‘Wanneer moet je optreden?’
‘Aanstonds na de pauze. Ik trok nummer negentien, maar ik heb geruild met Sonja Borelli, die kleurlinge ginder: ze heeft plankenkoorts.’
‘Heb je geen zin om iets te drinken in de tearoom naast de parochiezaal?’ Als ik merk dat ze aarzelt, voeg ik eraan toe: ‘Ik zou je trouwens nog iets willen tonen.’
‘Goed,’ zegt ze tenslotte resoluut.
De gelagzaal is ruim, het ruikt er heerlijk naar wafels. In een hoek spelen enkele tieners op een Amerikaans biljart. Ik volg Estella naar een tafel die langs een op een tuintje uitgevend raam staat. Ze heeft ranke benen met lange spieren. Ze bestelt een tee en een wafel met fruit en slagroom, ik houd het bij een koffie. Tien meter van ons zingt een merel op de hoogste twijg van een jonge treurwilg. Estella heeft het ook gezien. ‘Sommige juryleden zouden zelfs durven beweren dat zo'n vogel vals zingt,’ zegt ze ernstig.
‘En ze zouden nog eerlijk zijn ook, als dat gezang hun werkelijk vals in de oren klinkt,’ mijmer ik. ‘Er zijn geen twee identieke mensen, en elk oordeel is subjektief. De ware verantwoordelijke voor een uitslag is de man die de jury samenstelt.’
‘Ja,’ zegt ze traag. ‘Ja, maar toch blijft wat wij muziek noemen gebonden aan een aantal noten, een aantal oktaven, een ritme... en zang is dan het zuiver vertolken van deze muziek met het instrument van de stem... Dat betekent dat er toch maatstaven, criteria zijn om kritiek, dus depreciatie of appreciatie, te kunnen uiten... weergeven in een waarderingscijfer.’ ‘Inderdaad, maar worden er ook geen punten toegekend voor de keuze van het lied, de presentatie, de uitspraak?’
‘Ja...’
‘Je gelooft toch niet dat een all-round kunstkriticus er zich toe leent om in een plattelandsdorp in een jury van een zangwedstrijd te zetelen?’ Estella's gezicht betrekt, ze bijt met de voortanden op haar onderlip. ‘Je zei dat je me nog wat wilde tonen...’