‘Awoert!’ roept de fat naast mij ostentatief.
‘Homunculus!’ brul ik in zijn gezicht.
Hij begrijpt me niet; hij grijnst, hoogrood, en doet teken aan de barkeeper dat hij me nog eens mag inschenken.
Estella is met een flauwe glimlach in haar bleek gelaat van het podium gekomen. Niemand besteedt nog enige aandacht aan haar. Ze aarzelt even, en gaat dan in de richting van de lavatory. Ik zet mijn glas op het buffet, duw de kletsmeiers vóór mij opzij, en ga haar achterna. In de ruime wasgelegenheid staat ze voor de spiegel. Ik zie tranen in haar ogen. ‘Voor het inferno van de moderne jeugd: spaar ons, Heer!’ zeg ik melodramatisch, in een poging om te schertsen. ‘Je gooit geen paarlen voor de zwijnen, Estella Hanoch...’ ‘Ik houd ermee op,’ zegt ze bijna huilerig. Ze plaatst haar gitaar tegen de met lichtblauwe faïencetegels bezette muur.
Ik kijk haar aan in de spiegel. Ze is ongelooflijk rank en frêle. ‘Vooral nu, na wat hier gebeurd is, zou ik ermee doorgaan. Je mag een hobby of een ambitie nooit laten doodlopen in een desillusie: dat kweekt bitterheid, verbittering zelfs.’
Ze haalt diep adem en zucht. ‘Ik rijd naar huis.’
‘Weet je dat ik zelfs nog deelneem aan atletiekwedstrijden?’ Ze draait zich naar me toe en poogt te glimlachen. ‘Daar wint wie het hardst loopt.’
‘Maar ik loop bijlange niet meer het hardst, wat betekent dat ik soms ook af te rekenen krijg met het leedvermaak of de spot van jonge snoeshanen... Enfin, de vergelijking gaat niet op, is misplaatst, want jij bent hier wél de beste, alhoewel je tekortschiet naar de beoordelingsmaatstaven van dat plebs hier... Ze willen spektakel, lawaai, trammelant, kunstenmakerij... maar geen kunst. Hun smaak is niet ontwikkeld, en ze zijn daarenboven geamerikaniseerd, zodat hun tenslotte weinig verwijt treft...’
‘Dat weet ik ook wel,’ zegt ze zacht.
‘Heb je geen zin om hier ergens in de buurt, in een rustige gelegenheid, een koffie of een tee te gaan drinken en wat te babbelen?’