonnen muurtje dat het voetbalveld van de niet overdekte staanplaatsen scheidde. Zoals alle andere fervente supporters van F.C. Steendam was Yvan ervan doordrongen dat de wedstrijd tegen R.C. Tweebeek van levensbelang was voor de klub: degradatie kwam eigenlijk neer op een soort van doodvonnis. De klubs uit de grootsteden konden zich de aankoop van peperdure buitenlandse vedetten permitteren en smoorden elke promotiekans van de provincieklubjes in de kiem. De voorbeelden van klubs die naar de tweede afdeling verwezen werden en daarna bijna onmerkbaar in de anonimiteit van de deficitaire lagere afdelingen verdwenen, waren legio. Supporter in hart en nieren als hij was, zocht Yvan het falen van zijn favoriete ploeg nooit bij zijn oogappels zelf, maar wel in tal van wantoestanden... Het scheidsrechterskorps vond hij ronduit korrupt, de leiders van de Belgische Voetbalbond achtte hij intriganten. Dat bepaalde klubleiders en trainers op de hoofdzetel te Brussel, waar de scheidsrechters dan toch werden aangeduid, een voet in huis hadden, kwam in zijn ogen neer op het toppunt van verdwazing. En dat de manager van R.C. Tweebeek, een steenrijke fabrikant, daar iedereen naar zijn pijpen deed dansen - zoals gefluisterd werd in de wandelgangen van de voetbalstadions - leek hem het veegst denkbare voorteken. Het was dan ook met argwaan dat hij het optreden van die nieuwe scheidsrechter gadesloeg. Toen die vent na enkele sekonden reeds voor een ietwat
onbehouwen maar akrobatische tussenkomst van Anchise Apollon een penalty floot, dacht Yvan dat zijn hoofd te klein werd voor zijn hersenen: een